RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <一>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
De weergave van het Japans van de resultaten hieronder is gespeld in een vorm van
waapuro-spelling. De spelling komt overeen met de originele spelling in
hiragana in het Japans. De verschillen met de
Hepburn-spelling van de overige resultaten zijn eenvoudig:
spelling |
uitspraak |
uu |
lang aangehouden /oe/ (Hepburn spelling: ū) |
ou |
lang aangehouden /o/ (Hepburn spelling: ō) |
(soms, als in 酔う you "dronken zijn") uitspraak: /o/ + /oe/ |
ei |
lang aangehouden /ee/ (dit is identiek in Hepburn spelling) |
ha |
/ha/ (identiek aan Nederlands en Hepburn spelling) |
alleen voor het partikel は: uitspraak /wa/ |
he |
/he/ (identiek aan Nederlands en Hepburn spelling |
alleen voor het partikel へ: uitspraak /e/ |
[verberg]
一々ichiichi (1) een voor een; (2) alles; elk afzonderlijk; alles zonder uitzondering; iedereen; (3) in detail; in bijzonderheden; volledig; volkomen
一から十までichikarajuumade van a tot z; zeer gedetailleerd; in al z'n bijzonderheden; door en door; [Belg.N.] van naaldje tot draadje
一か八かichikabachika alles of niets; erop of eronder; pompen of verzuipen; de dood of de gladiolen; quitte of dubbel; het moet galgen of burgemeesteren
一か八かのichikabachikano alles-of-niets …; … waarbij veel op het spel staat
一か八かやってみるichikabachikayattemiru z'n geluk beproeven; een poging wagen; een lukrake poging doen; risico's nemen; het erop wagen
一ころichikoro met gemak gewonnen spel; makkie
一ころでやっつけるichikorodeyattsukeru inmaken; afdrogen; gemakkelijk verslaan; in de pan hakken; de vloer met iemand aanvegen; geen kind hebben aan
一つ ; 1つhitotsu (1) één; eentje; [per] stuk; (2) enkel ~; slechts ~; alleen ~; [met negatie] zelfs geen ~ [suffix dat het voorafgaande substantief beperkt of beklemtoont]; (3) één en hetzelfde; één en dezelfde; een geheel; iets eenders; (4) ten eerste; primo; om te beginnen [gebruikt bij het opgeven van één uit meerdere alternatieven]; (5) eens (even); eens (effen); (6) alstublieft; alsjeblieft [als lichte aandrang bij een verzoek]
一つになるhitotsuninaru één worden; samenvallen; samensmelten; samengaan; samenkomen; vergroeien; zich verenigen; zich bij elkaar aansluiten; een geheel vormen; een unie vormen; fuseren
一つの意味しか持たないhitotsunoimishikamotanai maar één betekenis hebbend; slechts voor één uitleg vatbaar; ondubbelzinnig; eenduidig
一つを除いてすべてhitotsuwonozoitesubete (1) allen op één na; (2) alle op één na
一つを除いて皆hitotsuwonozoitemina (1) allen op één na; (2) alle op één na
一つ一つhitotsuhitotsu één voor één; stuk voor stuk; één tegelijk; elk afzonderlijk; apart; respectievelijk; onderscheidenlijk
一の院ichinoin [pol.] eerste; voornaamste teruggetreden keizer
一も二もなくichimonimonaku (1) zonder mopperen; aarzelen; aarzeling; zonder zich te bedenken; prompt; gewillig; (2) vlakaf; botweg; regelrecht; zonder omhaal; vastberaden
一を聞いて十を知るichiwokiitejuuwoshiru ± een goed verstaander heeft maar een half woord nodig; een goed verstaander heeft aan een half woord genoeg; vlug van begrip zijn; bij de pinken zijn
一コリichikori [bijb.] De eerste brief aan de Korintiërs; [afk.] 1 Kor.
一テサichitesa [bijb.] De eerste brief aan de Tessalonicenzen; Thessalonicenzen; [verk.] 1 Tessalonicenzen; Thessalonicenzen; [afk.] 1 Tes.; [afk.] 1 Thess.
一テモichitemo [bijb.] De eerste brief aan Timoteüs; Timotheus; [verk.] 1 Timoteüs; Timotheus; [afk.] 1 Tim.
一ペトichipeto [bijb.] De eerste brief van Petrus; [verk.] 1 Petrus; [afk.] 1 Pe.; [afk.] 1 Pt.; [afk.] 1 Petr.
一ページ当たりippeejiatari per pagina; per bladzijde
一マカichimaka [bijb.] het eerste boek Makkabeeën; Maccabeeën; [verk.] 1 Makkabeeën; Maccabeeën; [afk.] 1 Mak.; [afk.] 1 Macc.
一ヨハichiyoha [bijb.] De eerste brief van Johannes; [verk.] 1 Johannes; [afk.] 1 Joh.; [afk.] 1 Jo.
一リーグ制ichiriigusei [honkb.] eenligastelsel; eenligasysteem
一丁 ; 一挺 ; 一梃itchou (1) [鋤~] één spade; één ploeg; [鍬~] één schoffel; [鋸~] één zaag; [櫓; 櫂~] één roeiriem; één roeispaan; [槍~] één speer; [銃~] één geweer; [墨~] één inktblokje; [三味線~] één shamisen; [剃刀~] één scheermesje; [蝋燭~] één kaars; [鋏~] één schaar; (2) [駕籠~] één palankijn; [人力車~] één riksja; (3) [料理肴~] één portie; één schotel; één bord; één bestelling; [酒~] één glas; (4) [豆腐~] één blok; (5) [書物の] boekblad; (6) [将棋~] één partijtje; één spelletje; (7) [楊弓; 大弓で] score van honderd; (8) [ton.] ratelslag [kondigt een coup de théâtre of het einde van het stuk aan]; (9) welnu; wel; nu; nou
一万ichiman tienduizend
一万円ichimanen tienduizend yen
一世を風靡するisseiwofuubisuru een tijd beheersen; domineren; een generatie in z'n ban houden; de wereld aan z'n voeten werpen
一世一代isseichidai (1) enige keer in z'n leven; [~の] grootste … in heel z'n leven; (2) [kabuki; nō] afscheidsoptreden; afscheidsvoorstelling; (3) [nō] eenmalig door het shogunaat aan een nō-meester toegestane vergunning tot een benefietoptreden
一世issei (1) regeerperiode; regeringsperiode; tijdperk; (2) tijd waarin iemand leefde; iemands tijd; bestaan; generatie; (3) de eerste; I [ter onderscheiding van iemands latere naamgenoten]; (4) eerste generatie nieuwkomers
一世isse (1) [boeddh.] ekādhvan; ekādhvika; eka-kālikā; één der drie bestaansdimensies; [i.h.b.] huidig bestaan; tegenwoordige tijd; (2) mensenleven; levenstijd; heel z'n leven; (3) probandus; (4) ouder-kindgeneratie
一世hitoyo een mensenleven; heel z'n leven
一両日ichiryoujitsu een dag of twee
一両日中にichiryoujitsuchuuni binnen een dag of twee; de komende dagen; dezer dagen
一丸ichigan (1) [~となって] eendrachtig; eensgezind; en bloc; als één man; en masse; (2) één kogel; één schot
一了簡hitoryouken gedachte; beschouwing; overweging; overdenking
一事ichiji één zaak; geval; aangelegenheid; gebeurtenis; voorval
一事が万事ichijigabanji ± aan de klauw kent men de leeuw [= een klein onderdeel volstaat om zich de gehele zaak te kunnen voorstellen]; [Lat.] ex ungue leonem; [Lat.] ex pede Herculem
一事不再議ichijifusaigi [~の原則] [jur.; pol.] het principe; volgens welke een verworpen wetsontwerp; wetsvoorstel niet tijdens dezelfde zittingstijd opnieuw ingediend kan worden
一二ichini (1) één of twee; een paar; enkele; enige; een klein aantal; (2) eerste en tweede plaats
一二に及ばずichininioyobazu zonder in bijzonderheden te treden; zonder zich bij de details op te houden
一二を争うichiniwoarasou strijden om de eerste plaats; in de topklasse zitten; als een van de beste gelden
一二度ichinido een keer of twee; een paar keer; zo nu en dan; af en toe; van tijd tot tijd
一人でhitoride alleen; op z'n eentje; in z'n eentje
一人のhitorino enig; één; eenpersoons-
一人一人 ; 一人ひとりhitorihitori (1) één voor één; één (persoon) tegelijk; de één na de ander; man voor man; stuk voor stuk; successievelijk; (2) elk; ieder; elkeen; iedereen
一人乗りichininnori [~の] eenpersoons-; voor één persoon; berijder; rijder; bestuurder; chauffeur; piloot
一人乗りの飛行機ichininnorinohikouki eenpersoonsvliegtuig
一人二役hitorifutayaku één persoon die twee toneelrollen; een dubbelrol speelt
一人会社ichiningaishya eenmanszaak; eenmansbedrijf; eenpersoonsbedrijf; eenmansvennootschap; eenpersoonsvennootschap
一人前になるichininmaeninaru tot volle wasdom komen; volwassen worden; een volwassen man; vrouw worden; de mannelijke leeftijd bereiken; zich volledig ontwikkelen; volledig ontwikkeld worden; op (z'n) eigen benen staan; onafhankelijk worden; z'n sporen verdienen; volleerd worden
一人前のichininmaeno (1) voor één persoon; (2) volwassen; ten volle ontwikkeld; zelfstandig; onafhankelijk; fatsoenlijk; behoorlijk; respectabel; bevoegd; professioneel; gevestigd; volwaardig
一人前 ichininmae (1) [食物~] één portie; (2) volwassenheid; onafhankelijkheid
一人区ichininku [pol.] kiesdistrict met één vertegenwoordiger; enkelvoudig kiesdistrict; uninominale kieskring
一人当たりhitoriatari per persoon; per hoofd; elk
一人息子hitorimusuko enige zoon
一人旅hitoritabi eenmansreis; soloreis; het alleen reizen
一人相撲 ; 独り相撲hitorizumou (1) eenmanssumō; (2) [fig.] donquichotterie; tegen windmolens vechten; tegen een schaduw; hersenschim vechten
一人称ichininshyou [spraakk.] eerste persoon
一人船室ichininsenshitsu eenmanshut; eenmanscabine
一人ichijin keizer
一人ichinin (1) één mens; één persoon; (2) [ritsuryō] minister ter rechterzijde; udaijin; (3) eenmans-; eenpersoons-
一人hitori (1) één persoon; één iemand; eentje; (2) op z'n eentje; in z'n eentje; alleen; zelf; [inform.] in zijn uppie; op eigen houtje; op zijn eigen; solo; (3) [~…ない] niet louter en alleen …; niet enkel …
一介ikkai (1) [~の] slechts; alleen maar; niet meer dan; enkel; louter en alleen; (2) [~の] onbeduidend; onbetekenend; onbelangrijk; onaanzienlijk; simpel; eenvoudig
一仏世界ichibutsusekai [boeddh.] ekabuddhakṣetra
一仕事hitoshigoto (1) stuk werk; werkje; karwei; klus; taak; opdracht; (2) zwaar werk; pittige klus; lastig karwei; vervelend karweitje; hele opgave; hele kluif; geen sinecure
一仕事するhitoshigotosuru (1) wat werken; een werkje; karweitje; klusje; zaakje opknappen; (2) een pittige klus opknappen; een lastig karweitje doen
一代ichidai (1) één generatie; één mensenleven; (2) iems. levensduur; levenstijd; (3) die tijd; die generatie
一代記ichidaiki biografie; levensbeschrijving; levensgeschiedenis; levensverhaal
一件ikken aangelegenheid; kwestie; zaak; geval; affaire
一件落着ikkenrakuchaku de zaak is afgehandeld; dat is een bekeken zaak; de zaak heeft haar beslag gekregen; het incident is gesloten; daarmee is de kous af; dat was het dan; dat zit erop
一任ichinin toevertrouwing; het overlaten; het in overweging geven
一任するichininsuru toevertrouwen; overlaten (aan iemands oordeel; beoordeling); in overweging geven; in handen geven; overdragen
一休みhitoyasumi korte pauze; adempauze; ogenblikje rust
一休みするhitoyasumisuru even uitblazen; een beetje uitrusten; wat rusten; kort pauzeren; even op adem komen
一会ichie (1) een bijeenkomst; een vergadering; (2) [boeddh.] congregatie; dharmasaṃgīti; (3) een ontmoeting
一位 ; イチイ (bet. 3)ichii (1) eerste plaats; eerste rang; kop; toppositie; top; nummer één; (2) [rekenk.] eenheid; eenheden; (3) [plantk.] Japanse taxus; Taxus cuspidata
一位を占めるichiiwoshimeru de eerste plaats innemen; op één staan; bovenaan staan; de beste zijn
一位擬ichiimodoki [plantk.] Californische sequoia; kustmammoetboom; kustsequoia; Sequoia sempervirens
一体となってittaitonatte als één man; collectief; en bloc; in één stuk
一体にittaini in het algemeen; over het algemeen; over het algemeen gesproken; alles welbeschouwd; over het geheel genomen; alles samengenomen; in de regel; gemiddeld; gemiddeld beschouwd
一体化ittaika eenmaking; unificatie; integratie; het maken tot een geheel
一体化するittaikasuru één maken; unificeren; tot eenheid brengen; tot een geheel maken; integreren
一体性ittaisei eenheid; het één zijn
一体感ittaikan (1) gevoel van eenheid; (2) het gevoel erbij te horen; er thuis te zijn; groepsgevoel; gemeenschapsgevoel
一体ittai (1) (één) lichaam; eenheid; (2) standbeeld; sculptuur; (3) stijl; vorm; trant; (4) [in combinatie met een vraagwoord] in hemelsnaam; in godsnaam; verdorie; nu eigenlijk; (5) om de waarheid te zeggen; per slot van rekening; strikt genomen
一例ichirei een voorbeeld; een geval; een illustratie
一例を挙げるとichireiwoageruto bijvoorbeeld; om maar eens iets te noemen; om maar een dwarsstraat te noemen
一価ikka [chem.] monovalentie; eenwaardigheid
一価のikkano [chem.] monovalent; eenwaardig
一個 ; 一箇ikko één stuk; één exemplaar; één item; eentje
一個100円ikkohyakuen elk 100 yen; 100 yen het stuk
一億ichioku (1) honderd miljoen; (2) [fig.] de gehele Japanse bevolking; de Japanse natie
一元ichigen (1) één beginsel; één element; monisme; [Ind.fil.] advaita; (2) één periodenaam; één troonnaam; (3) [wisk.] één onbekende; variabele
一元化するichigenkasuru centraliseren; in één punt samenbrengen
一元的ichigenteki eendimensionaal; gecentraliseerd; [fil.] monistisch
一元論ichigenron (1) [fil.] monisme; (2) [biol.] monofyletisme
一元論者ichigenronshya [fil.] monist
一先ずhitomazu alvast; vast; voorlopig; even; voor het ogenblik; voorshands; vooreerst
一党ittou (1) bende; kliek; gezelschap; (2) [pol.] een partij; (3) [Jap.gesch.] samoeraiclan
一党独裁ittoudokusai [pol.] eenpartijdictatuur
一入hitoshio (1) nog meer; nog -er; extra; bijzonder; (2) verving; onderdompeling in een verfbad
一円ichien (1) heel het gebied; de hele regio; (2) één yen; (3) Ichien; (4) integraal; volledig; helemaal; geheel; (5) [~…ない] helemaal; absoluut; volstrekt … niet
一冊issatsu [本~] één boek; één exemplaar; [帳面~] één notitieboekje
一再issai één of twee keer; een- of tweemaal
一再ならずissainarazu herhaalde malen; meermaals; telkenmale; telkens; steeds opnieuw; iedere keer; bij herhaling; strijk-en-zet; uit-en-ter-na
一刀ittou (1) een zwaard; katana; (2) één zwaardhouw; zwaardslag
一刀両断ittouryoudan (1) met een zwaardhouw in twee klieven; met een slag in tweeën verdelen; (2) de knoop doorhakken; een kordate beslissing nemen; doortastend optreden
一刀両断にするittouryoudannisuru (1) met één zwaardhouw in twee klieven; met één slag in tweeën verdelen; (2) de knoop doorhakken; een kordate beslissing nemen; doortastend optreden; flink; ferm aanpakken; uitvoeren zonder er omheen te draaien; de koe bij de hoorns vatten; pakken
一刀流ittouryuu Ittō-ryū; [lett.] eenzwaardschool
一分の官ichibuno [ritsuryō] ± documentalist
一分一厘ichibuichirin [~もない] geen ziertje
一分一厘の狂いもないichibuichirinnokuruimonai absoluut; helemaal geen afwijking vertonen; tot op de millimeter nauwkeurig zijn; op-en-top perfect zijn; volstrekt niets mankeren
一分一厘違わないichibuichirinchigawanai helemaal niet verschillen; exact; precies; volkomen hetzelfde zijn; identiek zijn
一分金ichibukin [muntw.] kwart van een ryō-goudstuk
一分銀ichibugin [muntw.] kwart van een ryō-zilverstuk
一分ichibu (1) één tiende van een sun [= ± 3,03 cm]; (2) een percent; procent; één honderdste; (3) een tiende; (4) een fractie; (5) [muntw.] kwart van een ryō-goudstuk; (6) [muntw.] kwart van een ryō-zilverstuk; (7) [ritsuryō] ± documentalist
一分ippun (1) één fun [ca. 0,375 gram; het tiende deel van een monme 匁; het tienvoud van een rin 厘]; (2) één minuut
一切のissaino alle …; al de; het …; de; het hele …; de; het volledige …; heel de; het …; geheel de; het …; elke …; de; het totale …
一切れhitokire (1) plak; plakje; snee; sneetje; schijf; schijfje; moot; mootje; [w.g.] tranche; [gew.] schel; [gew.] schelletje; (2) eenmalige verhouding; onenightstand
一切合切issaigassai de hele boel; het hele zaakje; de hele handel; de hele santenkraam; [Belg.N.] santenboetiek; het hele zootje; het hele hebben en houden; alles bij elkaar
一切issai (1) alles; het geheel; de hele boel; rimram; santenkraam; [Belg.N.] santenboetiek; (2) [~ない] geenszins; in genen dele; niet in het minst; volstrekt; absoluut; helemaal niet
一列ichiretsu lijn; rij; file; queue; [mil.] rot; [gew.] root
一列に並ぶichiretsuninarabu in een rij gaan staan; in het gelid gaan staan; een rij vormen; een haag vormen; zich rijen
一列に並んでichiretsuninarande in een rij; op rij
一別ichibetsu afscheid; laatste; vorige ontmoeting
一別以来ichibetsuirai sinds ons afscheid; sedert we elkaar voor het laatst zagen
一利ichiri een voordeel; een pluspunt
一利一害ichiriichigai voor- en nadelen; voors en tegens
一刻ikkoku (1) moment; ogenblik; poosje; tijdje; (2) koppig; stug; stijfkoppig; eigenwijs; onbuigzaam; halsstarrig; eigenzinnig; obstinaat; (3) heethoofdig; opvliegend; driftig; choleriek
一刻も早くikkokumohayaku onverwijld; zo snel; spoedig; gauw mogelijk; ten spoedigste; zo vlug als maar enigszins mogelijk is; op kortst mogelijke termijn; beter; liever vandaag dan morgen; asap; z.s.m.
一刻を争うikkokuwoarasou geen seconde te verliezen hebben; dringend zijn; urgent zijn
一刻千金ikkokusenkin ± tijd is geld
一割ichiwari tien procent; tien percent; 10%
一助ichijo enige hulp; een zekere bijstand
一助となるichijotonaru enigszins baten; hulp bieden; verlenen; te hulp komen; voor iets dienstig zijn; een steun zijn; een handje helpen; kunnen meehelpen; z'n duit in het zakje doen; z'n steentje bijdragen; dat zet zoden aan de dijk
一包みhitotsutsumi (1) één pak(je); één pakket; één bundel; (2) [geneesk.] één capsule; één cachet; (3) [Edo-periode] honderd ryō 両 goudstukken
一匹 ; 一疋ippiki (1) één hiki [lengtemaat voor stoffen; ca. 22,8 m]; (2) één dier; één beest; (3) één hiki [rekenmunt ter grootte van tien mon 文]; (4) [inform.; min.] één persoon; één (iemand); eentje
一匹狼ippikiookami eenzame wolf; eenzelvig mens; eenling; [Belg.N.] eenzaat; einzelgänger; solitair; niemandsvriend; loner
一半ippan helft; half; halfje
一半のippanno gedeeltelijk; partieel; deel-
一半はippanha gedeeltelijk; deels; partieel
一卵性ichiransei [~の] eeneiig
一卵性双生児ichiranseisouseiji eeneiige; identieke tweeling
一厘ichirin (1) [lengtemaat] één rin [= 0,01 sun 寸 of 0,1 bu 分 of ± 0,03 cm]; (2) [gewichtseenheid] één rin [= 0,01 monme 匁 of ± 0,0375 g]; (3) [rekenmunt] één rin [= duizendste deel van een yen]; (4) één promille [= tiende deel van een procent]
一口分hitokuchibun mondvol; hap; beet
一口hitokuchi (1) mondvol; mondjevol; mondje; hap; hapje; beet; beetje; brok; brokje; (2) slok; slokje; teug; teugje; gulp; gulpje; nip; nipje; (3) woord; woordje; [meton.] mondje; (4) belang; deelneming; participatie; (5) [寄付の] schijf; tranche
一句ikku (1) één haikugedicht; (2) één versregel; (3) één passage
一号ichigou nummer een; één; de eerste
一同ichidou (1) allen; iedereen; eenieder; (2) identiek; hetzelfde; (3) eenparig; eensgezind; uno animo; unaniem; eendrachtig
一同退場ichidoutaijou [ton.] allen af
一名ichimei (1) één persoon; één (iemand); eentje; (2) één naam; één benaming; (3) alias; pseudoniem; bijnaam
一向にikkouni [~…ない] helemaal; überhaupt; absoluut; in allen dele; allesbehalve
一向ikkou [~…ない] helemaal; überhaupt; absoluut; in allen dele; allesbehalve
一吹きhitofuki stoot; ademstoot; vlaag; puf; zuchtje; blaas
一吹きするhitofukisuru [m.b.t. walvisachtigen] (via het spuitgat) naar buiten spuiten; met kracht uitstoten; omhoog spuiten
一周isshyuu ronde; tour; [i.h.b.] rondreis; [sportt.] baanronde
一周するisshyuusuru rondgaan; rondreizen; omgaan; draaien om; roteren; in een kring gaan; toeren; [舟で] varen rond; om
一周年isshyuunen (1) een vol jaar; (2) [~記念祭; 記念日] de eerste verjaardag
一周忌isshyuuki eerste verjaardag van iemands dood
一味するichimisuru klieken; samenklieken; een kliek; bende; coterie (gaan) vormen
一味ichimi (1) bende; gang; kliek; coterie; troep; stelletje; zootje; (2) één smaak; (3) [Chin.geneesk.] één geneesmiddel; (4) [boeddh.] ekarasa [= gelijkheid van Boeddha's leer]
一味hitoaji (1) smaakje; (2) tikje; ietsjes; tikkeltje
一命ichimei (1) een leven; (2) een bevel
一命を取り留めるichimeiwotoritomeru gespaard blijven; de dood ontlopen; aan de dood ontsnappen; ontkomen; aan de dood ontrukt worden
一品料理ippinryouri (1) [cul.] à-la-cartegerecht; (2) [cul.] eengangsmaaltijd
一品料理のメニューippinryourinomenyuu [cul.] à-la-cartemenu; à-la-cartekaart
一品料理を食べるippinryouriwotaberu [cul.] eten; dineren à la carte
一品ippin (1) [hand.] één artikel; product; één stuk koopwaar; handelswaar; (2) [cul.] één gerecht; schotel; gang; (3) het fijnste; lekkerste; beste; het neusje van de zalm
一品ippon (1) [ritsuryō] hoogste hofrang; (2) [boeddh.] een hoofdstuk; afdeling uit een soetrarol; varga; ekaḥ; prakāra; (3) [boeddh.] één der negen sferen van het boeddhistische paradijs
一員ichiin lid; lidmaat
一問ichimon één vraag; vraagstuk
一問一答ichimonittou vragen en antwoorden; Q&A
一問一答形式ichimonittoukeishiki vraag-en-antwoordvorm
一善ichizen een goede dienst; daad; iets goeds
一喜一憂ikkiichiyuu nu eens blij; dan weer bekommerd; afwisselend verheugd en bezorgd
一喜一憂するikkiichiyuusuru nu eens blij; dan weer bekommerd zijn; afwisselend verheugd en bezorgd zijn; tussen hoop en vrees zweven; dobberen
一喝ikkatsu brul; afblaffing; snauw; schreeuw; uitvaring
一喝するikkatsusuru een brul geven; afblaffen; snauwen; tieren; schreeuwen; uitvaren
一回にikkaini … tegelijk; per keer …
一回りhitomawari (1) ronde; rondje; toer; (2) [astrol.] (twaalfjaarlijkse) cyclus; (tijdkring van) twaalf jaar; (3) armvol; (4) maat; maatje; (5) periode van zeven dagen; week
一回りするhitomawarisuru een rondje lopen; een tochtje; toer maken; z'n ronde doen; rondgaan; eenmaal gaan om; in de rondte gaan; een cyclus doorlopen
一回分ikkaibun (1) [薬の~] dosis; (2) [分割払いの~] termijn
一回戦ikkaisen (1) de eerste wedstrijd; openingswedstrijd; (2) de eerste ronde
一回転ikkaiten (1) één omwenteling; één rotatie; (2) één cyclus
一回ikkai één keer; één maal; eenmaal
一因ichiin een oorzaak; reden; één van de oorzaken; redenen
一団ichidan bende; groep; troep; gezelschap; kring; stel; partij; korps; [m.b.t. boeven] gang; [inform.] zootje
一国ikkoku (1) een land; een natie; (2) heel het land; heel de natie; (3) een provincie; een domein; (4) driftig; opvliegend; cholerisch; choleriek; heethoofdig; (5) eigengereid; balsturig; koppig; eigenwijs; eigenzinnig
一国一城の主ikkokuichijounoaruji (1) leenheer; leenvorst; daimio; (2) [fig.] iemand die z'n eigen heer en meester is; onafhankelijke; [i.h.b.] zelfstandig zakenman; zelfstandige
一国平和主義ikkokuheiwashyugi pacifisme in één land [= politiek van niet-inmenging in conflicten tussen andere staten]
一国社会主義ikkokushyakaishyugi socialisme in één land
一城ichijou (1) een kasteel; een fort; een slot; een burcht; (2) een versterkte stad; (3) heel het kasteel; fort; slot; heel de burcht; (4) heel de versterkte stad
一堂ichidou (1) één tempel; heiligdom; hal; zaal; (2) één plaats; ruimte; lokaal; gebouw; plek
一堂に会するichidounikaisuru zich in een plaats verzamelen; op één plek bijeenkomen; onder één dak samenkomen
一報ippou (1) kennisgeving; inlichting; bericht; mededeling; (2) eerste melding
一報するippousuru informeren; inlichten; verwittigen; op de hoogte stellen; brengen; kennis geven; in kennis stellen; laten weten; berichten
一塁ichirui (1) één fort; één vesting; één bastion; (2) [honkb.] eerste honk
一塁ゴロichiruigoro [honkb.] grondbal naar de eerste honkman
一塁側ichiruigawa [honkb.] eerste honkkant; eerste honkzijde
一塁側スタンドichiruigawasutando [honkb.] rechtertribune; tribune aan de eerste honkkant
一塁側ダッグアウトichiruigawadagguauto [honkb.] rechter dug-out; dug-out aan de eerste honkkant
一塁手ichiruishyu [honkb.] eerste honkman
一塁手をやるichiruishyuwoyaru [honkb.] eerste honkman zijn; op het eerste honk spelen
一塁打ichiruida [honkb.] honkslag
一塁打を打つichiruidawoutsu [honkb.] een honkslag slaan
一塁線ichiruisen [honkb.] eerste honklijn
一塁走者ichiruisoushya [honkb.] eerste honkloper
一変ippen volkomen; radicale; ingrijpende verandering; totale wijziging; omslag; ommekeer
一変するippensuru volkomen; radicaal; ingrijpend; totaal veranderen; geheel wijzigen; omslaan; een transformatie ondergaan; [病勢が] een (nieuwe) wending nemen
一夕isseki een avond
一夜の宿を請うichiyanoyadowokou om een nacht logies vragen; verzoeken
一夜の宿を貸すichiyanoyadowokasu een nacht logies verschaffen; iemand een nachtje onder dak brengen
一夜を過ごすichiyawosugosu overnachten; de nacht doorbrengen; blijven slapen; een nachtje overblijven
一夜漬けichiyazuke (1) [cul.] overnacht ingemaakte groente; (2) [fig.] haastwerk; nachtwerk; nachtstudie; nachtje stampwerk; (3) [ton.] prompte dramatisering van een actuele gebeurtenis
一夜ichiya (1) een nacht; (2) op een nacht; op zekere nacht
一夜hitoyo (1) één nacht; (2) een nacht; een zekere nacht; (3) de hele nacht; heel de nacht
一大ichidai groot; zeer belangrijk; gewichtig
一大事ichidaiji (1) gewichtige; ernstige; serieuze zaak; zaak van groot gewicht; belang; belangrijke gebeurtenis; vitale kwestie; bijzonder gebeuren; iets belangrijks; [i.h.b.] crisis; noodgeval; (2) [boeddh.] grote gebeurtenis [= komst van boeddha als verlosser van de mensheid]; (3) [boeddh.] het belangrijkste [= het bereiken van de verlichting]
一大決心ichidaikesshin zwaarwegende; cruciale; grote beslissing
一天itten (1) heel de hemel; (2) heel de wereld; de maatschappij; het ondermaanse
一夫ippu (1) één man; (2) één echtgenoot; (3) één krijgsman; één samoerai
一夫一妻ippuissai monogamie
一夫一婦ippuippu monogamie
一夫一婦のippuippuno monogaam
一夫一婦主義ippuippushyugi monogamie
一夫一婦主義者ippuippushyugishya monogamist
一夫多妻ipputasai polygamie; veelwijverij
一夫多妻のipputasaino polygaam; met meerdere echtgenoten
一夫多妻主義ipputasaishyugi polygynie; veelwijverij; meerwijverij; polygamie
一夫多妻主義者ipputasaishyugishya polygynist; polygamist; polygame man
一妻issai monogynie
一妻多夫issaitafu polyandrie; veelmannerij
一姫二太郎ichihimenitarou eerst een dochter en dan een zoon; ± rijkeluiswens; ± koningswens
一婦ippu (1) één vrouw; (2) één echtgenote
一字ichiji (1) één teken; één karakter; één letter; (2) het karakter ichi 一; (3) [Jap.gesch.] karakter uit de persoonlijke naam van een patroon die aan een begunstigde verleend wordt; (4) vierde deel van een mon; kwartje; (5) [fig.] gering bedrag; stuiver; (6) één uur; één uur durend
一字一句ichijiikku elk woord en elke passage; [~たがえずに] letterlijk; woord voor woord; woordelijk; verbatim; naar de letter
一存ichizon eigen; persoonlijke mening; eigen goeddunken; eigen beoordeling; persoonlijk idee
一存でichizonde op z'n eigen oordeel af; naar eigen goeddunken; goedvinden; inzicht; op eigen verantwoordelijkheid
一学期ichigakki eerste trimester; semester van een academiejaar
一定するitteisuru vastleggen; bepalen; vastzetten; uniformeren; standaardiseren; consolideren
一定のitteino (1) onveranderlijk; vast; zeker; bepaald; voorgeschreven; gevestigd; gezet; regelmatig; standvastig; (2) gelijkvormig; uniform
一定量itteiryou een zekere hoeveelheid; dosis; vaste hoeveelheid
一定額itteigaku bepaald bedrag; zeker bedrag; vast bedrag
一定ichijou (1) zekerheid; gewisheid; (2) met zekerheid; zeker; waarlijk; voorwaar; wis en waarachtig; vast
一定ittei (1) onveranderlijkheid; (2) gelijkvormigheid; uniformiteit; eenvormigheid; (3) onveranderlijk; vast; zeker; bepaald; voorgeschreven; gevestigd; gezet; regelmatig; standvastig; (4) gelijkvormig; uniform
一室isshitsu (1) één kamer; een kamer; (2) dezelfde kamer; de betreffende ruimte
一宮ichinomiya Ichinomiya
一害ichigai een nadeel; een minpunt
一家を成すikkawonasu (1) een gezin stichten; (2) school maken; z'n roem vestigen
一家を立てるikkawotateru (1) een gezin stichten; (2) school maken; z'n roem vestigen
一家団欒ikkadanran familiekring; gezellig huiselijk samenzijn; bijeenzijn onder familie
一家心中ikkashinjuu familiedrama; gezinsdrama
一家言ikkagen onafhankelijke opinie; eigen ideeën; persoonlijk standpunt
一家ikka (1) familie; de gehele familie; (2) huis; huishouden; (3) stijl
一審isshin [jur.] eerste aanleg; eerste instantie
一審裁判所isshinsaibanshyo [jur.] rechtbank van eerste aanleg
一寸の光陰軽んずべからずissunnokouinkaronzubekarazu [lett.] zelfs een ogenblikje tijd mag je niet versmaden; ± de tijd vliegt snel; gebruikt hem wel
一寸の虫にも五分の魂issunnomushinimogobunotamashii [lett.] zelfs een beestje van een duim heeft een ziel van een halve duim; ± plaag nooit dieren voor de gein; ze voelen net als jij de pijn; ± zelfs het nederigste wezen heeft zijn gevoeligheden; [Lat.] habet et musca splenem
一寸先issunsaki [lett.] een duim verderop; [fig.] heel vlakbij; allernaast
一寸先は闇issunsakihayami ± tussen beker en lippen kan nog heel wat ontglippen; ± tussen lip en beker is nog veel onzeker [= zelfs de allernaaste toekomst is onzeker]
一寸法師issunboushi (1) ± Klein Duimpje; (2) kleinduimpje; dwerg; pygmee; mannetje; lilliputter
一寸issun (1) een sun; een Japanse duim [= lengtemaat van ca. 3,03 cm]; (2) [fig.] korte afstand; tijdspanne; afmeting; geringheid
一寸 ; 鳥渡chotto (1) (een) beetje; wat; een tikkeltje; ietsje(s); een tikje; iets; een weinig; ietwat; lichtjes; lichtelijk; enigszins; even; eventjes; (een) ogenblikje; (een) momentje; (2) nogal; best (wel); vrij; tamelijk; behoorlijk; (3) (niet enz.) zomaar; (niet enz.) meteen [i.c.m. negatie]; (4) hé; hei; hallo (daar); excuseer; hoor eens; [i.h.b.] kom eens
一対ittsui een paar; duo; koppel; tweetal; stel
一対一ichitaiichi (1) [~の] een op een; (2) [~で] van man tot man; onder vier ogen
一対一の対応ichitaiichinotaiou overeenkomst op elk punt
一将功成りて万骨枯るisshyoukounaritebankotsukaru [lett.] waar een generaal succes behaalt verweren tienduizend kadavers [= het succes van grote leiders gaat ten koste van vele slachtoffers]
一尉ichii (1) [mil.] kapitein; (2) [mil.] luitenant-ter-zee
一層issou (1) nog meer; (2) zoveel te meer
一巡ichijun cyclus; ronde; rondgang; rondje
一巡するichijunsuru (1) de ronde doen; een rondgang; rondreis maken; een rondje doen; een volledige omwenteling maken; (2) weer bij het begin terugkomen; naar z'n uitgangspunt terugkeren
一巻きhitomaki (1) [書物の] één boekdeel; één boek; één band; één bundel; één volumen; [angl.] één volume; (2) één rol; [i.h.b.] één makimono; (3) één winding
一巻の終わりikkannoowari dit betekent het einde voor …; … is er geweest; het is gebeurd met …; het verhaal; spel is uit; z'n vonnis is getekend
一巻ikkan (1) [書物の] één boekdeel; één boek; één band; één bundel; één volumen; [angl.] één volume; (2) [映画の] één filmrol; (3) één rol; [i.h.b.] één makimono
一席isseki (1) [宴会; 茶事の~] een sessie; partijtje; (2) [演説; 講談; 落語の~] een opvoering; vertelling; (3) eerste plaats; positie; ereplaats; hoofd; kop
一席ぶつissekibutsu speechen; een speech afsteken; een toespraak; oratie; rede; praatje houden; het woord voeren
一席設けるissekimoukeru een feestmaal aanrichten; een feestelijke maaltijd serveren
一帯ittai uitgestrektheid; uitgestrekt gebied; lap; gordel; hele gebied; regio; terrein; zone
一帯にittaini […~] over heel …
一年のichinenno eenjarig; van één jaar
一年の計は元旦にありichinennokeihagantanniari [lett.] je plannen voor het jaar maak je op nieuwjaarsdag
一年分ichinenbun (1) hoeveelheid voor één jaar; aantal stuks per jaar; (2) jaargang
一年半ichinenhan anderhalf jaar
一年氷ichinenhyou eerstejaarsijs
一年浪人ichinenrounin (1) aspirant-student die zich een jaar lang voorbereidt op een tweede poging voor een toelatingsexamen; ± parkeerstudent; (2) één jaar durende voorbereiding op een tweede poging voor een toelatingsexamen
一年生ichinensei (1) [onderw.] leerling uit de eerste klas; eersteklasser; [verzameln.] eerste klas; (2) [onderw.] eerstejaarsstudent; eerstejaars; [verzameln.] eerste jaar
一年間ichinenkan één jaar; [veroud.] een jaar tijds
一年ichinen (1) een jaar; één jaar; 1 jaar; (2) het eerste jaar; het eerste studiejaar
一度ならずichidonarazu meermalen; meermaals; meer dan eens; telkens; steeds opnieuw; ettelijke malen; meerdere keren; herhaaldelijk
一度にichidoni (1) tegelijkertijd; terzelfdertijd; (2) ineens; in een keer; met een slag; in een ruk; in een adem
一度もichidomo [~…ない] geen enkele keer; geen ene keer; nooit
一度限りichidokagiri [~の] voor deze éne keer; eenmalig
一度ichido (1) een keer; een maal; bij een gelegenheid; (2) [m.b.t. temperatuur; cirkelboog] een graad
一座ichiza (1) medeaanwezigheid; het medeaanzitten; (2) alle aanwezigen; aangezetenen; hele gezelschap; aanwezige mensen; (3) feestelijke bijeenkomst; partij; receptie; diner; feestmaal; banket; (4) troep acteurs; artiesten; gezelschap; groep; compagnie; kring; (5) één beeld; (6) één heiligdom; (7) één sessie; (8) één bundel kettingverzen; haiku's; (9) ereplaats; belangrijkste plaats
一座するichizasuru medeaanzitten; mee aanwezig zijn; bijwonen
一廉ikkado [~の] uitzonderlijk; buitengewoon; bijzonder; uitstekend
一式isshiki complete set; serie; volledig stel; pakket; volledige uitrusting; outillage; reeks met alle toebehoren
一張羅 ; 一挺羅 ; 一丁羅itchoura (1) zondagse kleren; goed; kledij; zondagskleren; zondagsgoed; zondagskostuum; zondagspak; zondagsdos; beste kleren; beste gewaad; (2) enige kleren; enige kledij
一律ichiritsu (1) een toon; één der twaalf tonen; (2) dezelfde toon; (3) uniform; gelijkmatig; eenparig
一律にichiritsuni gelijkelijk; over de hele linie; voor iedereen gelijk; zonder onderscheid; in gelijke mate; gelijkmatig; uniform; eenparig; in één adem
一律のichiritsuno gelijkmatig; uniform; eenparig; gelijk
一徹ittetsu (1) halsstarrigheid; koppigheid; hardnekkigheid; onbuigzaamheid; eigenzinnigheid; onverzettelijkheid; obstinaatheid; weerbarstigheid; doordrijverij; (2) halsstarrig; koppig; hardnekkig; onbuigzaam; eigenzinnig; onverzettelijk; obstinaat; weerbarstig; doordrijverig
一徹者ittetsumono stijfkop; koppigaard; taaie; volhouder; diehard
一心isshin (1) eensgezindheid; eendracht; concordia; uniteit; (2) toewijding; toegewijdheid; concentratie; volledige inzet; onverdeeldheid; eenheid des harten; gans z'n hart; hart en ziel; (3) wens; verlangen
一心不乱isshinfuran [~に] geconcentreerd; verdiept; aandachtig; met onverdeelde aandacht; in diepe concentratie
一心同体isshindoutai eenheid van lichaam en geest; één van hart en ziel
一応ichiou (1) een keer; een maal; (2) over het algemeen; in algemene zin; (3) voorlopig; alvast; (4) voor het ogenblik; op het moment; heden; nu; (5) eerst; eerst en vooral
一念ichinen (1) volle concentratie; onverdeelde aandacht; gans z'n hart; hart en ziel; vast voornemen; ijzeren wil; onwrikbare vastheid van geest; ijver; innige; vurige wens; hartenwens; zielswens; (2) [boeddh.] kṣaṇa [= zeer korte tijdspanne]; (3) [boeddh.] kortstondig bewustzijn; (4) [boeddh.] kort gebed; [i.h.b.] aanroeping van Amida's naam; (5) [Jōdo-Shinshū-boeddh.] vast geloof
一息にhitoikini in één adem; in één teug; in één keer; in één slok; in één torn; in één zet; in één klap; zonder ophouden; in één ruk; aan één stuk; achtereen; zonder onderbreking; tussenpozen
一息入れるhitoikiireru een adempauze nemen; een rustpauze inlassen; ruimer adem scheppen; even rusten; eventjes pauzeren; zich een ogenblik rust gunnen; op adem komen; even uitblazen; uitrusten; herademen; op verhaal komen; vrijer ademen
一息hitoiki (1) ademhaling; ademtocht; adem; respiratie; [inform.] blaas; (2) adempauze; pauze; rustpauze; rust; break; (3) kleine inspanning; moeite; [w.g.] effort
一意ichii (1) vastberaden; toegewijd; van ganser harte; met onverdeelde aandacht; (2) één idee; eendracht
一意専心ichiisenshin van ganser harte; met hart en ziel; met onverdeelde aandacht; alsof z'n leven ervan afhangt
一戦issen (1) [mil.] een slag; veldslag; strijd; gevecht; treffen; krachtmeting; (2) [sportt.] een wedstrijd; match; game; partij; ontmoeting; kamp
一戦を交えるissenwomajieru de strijd aangaan; aanbinden met; slag leveren met; de degens kruisen met
一戸を構えるikkowokamaeru (1) een huis betrekken; (2) een gezin stichten
一戸建てikkodate alleenstaande; vrijstaande woning; opzichzelfstaand; vrijstaand huis
一戸ichinohe Ichinohe
一戸ikko (1) één huis; één woning; (2) één huishouden; één gezin
一所懸命isshyokenmei (1) hevige inspanning; zware inspanning; (2) uit alle macht; zo goed als men kan; zo hard als men kan; zo snel als men kan; op leven en dood; met uiterste krachtsinspanning; wanhopig; krankzinnig; (3) vlijtig; vurig; enthousiast; ernstig; dat het een lieve lust is
一所懸命にisshyokenmeini (1) uit alle macht; zo goed als men kan; zo hard als men kan; zo snel als men kan; op leven en dood; met uiterste krachtsinspanning; keihard; wanhopig; krankzinnig; (2) vlijtig; vurig; enthousiast; ernstig; van ganser harte; dat het een lieve lust is
一手販売ittehanbai alleenverkoop; monopolie; alleenhandel; verkoopmonopolie
一手販売人ittehanbainin alleenvertegenwoordiger; [Belg.N.] alleenverdeler
一手販売店ittehanbaiten [hand.] exclusieve; uitsluitende vertegenwoordiging; alleenvertegenwoordiging; exclusief verkooppunt
一手販売権ittehanbaiken alleenrecht van verkoop; exclusieve verkooplicentie
一手itte (1) [go; shōgi] zet; (2) een stap; maatregel; (3) [~に] alleen; solo; zonder steun
一手hitote (1) [~に] alleen; solo; in z'n eentje; zonder hulp; (2) [go; shōgi] één partij; spelletje; (3) [muz.] één dans; nummer; stuk; (4) één hand; (5) [mil.] één compagnie; team; colonne; (6) [kyūdō] haya- en otoya-pijlen
一才issai (1) één jaar; (2) één kubieke shaku 尺 timmerhout; (3) één vierkante shaku 尺 textiel
一打ichida [honkb.; bokssp.] een slag; [golf] een stroke
一打同点のチャンスichidadoutennochansu [honkb.] kans om met één slag gelijk te maken; langszij te komen
一打逆転のチャンスichidagyakutennochansu [honkb.] kans om met één slag aan de leiding te komen
一把ichiwa één bundel; één schoof; één garf; garve; één bos; één pak
一投足ittousoku voetbeweging; [fig.] geringe beweging
一抹ichimatsu (1) [~の] vleugje; zweem; tikje; ietsje; touch; tintje; (2) toets; penseelstreek; streek; trek; trekje
一押しするhitooshisuru een duw; duwtje; zet; zetje; stoot geven; duwen
一押し ; 一推しichioshi je van het; uit de kunst; beste uit de bus; neusje van de zalm; het einde; de; het allerbeste; topaanrader; must
一押しhitooshi (1) duw; duwtje; stoot; zet; zetje; (2) [fig.] inspanning
一拍ippaku (1) één klap in de handen; (2) [muz.] één maatslag; maat; slag; (3) [fon.] één klanklengte; mora
一括してikkatsushite als geheel; in z'n geheel; alles tegelijk; en masse; collectief; en bloc; groepsgewijs; in groepsverband
一括するikkatsusuru (1) bijeenvoegen; als één beschouwen; bundelen; tot een geheel samenvoegen; onder één noemer brengen; op één hoop gooien; (2) samenvatten; resumeren
一括処理ikkatsushyori verwerking in één keer
一括取引ikkatsutorihiki [hand.] packagedeal; koppeltransactie; globale overeenkomst
一括払いikkatsubarai betaling ineens; eenmalige betaling
一括提案ikkatsuteian pakketvoorstel
一括ikkatsu bundel; pakket
一挙ikkyo (1) beweging; verroering; (2) tenuitvoerlegging; demarche; stap; (3) [鶴; 鸛の] vlucht; (4) vaart; schwung
一挙にikkyoni met één slag; in één klap; in één poging; met één sprong; op slag; [w.g.] op stoot; eensklaps; meteen; onmiddellijk; dadelijk; direct
一挙一動ikkyoichidou elke beweging; geringste beweging; handel en wandel; faits et gestes
一挙両得ikkyoryoutoku ± twee vliegen in één klap; [gew.] twee vliegen in één lap
一挙手ikkyoshyu handopsteking; handopheffing; [fig.] geringe beweging
一挙手一投足ikkyoshyuittousoku (1) elke beweging; al iemands gangen; (2) geringe inspanning; kleine moeite
一挺蝋 ; 一丁蝋itchoura enige kaars
一掃issou grote opruiming; schoonmaakbeurt; [fig.; Belg.N.] grote kuis
一掃するissousuru wegvagen; schoonvegen; wegruimen; ontdoen van; [fig.] uitroeien; [fig.] verdrijven; zuiveren van
一揃いhitosoroi stel; set; assortiment; [i.h.b.] servies
一揃いのhitosoroino een stel …; een set …; een assortiment …; [i.h.b.] een … servies
一揆ikki (1) gewapende opstand; revolte; rebellie; oproer; insurrectie; (2) gewapende schare; hoop; (3) eensgezindheid; eendracht; enigheid; uniteit
一握りhitonigiri (1) handvol; handjevol; handgreep; greep; (2) handbreed
一撃ichigeki slag; klap; aanval; dreun; stoot; oplawaai; opduvel
一撃の下にichigekinomotoni in één klap; met één slag
一撃必殺ichigekihissatsu met één klap doden; met één slag vellen; met één aanval verslaan; met één stoot buiten gevecht stellen
一攫ikkaku een greep; een handvol
一攫千金ikkakusenkin op slag rijk worden; snel fortuin maken; heel vlug zeer veel geld verdienen; een goudmijn ontdekken
一攫千金的ikkakusenkinteki geldzuchtig; opportunistisch
一支国ikikoku [Jap.gesch.] het land Iki
一敗ippai één nederlaag
一敗地に塗れるippaichinimamireru een verpletterende nederlaag lijden
一文惜しみichimonoshimi (1) zuinigheid met muntjes; krenterigheid; gierigheid; schraapzucht; vrekkigheid; (2) vrek; schraper; potter; gierigaard; schraalhans; kruimelaar; knijper; knar; krent
一文惜しみの百失いichimonoshiminohyakuushinai zuinig met muntjes maar kwistig met briefjes; een verkeerde zuinigheid betrachten
一文惜しみの百損ichimonoshiminohyakuson ± één steek op zijn tijd voorkomt negen andere [= tijdig investeren voorkomt grotere schade]
一文無しichimonnashi (1) berooidheid; geldgebrek; onbemiddeldheid; (2) armoedzaaier
一文無しのichimonnashino berooid; blut; rut; zonder geld; middelen; kaal; geheel onbemiddeld
一文ichibun stuk tekst; stukje; geschrift
一文ichimon (1) mon [duizendste deel van een yen]; (2) [in uitdr. ter aanduiding van een gering bedrag] cent; duit; stuiver; penning; oortje
一斉issei (1) gelijktijdigheid; (2) iedereen tegelijkertijd; allen op hetzelfde moment; iedereen op hetzelfde ogenblik; in koor; met een stem
一斉にisseini gezamenlijk; allen tezamen; als één man; en masse; en bloc; in koor; met een stem; allemaal tegelijk; gelijktijdig; tegelijkertijd; eendrachtig; eenstemmig; unaniem
一斉射撃isseishyageki salvovuur; salvo
一斉捜査isseisousa gelijktijdige doorzoeking
一斉検挙isseikenkyo het oprollen; massa-arrestatie
一新isshin vernieuwing; hernieuwing; renovatie; herschepping; hervorming; algehele verandering; revolutie; ommekeer; omwenteling
一新するisshinsuru (1) zich vernieuwen; geheel nieuw worden; geheel veranderen; hernieuwd worden; omgevormd worden; een geheel nieuw begin krijgen; een radicale verandering ondergaan; (2) vernieuwen; hernieuwen; herscheppen; geheel nieuw maken; algehele verandering teweegbrengen in; reformeren; renoveren; remodelleren; omwerken; omvormen; op een nieuwe leest schoeien; een geheel nieuw begin maken met; (weer) met een schone lei beginnen; tabula rasa maken met; schoon schip maken met
一方ではippoudeha aan de ene kant; eensdeels; enerzijds
一方的ippouteki (1) eenzijdig; ongebalanceerd; partijdig; (2) unilateraal; van één kant; in één richting; eenrichtings-
一方的な勝利ippoutekinashyouri verpletterende; gemakkelijke overwinning; walk-over
一方通行ippoutsuukou eenrichtingsverkeer; [掲示] verboden in te rijden
一方ippou (1) zijde; ene kant; andere kant; (2) partij; ene partij; andere partij; (3) enkele reis [in tegenstelling tot een reis heen en terug]; (4) [in combinatie met een voorafgaand werkwoord dat niet in de verleden tijd staat] blijven …; niets anders doen dan …; enkel maar …; (5) aan de ene kant; enerzijds
一族ichizoku hele familie; hele huisgezin; hele huishouden; gezamenlijke verwanten; geheel van bloedverwanten; z'n volk; geslacht; clan; sibbe
一族郎党ichizokuroutou familie en gevolg; vazallen; de hele familie en aanhang; de hele clan; het hele huishouden; alle familieleden en huispersoneel; hutje en mutje
一日おきにichinichiokini om de andere dag; elke tweede dag; anderdaags
一日の長ichijitsunochou [~がある] een beetje beter; ervarener zijn; een kleine voorsprong hebben
一日一善ichinichiichizen iedere dag een goede daad; z'n dagelijkse goede daad
一日千秋の思いichinichisenshyuunoomoi ongeduld; ongeduldigheid; rusteloos verlangen
一日千秋ichijitsusenshyuu [lett.] een dag lijkt wel duizend jaar te duren; ± op hete kolen zitten; ongeduldig verlangen; [gew.] met zijn gat op een hekel zitten
一日千秋ichinichisenshyuu [lett.] een dag lijkt wel duizend jaar te duren; ± op hete kolen zitten; ongeduldig verlangen; [gew.] met zijn gat op een hekel zitten
一日延ばしに延ばすichinichinobashininobasu continu uitstellen; van dag tot dag verdagen
一日当たりichinichiatari per dag
一日毎にichinichigotoni met de dag; iedere dag; [Lat.] de die in diem
一日限りichinichikagiri slechts voor één dag
一日ichijitsu (1) één dag; (2) de eerste dag; (3) een zekere dag; eens
一日ichinichi (1) een dag; één dag; 1 dag; (2) de eerste dag van de maand; (3) op één dag; op 1 dag; op één enkele dag; (4) op een zekere dag; (5) de gehele dag; de hele dag; de hele dag lang; de godganse dag
一日tsuitachi eerste dag van de maand; de eerste (van de maand); primo
一旦停止ittanteishi [verkeers.] even stoppen
一旦停止ラインittanteishirain [verkeers.] stoplijn; stopstreep
一旦停止線ittanteishisen [verkeers.] stoplijn; stopstreep
一旦緩急あればittankankyuuareba in geval van nood; in dringende gevallen; in crisistijden; desnoods
一旦ittan (1) [in combinatie met een conditionalis] eens; (als) eenmaal; (2) in een kort tijdsinterval; in korte tijd; in een wip; ineens
一昨issaku (1) eerverleden …; (2) eergisteren; de …e
一昨々日 ; 一昨昨日sakiototoi vooreergisteren; drie dagen geleden
一昨夜issakuya eerverleden; voorvorige nacht
一昨年issakunen voorverleden jaar; eerverleden jaar; het jaar voor verleden jaar
一昨年ototoshi (1) het jaar vóór verleden jaar; het voorverleden jaar; het eerverleden jaar; (2) in het jaar vóór verleden jaar; voorverleden jaar; eerverleden jaar
一昨日issakujitsu eergisteren; de dag voor gisteren
一昨日ototsui (1) de dag van eergisteren; de dag vóór gisteren; (2) eergisteren; op de dag vóór gisteren
一昨日ototoi (1) de dag van eergisteren; de dag vóór gisteren; (2) eergisteren; op de dag vóór gisteren
一昨昨年issakusakunen drie jaar geleden; het voorvoorlaatste jaar
一昨昨年sakiototoshi drie jaar geleden; het voorvoorlaatste jaar
一昨晩issakuban eergisterenavond; eergisteravond
一昨月issakugetsu eerverleden; voorvorige maand
一昼夜itchuuya dag en nacht; 24 uur lang; één etmaal; de hele dag; de godganse dag; de klok rond
一時にichidokini tegelijkertijd; terzelfder tijd; gelijktijdig; simultaan
一時のichijino tijdelijk; voorlopig; voorbijgaand; voorbijtrekkend; kortstondig; korttijdig; kortwijlig; vluchtig; efemeer; efemerisch; vergankelijk; van zeer korte duur; nood-; geïmproviseerd
一時停止ichijiteishi (1) [verkeers.] stop; stilstand; halt; (2) pauze
一時凌ぎichijishinogi tijdelijke vervanging; tijdelijke; voorlopige oplossing; noodoplossing; noodvoorziening; lapmiddel
一時凌ぎにichijishinogini tijdelijk; provisorisch; voorlopig; houtje-touwtje; ad hoc; om de ergste nood te lenigen; zo goed en zo kwaad als het gaat; als noodvoorziening
一時凌ぎのichijishinogino tijdelijk; provisorisch; voorlopig; nood-; houtje-touwtje-; geïmproviseerd
一時所得ichijishyotoku tijdelijk; occasioneel inkomen; tijdelijke; occasionele inkomsten
一時払いichijibarai eenmalige betaling; betaling ineens
一時払い養老保険ichijibaraiyourouhoken koopsompolis
一時的ichijiteki tijdelijk; voorlopig; voorbijgaand; voorbijtrekkend; kortstondig; korttijdig; kortwijlig; vluchtig; efemeer; efemerisch; vergankelijk
一時的なichijitekina tijdelijk; voorlopig; voorbijgaand; voorbijtrekkend; kortstondig; vluchtig; efemeer; efemerisch; vergankelijk
一時解雇ichijikaiko tijdelijk ontslag; non-actief; verlof voor korte tijd
一時逃れichijinogare uitvlucht; het geven van een ontwijkend antwoord
一時金ichijikin (1) eenmalige betaling; bedrag; uitkering ineens; lumpsum; (2) premie; bonus
一時間ichijikan één uur
一時間半ichijikanhan anderhalf uur
一時雇いichijiyatoi (1) tijdelijke tewerkstelling; tijdelijke indienstneming; (2) tijdelijke werknemer
一時預かりichijiazukari tijdelijke bewaring
一時預かり所ichijiazukarijo (1) bagagedepot; (2) garderobe; vestiaire
一時預かり証ichijiazukarishyou bagagebewijs; bagagereçu; bagagebiljet
一時預けichijiazuke tijdelijke bewaargeving; het tijdelijk in bewaring geven; afgeven
一時預けにするichijiazukenisuru tijdelijk in bewaring geven; afgeven
一時ichiji (1) één uur; (2) een keer; een maal; (3) indertijd; vroeger; (4) voor een tijdje; eventjes; enige tijd; (5) tijdelijk; temporeel; voor een tijdje; pro tempore; voorlopig
一晩hitoban (1) de hele avond en nacht; heel de avond; nacht; (2) een avond; een nacht
一曲ikkyoku (1) [muz.] een muziekstuk; stuk muziek; melodie; lied; liedje; nummer; wijsje; deuntje; (2) ikkyoku-hofmuziek
一月ichigatsu januari; de eerste maand van het jaar
一月hitotsuki één maand
一服ippuku (1) afgepaste hoeveelheid; [薬の] dosis; [茶の] kopje thee; [タバコの] sigaretje; (2) dosis gif; (3) adempauze; korte onderbreking; [i.h.b.] rookpauze; theepauze; koffiepauze; (4) [beurst.] kalme markt
一服するippukusuru (1) een kop thee drinken; nemen; [inform.] een bakkie doen; (2) eentje roken; een trekje nemen; doen; (3) kort onderbreken; adempauze nemen; een korte pauze inlassen; wat rust nemen; even rusten; [i.h.b.] een rookpauze; theepauze; koffiepauze inlassen; (4) [株式の買いが] kalm verlopen
一服の清涼剤ippukunoseiryouzai [fig.] opkikkertje; oppeppertje
一服盛るippukumoru [相手に~] vergiftigen; vergeven; intoxiceren; een poeiertje ingeven; [lit.t.] vergiften; gif toedienen
一望するichibousuru in één oogopslag overzien; met één blik bestrijken
一望ichibou één blik; één oogopslag; coup d'oeil
一望ichimou enige hoop; ene wens
一朝一夕itchouisseki (1) op één dag; in weinig tijd; zomaar ineens; een-twee-drie; (2) eenvoudig; simpel
一期一会ichigoichie (1) buitenkansje; unieke; enige; opgelegde kans; kans van z'n leven; unieke ervaring; (2) theeceremonie die je nooit meer meemaakt
一期ichigo (1) levensduur; mensenleven; [boeddh.] yāvaj-jīvam; (2) levenseinde; laatste ogenblik; uur; allerlaatste momenten
一木造りichibokuzukuri (1) het vervaardigen; houwen uit één stuk hout; (2) beeld dat uit één stuk hout vervaardigd; gehouwen is
一木ichiki Ichiki [Japanse familienaam]
一木ichiboku één boom
一木 ; 一樹hitoki één boom
一本つけるippontsukeru sake verwarmen; warm maken
一本勝ちippongachi [jūdō; kendō] ipponzege; winst door ippon
一本化ipponka eenmaking; samenbundeling; samenvoeging; bundeling; concentratie; unificatie; centralisatie; integratie; het op één lijn brengen; alignering
一本化するipponkasuru op één lijn brengen; samenbundelen; bundelen; tot eenheid brengen; concentreren; samenvoegen; één maken; unificeren; unifiëren; centraliseren; integreren; tot een gemeenschappelijke beleidslijn samenbrengen; (doen) convergeren; aligneren
一本参るipponmairu (1) [kendō] een slag toebrengen; een punt scoren; (2) geklopt; verslagen worden; (3) [fig.] van z'n stuk gebracht zijn
一本松ipponmatsu solitaire; eenzame pijnboom
一本槍ipponyari (1) vast principe; exclusieve methode; aanpak die men hanteert; lijn waarvan men niet afwijkt; (2) één beslissende lansstoot; lanssteek; (3) slechts één sterke zijde; sterk punt; bepaalde techniek
一本橋ipponbashi vlonder; slootplank
一本気ippongi (1) vastberaden; standvastig; (2) rechtgeaard; oprecht; rechtlijnig; onvervalst; echt
一本立ちippondachi (1) zelfstandigheid; onafhankelijkheid; (2) geïsoleerdheid; alleenstaandheid; (3) eenzame boom
一本立ちするippondachisuru zelfstandig staan; op zichzelf staan
一本立ちでippondachide zelfstandig; op zichzelf; zonder steun; solo; onafhankelijk; autonoom
一本立ちになるippondachininaru onafhankelijk worden; zelfstandig worden; verzelfstandigen; op eigen benen staan; z'n eigen weg inslaan; gaan
一本立てippondate (1) [映画の~] bioscoopvoorstelling met één hoofdfilm; (2) one-issue; één hoofdpunt
一本調子ippondhyoushi (1) [muz.] monotonie; eentonigheid; (2) [fig.] saaiheid; (3) [muz.] monotoon; eentonig; (4) [fig.] saai; vlak; vervelend; geestdodend; ongeïnspireerd; ongeïnteresseerd
一本道ipponmichi rechte weg zonder vertakkingen
一本釣りipponzuri (1) [hengelsp.] het vissen met de hengel; het hengelen; (2) [fig.] het werven; overtuigen van mensen door individuele gesprekken
一本釣りするipponzurisuru (1) [hengelsp.] vissen met de hengel; hengelen; (2) [fig.] mensen werven; overtuigen d.m.v. individuele gesprekken
一本ippon (1) één langwerpig; staafvormig voorwerp; [木~] één boom; [竹~] één bamboeplant; [髪の毛~] één haartje; [針~] één naald; [刀~] één zwaard; [扇~] één waaier; [壜~] één fles; [白墨~] één krijtje; [鉛筆~] één potlood; (2) [m.b.t. boekwerk] één exemplaar; (3) [m.b.t. kendo; judo] één vol punt; ippon; (4) eenheid; één lijn; (5) volledig opgeleide geisha; (6) touché!; ippon!
一札issatsu (1) officieel stuk; document; briefje; bewijsstuk; (2) promesse; schuldbekentenis
一札入れるissatsuireru op een briefje geven; iemand iets zwart-op-wit geven; een schriftelijk bewijs geven
一束issoku (1) [薪~] één bundel; één schoof; één garf; garve; één bos; één pak; (2) [半紙~] 200 vel
一条の光線ichijounokousen lichtstreep; lichtstraal; streepje licht; lichtbundel
一条ichijou (1) één lijn; streep; baan; striem; straal; streng; sliert; (2) één bepaling; clausule; artikel; passage; (3) die zaak; affaire; dat geval; (4) Ichijō
一杯になるippaininaru vol raken; gevuld raken
一杯のippaino (1) vol; (2) veel; talrijk; overvloedig
一杯やるippaiyaru wat drinken; een borrel nemen
一杯一杯ippaiippai maar net genoeg; maar krap; ternauwernood; nauwelijks; amper; node
一杯機嫌ippaikigen [~である] lichtjes dronken; boven z'n theewater; onder invloed; tipsy; aangeschoten; een beetje teut zijn
一杯食わせるippaikuwaseru [人に] voor de gek houden; bedotten; beetnemen; foppen; in de maling nemen; om de tuin leiden; bij de neus nemen; in de luren leggen; te slim af zijn; ertussen nemen; beduvelen; belazeren; iem. een streek leveren; iem. een kunstje flikken
一杯飲むippainomu wat drinken; een borrel nemen
一杯ippai (1) een kopje (vol met); een glas (vol met); een kom (vol met); een schaal (vol met); een lepel (vol met); (2) een rondje [alcoholische drank]; [fig.] een slokje; een borrel; een glaasje; een dronk; (3) volheid; (4) vol; (5) veel; talrijk; overvloedig; (6) [meestal voorafgegaan door woorden die verwijzen naar een tijdsperiode] de gehele …; de volledige …; de ganse …
一枚上手ichimaiuwate iem. een slag voor zijn; een streepje voor hebben op iemand; beter zijn dan; een voorsprong hebben op; met kop en schouders uitsteken boven
一枚噛むichimaikamu betrokken zijn bij; de hand hebben in; deelnemen aan
一枚岩ichimaiiwa monoliet; één enkel groot stuk steen
一枚岩のichimaiiwano monolithisch
一枚看板ichimaikanban (1) centrale figuur; spil; ster; boegbeeld; prima donna; (2) karakteristiek; hoofdkenmerk; unique sellingpoint; enige expertisegebied; (3) [kabuki] uithangbord
一枚ichimai (1) [紙~] één vel; één blad; één blaadje; [写真~] één foto; [チーズ~] één plakje; één sneetje; [gew.] één schelletje; [ハンカチ~] één zakdoek; (2) rol; aandeel; (3) [~上だ] maatje te groot
一概ichigai (1) alles bij elkaar genomen; al met al; al bij al; grosso modo; (2) koppig; eigenwijs; eigenzinnig; hardnekkig; halsstarrig
一概にichigaini (1) onkritisch; kritiekloos; ongenuanceerd; ongedifferentieerd; te veralgemenend; apodictisch; te algemeen; zonder onderscheid; alles; allen over één kam scherend; (2) compromisloos; dogmatisch; eigenzinnig; koppig; onverzettelijk; stijfkoppig
一様にichiyouni gelijk; uniform; gelijkvormig; gelijkmatig; op gelijke wijze; desgelijks; eenparig; unaniem
一様ichiyou (1) gelijk; uniform; eenvormig; identiek; gelijksoortig; gelijkmatig; [色が] effen; (2) gelijk; uniform; gelijkvormig; gelijkmatig; op gelijke wijze; desgelijks; eenparig; unaniem
一樹ichiju één boom
一欠片hitokakera greintje; zweempje; sprankje; spoortje; schijntje; flardje
一次ichiji (1) [~の] primair; eerst; voor-; preliminair; (2) origineel; oorspronkelijk; (3) [wisk.] eerstegraads-; lineair
一次元ichijigen één dimensie; [~の] eendimensionaal
一次冷却水ichijireikyakusui primair koelwater
一次方程式ichijihouteishiki [wisk.] lineaire vergelijking; vergelijking van de eerste graad; eerstegraadsvergelijking
一次産品ichijisanpin [econ.] primair product; primaire goederen
一次産業ichijisangyou [econ.] primaire sector
一次試験ichijishiken voorexamen; tentamen
一次関数ichijikansuu [wisk.] lineaire functie
一次電池ichijidenchi [elektr.] primair element
一歩一歩ippoippo stap voor stap; stapsgewijs; voetje voor voetje; geleidelijk; stilaan; behoedzaam; bij stukjes en bij beetjes; puntsgewijs; trapsgewijs
一歩先んじるipposakinjiru een stap voor zijn
一歩手前ippotemae één stap verwijderd van; op de rand van; op het punt staan te
一歩譲るippoyuzuru een stap tegemoetkomen; een concessie doen; op een punt toegeven
一歩退くipposhirizoku een pas achteruit doen; een stap achterwaarts zetten
一歩進むipposusumu een stap voorwaarts zetten; een stap vooruit doen
一歩ippo een stap; een pas
一歳issai één jaar
一死isshi (1) dood; opoffering van z'n leven; (2) [honkb.] één uit; one out; één speler uitgetikt
一死満塁isshimanrui [honkb.] volle honken en één man uit
一段ichidan (1) een trap; een trede; een sport; een niveau; (2) een fragment; een passage; een alinea; een paragraaf; (3) [~と] meer; nog een beetje …er; een graadje …er; aanzienlijk
一段とichidanto (1) meer; nog meer; (2) nog verder
一段落ichidanraku (1) alinea; (2) fase; etappe; stadium; (3) pauze; rustpunt; adempauze
一段落するichidanrakusuru tot een voorlopig einde komen; een hoofdstuk; periode afsluiten; een fase afronden; een rustpunt bereiken; [Belg.N.] een kaap halen; er voorlopig een punt achter zetten; een pauze; adempauze inlassen
一段落つくichidanrakutsuku voorlopig geregeld zijn; voorlopig van de baan zijn
一毛ichimou (1) één haar; een haartje; [fig.] iets vederlichts; (2) [lengtemaat] één mō [= 0,001 sun 寸 of ± 0,003 cm]; (3) [gewichtseenheid] één mō [= 0,001 monme 匁 of ± 0,00375 g]; (4) [verhoudingsmaat] één mō [= tiende deel van een promille]; (5) [rekenmunt] één mō [= tienduizendste deel van een yen]; (6) [landb.] teelt van één gewas per jaar
一毛作ichimousaku [landb.] teelt van één gewas per jaar
一気ikki (1) ademtocht; adem; (2) oerstof; oerenergie; (3) hetzelfde gevoel; dezelfde gemoedstoestand; (4) in één adem; in één keer; in één teug
一気にikkini in één adem; zonder tussenpozen; zonder onderbreking; onafgebroken; non-stop; zonder te stoppen; aan één stuk (door); in enen; inenen door; achtereen; in één raffel; in één klap; in één beurt; in één keer; in één ruk; in; met één slag; in één teug
一気呵成ikkikasei (1) [~に] in één ruk; aan één ruk door; (2) [~に] ijlings; hals over kop; haastig; snel snel
一気飲みikkinomi [Belg.N.] ad fundum; het in één keer tot de bodem uitdrinken van een glas
一気飲みするikkinomisuru ad fundum drinken; in één teug opdrinken; leegdrinken
一泊ippaku (1) één overnachting; (2) overnightuitlening
一泊するippakusuru overnachten; blijven slapen; logeren; ergens de nacht doorbrengen; een nacht overblijven
一泊旅行ippakuryokou reis met één overnachting; tweedaagse reis
一派ippa (1) school; tak; strekking; stroming; (2) [pol.] factie
一流ichiryuu (1) eerste rang; neusje van de zalm; (2) eersteklas figuur; eersteklas speler; eersteklas paard etc.; (3) een school [binnen de kunst; wetenschap]; (4) [~の] eersterangs-; eersteklas-; voortreffelijk; uitmuntend; toonaangevend; (5) [~の] uniek; speciaal; karakteristiek; bijzonder; kenmerkend
一流どころichiryuudokoro [~の] eersteklas; eersterangs; van topklasse; voortreffelijk; uitstekend; van de bovenste plank; van de eerste rang
一流ブランドichiryuuburando A-merk; topmerk
一流レストランichiryuuresutoran eersteklasrestaurant; sterrenrestaurant
一流企業ichiryuukigyou eersteklas onderneming; bedrijf; firma
一流会社ichiryuugaishya eersteklas bedrijf; onderneming; firma
一流品ichiryuuhin kwaliteitsproduct; degelijk fabricaat
一流大学ichiryuudaigaku eersterangsuniversiteit; topuniversiteit
一流手形ichiryuutegata [hand.] eersteklashandelspapier; verdisconteerbaar papier
一流校ichiryuukou eersteklas; eersterangs school
一流株ichiryuukabu [hand.] goudgerande; solide aandelen; prima aandeel; steraandeel; blue chip; zware fondsen
一流選手ichiryuusenshyu [sportt.] topspeler; uitblinker; topper; aas
一浪ichirou (1) aspirant-student die zich een jaar lang voorbereidt op een tweede poging voor een toelatingsexamen; ± parkeerstudent; (2) één jaar durende voorbereiding op een tweede poging voor een toelatingsexamen
一浪するichirousuru een jaar extra voorbereiden op een herkansing
一滴itteki een druppel; druppeltje; drupje; drop
一点itten (1) één punt; (2) [品物~] één artikel; [作品~] één werk; één stuk; (3) één druppel; (4) eerste kwart van een tijdseenheid op de waterklok [ca. 30 min]; (5) hardnekkigheid; koppigheid; (6) [boeddh.] anusvāra [teken in de vorm van een punt dat de betekenis van de oerklank a (aji 阿字) symboliseert]
一点張りittenbari volharding; persistentie; doorzetting; standvastigheid; vasthoudendheid; hardnekkigheid; halsstarrigheid; onverzettelijkheid; koppigheid
一片ippen (1) stuk(je); onderdeel; deel; brok; fragment; [ニンニクの] teentje; (2) beetje; greintje; zweem; zweempje; spoor; spoortje; kleine hoeveelheid; zier; ziertje
一物ichimotsu (1) één zaak; ding; voorwerp; (2) heimelijk motief; bijbedoeling; stille wens; (3) [euf. voor geslachtsdeel] zaakje; zwikje; geval; ding; gereedschap; instrument; partij; apparaat
一理あるichiriaru er is wel wat van waar; er zit wel wat waars in; daar heb je gelijk in
一環ikkan schakel; onderdeel; deel; element
一環を成すikkanwonasu deel uitmaken van; een onderdeel vormen van; een schakel zijn in
一生isshyou (1) het gehele leven; het hele leven; (2) voor het gehele leven; zolang men leeft; tot het eind van zijn leven; tot aan zijn dood; levenslang
一生懸命isshyoukenmei (1) hevige inspanning; zware inspanning; (2) uit alle macht; zo goed als men kan; zo hard als men kan; zo snel als men kan; op leven en dood; met uiterste krachtsinspanning; wanhopig; krankzinnig; (3) vlijtig; vurig; enthousiast; ernstig; dat het een lieve lust is
一生懸命にisshyoukenmeini (1) uit alle macht; zo goed als men kan; zo hard als men kan; zo snel als men kan; op leven en dood; met uiterste krachtsinspanning; keihard; wanhopig; krankzinnig; (2) vlijtig; vurig; enthousiast; ernstig; van ganser harte; dat het een lieve lust is
一生懸命になるisshyoukenmeininaru zich tot het uiterste inspannen; alles in het werk stellen; alles op alles zetten; zich met hart en ziel toeleggen; zich met hart en ziel wijden aan; er z'n ziel in leggen
一男ichinan (1) een jongen; (2) oudste zoon
一番になるichibanninaru als eerste eindigen; alle anderen achter zich laten; met de eer (gaan) strijken; de kroon spannen
一番バッターichibanbattaa [honkb.] eerste slagman
一番乗りichibannori (1) [mil.] eerste chargeerder; (2) eerstaangekomene; eerste arrivant
一番列車ichibanresshya eerste trein
一番大きいichibanookii grootst; de grootste
一番打者ichibandashya [honkb.] eerste slagman
一番星ichibanboshi eerste ster van de avond
一番線ichibansen spoor 1
一番鶏ichibandori (1) eerste haan die kraait; (2) eerste hanengekraai
一番ichiban (1) de eerste; nummer één; de eerste plaats; (2) een spel; een rondje; een beurt; een robbertje; (3) een stuk [muziek]; (4) het meest; het best; (5) om te proberen; bij wijze van proef; (6) [voor een adjectief ter vorming van een superlatief] het meest …; het …-st
一瘤駱駝hitokoburakuda [dierk.] dromedaris; eenbultige kameel; renkameel; Camelus dromedarius
一発ippatsu (1) schot; salvo; explosie; (2) klap; slag; stoot; (3) [honkb.] homerun; (4) poging; keer; ronde; (5) [inform.] wip; beurt; nummertje
一発食らわすippatsukurawasu iemand slaan met de vuist; iemand een opstopper verkopen; iemand een dreun verkopen; geven; iemand ervanlangs geven; klappen uitdelen
一皿hitosara bord; schotel; portie
一皿盛りhitosaramori bord vol; bordvol; heel bord; hele schotel
一皿盛りのhitosaramorino bord vol …; bordvol …; heel bord …; hele schotel …
一目でhitomede bij de eerste aanblik; in één blik; met één blik; met één oogopslag; in één oogopslag
一目惚れhitomebore liefde op het eerste gezicht
一目惚れするhitomeboresuru direct; op het eerste gezicht verliefd worden op
一目散ichimokusan [~に] of z'n leven ervan afhangt; zo snel als z'n benen hem dragen kunnen; als een haas; in vliegende haast; halsoverkop; ijlings; in allerijl; als de gesmeerde bliksem; wiedeweerga; sodemieter; met een rotgang; holderdebolder
一目散にichimokusanni haastig; halsoverkop; ijlings; als de wiedeweerga; als de bliksem; holderdebolder
一目瞭然ichimokuryouzen zonneklaar; glashelder; klaar als een klontje
一目置くichimokuoku (1) [go-jargon] één schijf handicap toestaan; (2) [fig.] z'n meerdere erkennen in iemand; z'n hoed afnemen voor iemand
一目ichimoku (1) blik; oogopslag; kijkje; (2) overschouwing; (3) [go] schijf; vak; (4) maas (van een net)
一目hitome blik; kijkje; oogopslag
一直線itchokusen rechte lijn; rechte
一直線にitchokusenni in rechte lijn; rechtlijnig; regelrecht; zonder omwegen; via de kortste weg; linea recta
一眼ichigan (1) één oog; oculair; lens; (2) eenogigheid
一眼のichiganno eenogig; van; met één oog; oculair; lens; eenlenzig; monoculair
一眼レフichiganrefu [foto.] eenlenzige reflexcamera
一着itchaku (1) [競走の] eerste aankomst; het eerst arriveren; (2) [衣服~] één stuk; één stel; één pak
一着になるitchakuninaru eerst komen; als eerste binnenkomen; finishen
一着分itchakubun stuk stof waar precies een jurk uit kan; coupon
一睡issui slaapje; dutje; tukje; hazenslaapje
一睡するissuisuru een slaapje doen; een beetje slapen; een dutje doen; een uiltje knappen; dutten; soezen; een hazenslaapje doen
一睡もしないissuimoshinai geen oog dichtdoen; een slapeloze nacht doorbrengen; geen oog slapen
一瞥ichibetsu een enkele blik; één oogopslag; kijkje
一瞥するichibetsusuru een enkele blik werpen; vluchtig kijken; even bekijken
一瞬isshyun (1) ogenblik; moment; tel; oogwenk; (2) gedurende een ogenblik; gedurende een moment; gedurende een tel; gedurende een oogwenk
一矢isshi een pijl
一矢を報いるisshiwomukuiru terugslaan; de bal terugkaatsen; gevat van antwoord dienen; vinnig antwoorden; snedig repliceren
一石isseki een steen
一石を投じるissekiwotoujiru opzien baren; beroering verwekken; deining; een schokgolf veroorzaken; voor grote opschudding zorgen; een knuppel in het hoenderhok gooien; de gemoederen in beroering brengen
一石二鳥issekinichou twee vliegen in één klap; slag; dubbel voordeel
一礼ichirei een buiging; een reverence; reverentie; een knicks; een nijging
一礼するichireisuru een buiging maken; buigen; nijgen
一神教isshinkyou [rel.] monotheïsme; monotheïstische godsdienst; religie
一神論isshinron monotheïsme
一神ichijin één godheid; kami
一神isshin [rel.] monotheïsme; monotheïstische godsdienst; religie
一票ippixyou stem; votum
一票の格差ippixyounokakusa onevenwicht in het relatieve stemgewicht
一票の重みippixyounoomomi gewicht van een stem
一票を投じるippixyouwotoujiru een stem uitbrengen; stemmen
一秒ichibyou één seconde
一秒を争うichibyouwoarasou elke seconde telt
一種isshyu (1) soort; type; aard; vorm; (2) dezelfde soort; hetzelfde type; dezelfde aard; dezelfde vorm; (3) eerste klasse; (4) van een soort; van een bepaalde soort; een bepaalde soort van; (5) van hetzelfde soort; van hetzelfde type
一種族isshyuzoku ras
一種独特isshyudokutoku ietwat speciaal; eigenaardig; nogal bijzonder
一種異様isshyuiyou ietwat vreemd; ongewoon; een beetje raar; eigenaardig
一端ittan (1) één uiteinde; einde; (2) één stuk; fragment; deel; gedeelte
一端ippashi (1) [~の] redelijk; vrij goed; behoorlijk; kundig; capabel; bekwaam; vaardig; competent; volleerd; (2) zoals de meesten; zoals de doorsnee mensen
一笑isshyou een lach; een glimlach
一笑するisshyousuru even lachen; glimlachen; beginnen te lachen; glimlachen
一笑に付するisshyounifusuru weglachen; zich lachend afmaken van; met een lach; grapje; lachertje afdoen; er zich met een kwinkslag afmaken; weghonen; bagatelliseren
一筆ippitsu (1) één penseelstreek; (2) kort bericht; briefje; berichtje; (3) hetzelfde handschrift; (4) lap; stuk grond; (5) [jur.] één kavel; perceel
一筆hitofude (1) kort bericht; briefje; berichtje; paar regeltjes; (2) één penseelstreek; vloeiende penseeltrek; (3) één perceel; kavel
一等ittou (1) eerste klas; klasse; eerste rang; hoogste graad; eerste prijs; [i.h.b.] jackpot; [レースで] eerste plaats; (2) [m.b.t. criminalistiek] een graad; (3) eersteklas-; hoogste …; eerste …; beste …
一等で旅行するittouderyokousuru in de eerste klas reizen; eerste klas reizen
一等になるittouninaru als eerste binnenkomen; op de eerste plaats eindigen
一等のittouno eersteklas-; eersterangs; van de bovenste plank; eerste kwaliteit …
一等乗客ittoujoukyaku eersteklaspassagier
一等兵ittouhei [Nl.mil.] soldaat der 1e klasse; [Belg.mil.] 1e soldaat; [Nl.mar.] matroos der 1e klasse; [Belg.mar.] 1e matroos
一等地ittouchi schitterend gelegen perceel; stuk; lap grond op toplocatie
一等星ittousei [astron.] ster van magnitude 1
一等書記官ittoushyokikan eerste secretaris
一等機関士ittoukikanshi [scheepv.; spoorw.] eerste machinist
一等航海士ittoukoukaishi [scheepv.] eerste stuurman
一等船室ittousenshitsu [scheepv.] eersteklashut; eersteklascabine
一等賞ittoushyou eerste prijs; hoogste onderscheiding; gouden medaille
一等車ittoushya eersteklaswagon
一等陸尉ittourikui [mil.] kapitein
一筋 ; 一条hitosuji (1) lijn; streep; striem; straal; streng; (2) familie; geslacht; clan; huis; (3) kunst; vaardigheid; (4) honderd aan een snoer geregen muntstukken; (5) gewone maatregelen; gebruikelijke methode; (6) gewoon; normaal; gebruikelijk; (7) toegewijd; noest; ernstig; ijverig; vlijtig; (8) vlot; ongehinderd; zonder hapering; vloeiend
一筋に ; 一条にhitosujini (1) in rechte lijn; rechtlijnig; regelrecht; linea recta; zonder omwegen; rechtstreeks; (2) serieus; ernstig; onverdeeld; geconcentreerd; blindelings; vol overgave; van ganser harte; geheel en al
一筋縄では行かないhitosujinawadehaikanai heel moeilijk in de omgang
一答ittou één antwoord; beantwoording
一箇所ikkashyo (1) een plaats; een plek; (2) dezelfde plaats; dezelfde plek
一箇月ikkagetsu één maand
一節issetsu (1) passage; passus; fragment; paragraaf; plaats; greep; (2) alinea; (3) strofe; couplet; stanza; (4) [bijb.] vers; (5) lettergreep; woorddeel; syllabe
一粒ichiryuu (1) korrel; korreltje; druppel; druppeltje; drupje; (2) greintje; ziertje; spoortje; zeer kleine hoeveelheid
一粒hitotsubu (1) korrel; korreltje; druppel; druppeltje; drupje; (2) enig kind; [inform.] enigst kind
一糸isshi een draad; streng; snoer
一糸乱れずisshimidarezu in een onberispelijke toestand; in perfecte coördinatie; keurig; als een volmaakt en afgerond geheel; met een griezelige perfectie
一糸纏わずisshimatowazu geen draad aan het lijf; lichaam hebben; geheel zonder kleren; geheel naakt; spiernaakt; moedernaakt; poedelnaakt; piernaakt; piemelnaakt
一級ikkyuu (1) eerste klas; hoogste graad; … van de bovenste plank; (2) [ook m.b.t. school] één klas; één rang
一級のikkyuuno eersteklas-; top-; eersterangs-; … van de eerste orde; … van de bovenste plank; [m.b.t. post] prior-
一級品ikkyuuhin eersteklas product; kwaliteitsproduct; kwaliteitsartikel; goederen van de hoogste kwaliteit
一級建築士ikkyuukenchikushi erkend architect eerste klas; gediplomeerd bouwmeester eerste klas
一級河川ikkyuukasen eersteklasrivier
一組hitokumi set; pakket; ploeg; [m.b.t. kaarten] spel; pak; [i.h.b.] servies; [m.b.t. 2 stuks] paar; span; stel
一続きhitotsuzuki reeks; serie; aaneengeschakeld geheel; aaneenschakeling
一続きのhitotsuzukino een reeks …; een serie …; een aaneenschakeling …
一網ichimou (1) één net; één worp van het net; (2) zoveel als met één net gevangen kan worden; een netvol
一網打尽ichimoudajin met één net vele vissen vangen; massavangst; [i.h.b.] massa-arrestatie; razzia; [~にする; 検挙する; 捕える] een bende oprollen; in een keer en masse aanhouden
一網打尽にするichimoudajinnisuru (een bende) oprollen; in een keer en masse aanhouden; tot een massa-arrestatie overgaan
一緒isshyo (1) begeleidend; vergezellend; samengaand; escorterend; (2) zich tegelijkertijd voordoend; gelijktijdig; simultaan; (3) dezelfde; hetzelfde; identiek; (4) samen met; tezamen met; met; (5) tegelijkertijd; gelijktijdig; op hetzelfde ogenblik; (6) op dezelfde wijze; (7) in een keer; in zijn geheel; ineens; in een betaling
一緒くたisshyokuta mengelmoes; warboel; hutspot; allegaartje; ratjetoe; warwinkel; potpourri; rommeltje; zootje
一緒くたにするisshyokutanisuru overhoop; door elkaar; in de war gooien; dooreengooien; op één hoop gooien; door elkaar halen; verwarren
一緒するisshyosuru [ご~] vergezellen; begeleiden; meegaan
一緒にisshyoni (1) samen met; tezamen met; met; [veroud.] tegader; [veroud.] tegaar; (2) tegelijk; tegelijkertijd; gelijktijdig; op hetzelfde ogenblik; moment; (3) in één keer; in z'n geheel; ineens; in één betaling
一緒にするisshyonisuru (1) samenvoegen; bij elkaar doen; bijeenvoegen; paren; combineren; (2) samenbrengen; koppelen; aaneenkoppelen; [i.h.b.] in de echt verbinden; trouwen; (3) verwarren; door elkaar halen; in dezelfde categorie plaatsen; op een lijn stellen; gelijkstellen; in een adem noemen; [i.h.b.] over één kam scheren; op één hoop gooien; onder één noemer brengen
一緒になるisshyoninaru (1) tot een geheel worden; samenklonteren; samensmelten; zich samenvoegen; (2) trouwen; in het huwelijk treden; man en vrouw worden
一線issen (1) een lijn; (2) linie; scheidslijn; scheidingslijn; grenslijn; grens; (3) [mil.] frontlijn; frontlinie; strijdlinie; gevechtslinie
一線を画するissenwokakusuru een lijn; grens; scheidingslijn trekken; een onderscheid maken; demarqueren
一編ippen (1) één stuk tekst; geschrift; gedicht; roman; verhandeling; (2) één bundel; verzameling; convoluut; (3) eerste aflevering; deel
一縷ichiru [~の望み] een straaltje; sprankje; vleugje; zweempje hoop; een lichtpuntje; lichtstraal van hoop
一縷の望みichirunonozomi een straaltje; sprankje; vleugje; zweempje hoop; een lichtpuntje; lichtstraal van hoop
一群ichigun groep; schare; schaar; gezelschap; troep; bende; kudde; [鳥の] vlucht; [犬の] meute
一羽ichiwa [鳥~] één vogel; [兎~] één konijn
一羽hitoha (1) één vleugelslag; één wiekslag; één onafgebroken vlucht; (2) [鷹~] één havik; één valk; [鷲~] één adelaar; één arend
一翼ichiyoku (1) een vleugel; (2) rol
一翼を担うichiyokuwoninau een rol spelen bij; in; een factor zijn in; van invloed zijn op; bijdragen aan; tot; medewerken aan; iets te maken hebben met; aandeel hebben in
一考ikkou gedachte; overweging; overdenking; beschouwing; beraad
一考するikkousuru in overweging nemen; overwegen; eens nadenken over; overdenken; z'n gedachten laten gaan over; in aanmerking nemen; beschouwen; rekening houden met
一考の余地があるikkounoyochigaaru een zekere overweging toelaten; de mogelijkheid tot enige beschouwing openlaten; ruimte voor beraad laten
一脈ichimyaku (1) sliert; (2) […と~相通じるものがある] iets te maken hebben met; gemeenschappelijk; hebben; gelijkenis; overeenkomst vertonen
一膳ichizen (1) één gedekte tafel; (2) één komgerecht; maaltijd in één kom; (3) één paar eetstokjes; (4) [cul.] één portie
一膳飯ichizenmeshi (1) één portie rijst; één komvol rijst; (2) komvol rijst geofferd aan een overledene
一膳飯屋ichizenmeshiya goedkoop restaurant; eettentje; eetkroeg; gaarkeuken; snackbar; snelbuffet
一致itchi (1) samenwerking; eendracht; (2) eensgezindheid; (3) eenheid; (4) harmonie; (5) aanpassing; overeenstemming; (6) eendrachtig; (7) eensgezind; (8) harmonieus; evenwichtig
一致してitchishite eendrachtig; in koor; met algemene stemmen; met algemene instemming; in harmonie; eensgezind; uno animo; eenstemmig; overeenkomstig; in overeenstemming met
一致するitchisuru (1) het eens zijn; akkoord gaan; ook vinden dat; hetzelfde erover denken; [意見が] dezelfde mening toegedaan zijn; gelijkgestemd zijn; eensgezind zijn; eensdenkend zijn; instemmen; één lijn trekken; bijvallen; zich aansluiten bij; [Belg.N.] bijtreden; (2) overeenkomen; beantwoorden aan; overeenstemmen; harmoniëren; corresponderen; congrueren; in overeenstemming zijn met; samenvallen; coïncideren; kloppen (met); gelijk zijn aan; identiek zijn; dekken; verenigbaar zijn met; samengaan; stroken met; sporen met; in het verlengde liggen van; passen bij; accorderen; (3) samenwerken; zich bij elkaar aansluiten; zich samen aan iets wijden; gemeenschappelijke actie ondernemen; de handen ineenslaan
一致団結itchidanketsu eendracht; solidariteit; eensgezindheid; saamhorigheid; samenhorigheid
一致法itchihou methode van overeenstemming; methode van overeenkomst
一致点itchiten punt van overeenkomst
一興ikkyou interessant; amusant; leuk; plezierig; fijn
一般ippan (1) algemeenheid; de algemene regel; (2) gewoonheid; (3) algemeen; universeel; algeheel; (4) gewoon; gebruikelijk; alledaags; ordinair
一般にippanni algemeen; gewoonlijk; in de regel; gemeenlijk; doorgaans; in 't algemeen; over 't algemeen; globaal genomen; over het geheel genomen; alles bij elkaar; ruwweg
一般のippanno (1) algemeen; universeel; algeheel; overal geldend; algemeen verspreid; (2) gewoon; gebruikelijk; veel voorkomend; gangbaar; normaal; alledaags; ordinair
一般人ippanjin (1) de gewone man; de man in de straat; de doorsneeman; Jan Modaal; Jan Publiek; Jan met de pet; het gewone publiek; het grote publiek; (2) leek; buitenstaander; (3) Uomo Qualunque
一般会計ippankaikei [econ.] algemene boekhouding
一般化ippanka veralgemening; generalisatie; algemene verbreiding
一般化するippankasuru veralgemenen; generaliseren; algemeen verbreiden
一般協定ippankyoutei algemene overeenkomst
一般向きippanmuki voor algemeen gebruik
一般大衆ippantaishyuu grote publiek; publiek in het algemeen; gewone publiek; gemene volk; gewone volk; gewone man; man in de straat; gewone mensen; grote; onbekende men; grote menigte; grote massa; goegemeente; Jan met de pet; Jan Publiek; Jan Modaal
一般庶民ippanshyomin gewone volk; gewone mensen; gewone publiek; gewone man; grote massa; grote publiek; goegemeente; Jan met de pet; Jan Publiek; man in de straat
一般性ippansei algemeenheid; generaliteit
一般意志ippanishi [fil.] algemene wil; volkswil; volonté générale
一般投票ippantouhyou volksstemming; volksraadpleging; plebisciet; referendum
一般教書ippankyoushyo State of the Union rede
一般教育ippankyouiku algemene opleiding
一般教養ippankyouyou (1) brede ontwikkeling; [i.h.b.] vrije kunsten; artes liberales; (2) algemene opleiding
一般教養科目ippankyouyoukamoku algemene opleidingsvakken; vrije kunsten; artes liberales
一般消費税ippanshyouhizei [econ.] algemene verbruiksbelasting
一般炭ippantan ketelkool [= geschikt voor elektriciteitsopwekking]
一般的ippanteki (1) algemeen; algeheel; universeel; overal geldend; algemeen verspreid; (2) gewoon; gebruikelijk; veel voorkomend; gangbaar; normaal; alledaags; ordinair
一般的なippantekina (1) algemeen; algeheel; universeel; overal geldend; algemeen verspreid; (2) gewoon; gebruikelijk; veel voorkomend; gangbaar; normaal; alledaags; ordinair
一般職ippanshyoku (1) algemene ambtenarij; [i.h.b.] algemene ambtenaar; (2) algemene administratie; [i.h.b.] algemene werknemer; (3) algemeen kantoorwerk; [i.h.b.] algemene kantoorwerker
一般言語学ippangengogaku algemene taalwetenschap
一般読者ippandokushya ruime lezerspubliek; gemiddelde; gewone lezer
一般論ippanron algemeen betoog; gemeenplaats; algemeenheid; generalisatie; veralgemening
一般質問ippanshitsumon [pol.] algemene interpellatie
一般開業医ippankaigyoui huisarts; [Belg.N.] omnipracticus
一艘issou [船~] één schip; één boot; één bodem; één vaartuig
一色isshiki (1) één kleur; monochromie; (2) één soort; (3) complete uitrusting; volledige uitzet; (4) [ikebana] bloemschikking met één soort bloemen; (5) Isshiki; (6) gedreven; fervent
一色isshyoku (1) één kleur; monochromie; (2) [fig.] algemene tendens; het staat volledig in het teken van …; het is al; alles; allemaal … wat de klok slaat
一色hitoiro (1) één kleur; monochromie; (2) één soort
一芸ichigei een kunst
一芸に秀でるichigeinihiideru een kunst meesterlijk beheersen; in een kunst bedreven zijn; meester zijn op een kunst
一蓮ichiren (1) hetzelfde lot ondergaan; in hetzelfde schuitje zitten; (2) [Zuiver Land-boeddh.] na de dood op dezelfde lotusbloem herboren worden
一蓮托生ichirentakushyou (1) hetzelfde lot ondergaan; in hetzelfde schuitje zitten; (2) [Zuiver Land-boeddh.] na de dood op dezelfde lotusbloem herboren worden
一行置きにichigyouokini telkens één regel openlatend; overslaand; om de andere regel
一行ichigyou regel
一行ikkou gezelschap; groep; [i.h.b.] gevolg; consorten; [Belg.N.; spreekt.] compagnie; [veroud.; m.b.t. muz.; ton.] troep
一見さんichigensan nieuwe klant; onbekende klant; ongeregelde klant
一見してikkenshite met; in één oogopslag; op het eerste gezicht; vluchtig bekeken
一見するikkensuru een kijkje nemen; een snelle blik werpen; tersluiks; vluchtig bekijken; even kijken
一見のichigenno nieuw; onbekend; [~客] ongeregeld
一見の価値があるikkennokachigaaru bezienswaardig; bezienswaard; waard om te bezichtigen
一見客ichigenkyaku nieuwe klant; onbekende klant; ongeregelde klant
一見ichigen eerste bezoek als klant
一見ikken (1) kijkje; blik; oogopslag; (2) ogenschijnlijk; schijnbaar; uiterlijk; kennelijk; naar het zich laat aanzien
一視isshi een blik; oogopslag; kijkje; glimp; beschouwing
一視同仁isshidoujin gelijke behandeling zonder discriminatie; onpartijdigheid; universele naastenliefde
一覧ichiran (1) kijkje; blik; oogopslag; inzage; het doorkijken; het doorlopen; [m.b.t. wissels] zicht; (2) kort overzicht; samenvatting; resumé; synopsis; lijst; tabel
一覧するichiransuru doorkijken; doorlopen; inkijken; inzien; nakijken; eens even bekijken; doorbladeren; nalezen; doorlezen; overlezen; [Belg.N.] overlopen; vluchtig doornemen; een kijkje nemen; eens kijken naar; een oogje wagen aan; een blik werpen; gunnen op; een blik slaan in; in ogenschouw nemen; z’n ogen laten gaan over; schouwen; inspecteren
一覧払いichiranbarai [hand.] [~の] betaalbaar op zicht; betaalbaar op vertoon
一覧払い手形ichiranbaraitegata wissel op zicht; zichtwissel; vistapapier; vistawissel
一覧表ichiranhyou tabel; lijst; catalogus
一親等isshintou eerste graad van bloedverwantschap; verwantschap
一角獣ikkakujuu (1) [myth.] eenhoorn; [herald.] unicornus; (2) [dierk.] eenhoornvis; neushoornvis; zee-eenhoorn; narwal; Monodon monoceros
一角 ; イッカク (bet. 4)ikkaku (1) een hoek; een deel; een sectie; (2) [Jap.gesch.] kwart goudstuk [vierde deel van een ryō]; (3) een hoorn; een gewei; (4) [dierk.] eenhoornvis; neushoornvis; zee-eenhoorn; narwal; Monodon monoceros
一角hitokado (1) een zaak; een domein; (2) [~の] uitzonderlijk; buitengewoon; bijzonder; uitstekend; (3) [~の] behoorlijk; aanzienlijk; degelijk; fatsoenlijk; adequaat; echt; (4) betamelijk; behoorlijk; nogal; flink
一触isshyoku lichte aanraking; touche
一触即発isshyokusokuhatsu bij de minste aanraking tot ontploffing komen; onder hoogspanning staan; explosiviteit; licht ontvlambare; explosieve situatie; [~の] tot het uiterste gespannen; hoogst explosief
一言するichigensuru een woordje; een paar woorden; een kort woord zeggen
一言するichigonsuru een woord reppen; een opmerking maken
一言もないichigonmonai geen geldig excuus hebben; niets meer kunnen zeggen; geen verontschuldigend woord kunnen uitbrengen; om een uitvlucht verlegen zitten
一言居士ichigenkoji iemand die altijd met z'n mening klaarstaat; iemand die altijd en overal z'n zegje over doet
一言ichigen een woordje; een paar woorden; een kort woord
一言ichigon een enkel woord; één woord
一言hitokoto één woord; een woordje; enige woordjes
一計ikkei een plan; voornemen
一計を案じるikkeiwoanjiru een plan maken; bedenken; ontwerpen; uitwerken; opstellen; smeden; beramen
一語ichigo één woord
一説issetsu (1) een mening; opvatting; opinie; versie; theorie; these; stelling; verklaring; (2) andere mening; opvatting; opinie; versie; theorie; these; stelling; verklaring
一説によればissetsuniyoreba volgens een andere visie; theorie; versie; uitleg; mening; sommigen beweren dat; er zijn er die zeggen dat; er is een theorie die stelt dat
一読ichidoku het vluchtig doorlezen; inzage; oppervlakkige lezing; lectuur
一読するichidokusuru vluchtig doornemen; vlug; in de gauwte doorlezen; doorvliegen; lezend doorgaan
一財産いるhitozaisaniru een fortuin kosten; kapitalen kosten; een bom duiten kosten
一貧ippin extreme armoede
一貫ikkan (1) consistentie; coherentie; consequentie; rechtlijnigheid; (2) [gewichtsmaat] 1 kan [= ca. 3,75 kg]; (3) [muntw.] 1 kan [= 1000 mon 文]
一貫したikkanshita consistent; consequent; rechtlijnig; samenhangend; coherent
一貫してikkanshite consistent; consequent; stelselmatig
一貫するikkansuru consistent zijn; coherent zijn; consequent zijn; rechtlijnig zijn
一貫作業ikkansagyou continubedrijf
一貫性ikkansei consistentie; consistentheid; coherentie; consequentie; consequentheid
一貫性のあるikkanseinoaru consistent; consequent; coherent
一足飛びissokutobi een sprong; springbeweging
一足飛びにissokutobini met één sprong
一足issoku één paar
一足hitoashi ; een stap; een pas
一路ichiro (1) een weg; pad; (2) [go-term] aangrenzende schijf; (3) zonder omwegen; rechtstreeks; linea recta; regelrecht; via de kortste weg; direct; vastberaden; gestaag; gestadig; (4) onderweg; en route
一跳びhitotobi één sprong; één springbeweging
一蹴isshyuu (1) schop; trap; (2) botte weigering; verwerping; verschopping; (3) pak slaag; rammel; ransel; aframmeling; nederlaag
一蹴するisshyuusuru (1) botweg; ronduit; vierkant; resoluut weigeren; afwijzen; versmaden; verwerpen; van de hand wijzen; vertikken; verdommen; (2) een flink pak slaag; rammelransel geven; gemakkelijk overwinnen; met gemak achter zich laten; met iemand de vloer aanvegen
一躍ichiyaku (1) sprong; (2) met één sprong; plotseling; plots; ineens; opeens
一躍してichiyakushite met één sprong; ineens; opeens; plots; plotseling; eensklaps; in één klap
一躍するichiyakusuru een sprong maken
一身isshin zichzelf; z'n eigen persoon
一身上isshinjou [~の] persoonlijk; privé-
一身上の都合でisshinjounotsugoude om persoonlijke redenen
一軍ichigun (1) [mil.] een leger; legereenheid; (2) [mil.] het voltallige; ganse leger; alle strijdkrachten; (3) [sportt.] eerste team; A-ploeg; hoofdmacht; selectie
一軒ikken (1) één huis; één woning; (2) vak [van een tribune]
一軒家ikkenya (1) vrijstaand; alleenstaand huis; alleenstaande woning; opzichzelfstaand huis; (2) afgezonderd; afgelegen huis; eenzaam huisje
一転itten (1) één omwenteling; één rotatie; één ronde; één rondje; één toer; één cyclus; (2) omslag; ommekeer; omkeer; wending; kentering
一輪ichirin (1) een bloesem; een bloem; (2) een wiel; een rad; (3) vollemaan
一輪咲きichirinzaki [~の] eenbloemig
一輪挿しichirinzashi (1) vaas voor één of twee bloemen; bloesems; (2) het schikken van één of twee bloemen; bloesems in een vaas
一輪活けichirinike het schikken van één of twee bloemen; bloesems in een vaas
一輪滑車ichirinkasshya talieblok
一輪車ichirinshya (1) kruiwagen; (2) eenwieler
一辺ippen (1) één zijde; kant; (2) [meetk.] een zijde (van een veelhoek)
一辺倒ippentou eenzijdige voorliefde; onvoorwaardelijke toewijding; volkomen overgave; vooringenomenheid; overhelling naar één zijde
一途にichizuni beslist; vastberaden; vastbesloten; rechtlijnig; volhardend; geheel en al; blindelings
一途に思い込むichizuniomoikomu van de gedachte bezeten zijn dat …; onwrikbaar overtuigd zijn dat …; ergens heilig van overtuigd zijn; als vaststaand aannemen dat …
一途をたどるittowotadoru gestaag blijven …; alsmaar; almaar …
一途ichizu (1) [boeddh.] een manier; methode om de verlichting te bereiken; (2) eenzijdig gefocust; exclusief denkend aan; rechtlijnig; van één gedachte bezeten; geobsedeerd
一途itto (1) rechte weg; enige weg; een manier; een methode; (2) een richting; een koers; vaste lijn; (3) eenheid
一通りhitotoori (1) het algemene; [in] brede trekken; [in] hoofdlijnen; [in] grote trekken; het globale; terloops; het elementaire; (2) doorsnee; middelmaat; normaal ~; modaal ~; gewoon ~
一通ittsuu (1) één afgerond geheel; (2) [文書~] één geschrift; één document; [手紙~] één brief
一連番号ichirenbangou doorlopende nummering; doorlopend nummer; volgnummer; reeksnummer; serienummer
一連ichiren (1) aaneenschakeling; reeks; serie; rij; (2) snoer; ris; rist; string; sliert; keten; (3) één riem; [i.h.b.] 1.000 vel papier; [i.h.b.] 100 stuks karton; (4) [lett.] couplet; strofe; versgroep; vers; stanza
一週isshyuu (1) week; (2) per week
一週間isshyuukan één week
一進一退isshinittai (1) voor- en achteruitgang; heen-en-weergaande beweging; ups en downs; (2) verbetering en verslechtering
一遍ippen (1) één keer; (2) pro-forma-; ~ voor de vorm; ~ voor de schijn; (3) Ippen [stichter van het Ji-boeddhisme (Jishū 時宗); 1239-1289]
一遍にippenni tegelijkertijd; ineens; op slag
一過ikka (1) passage; (2) vluchtige blik; vluchtige doorlezing; (3) ogenblik; oogwenk
一過性ikkasei (1) [geneesk.] impersistentie; (2) [~の] tijdelijk; voorbijgaand; vluchtig; kortstondig; van zeer korte duur; efemeer; efemerisch
一郎ichirou Ichirō
一部ichibu (1) deel; gedeelte; sectie; divisie; branche; (2) exemplaar; kopie; afschrift; duplicaat; kopij; (3) set; (4) gedeeltelijk; partieel
一部のichibuno gedeeltelijk; partieel; sectioneel; bepaald
一部分ichibubun deel; gedeelte; stuk; deeltje; part; partij; portie
一部始終ichibushijuu (1) alle details; facetten; feiten; het hele verhaal; de hele geschiedenis; uitvoerig relaas; volledig verslag; ins en outs; finesses; (2) van begin tot einde; van a tot z; van naaldje tot draadje; van voor naar achter
一酸化issanka [chem.] …monoxide
一酸化炭素issankatanso [chem.] koolstofmonoxide; koolstofmono-oxide; koolmonoxide; kolendamp; CO
一酸化炭素中毒issankatansochuudoku [geneesk.] koolmonoxidevergiftiging; koolstofmonoxidevergiftiging; CO-vergiftiging; CO-intoxicatie; kolendampvergiftiging; mijnziekte
一酸化炭素中毒を起こすissankatansochuudokuwookosu (1) koolmonoxidevergiftiging veroorzaken; (2) [geneesk.] koolmonoxidevergiftiging oplopen
一酸化炭素中毒死issankatansochuudokushi dood door koolmonoxidevergiftiging; CO-vergiftigingsdood
一酸化炭素中毒死するissankatansochuudokushisuru sterven door koolmonoxidevergiftiging; omkomen door CO-intoxicatie
一酸化窒素issankachisso [chem.] stikstofmonoxide
一里ichiri (1) [lengtemaat] één ri [= ± 3,927 km]; (2) één dorp; gehucht; (3) [oud-Jap.gesch.] één wijk; kwartier; (4) [ritsuryō] één buurtschap [= 50 bij elkaar staande woningen]
一里塚ichirizuka (1) ± mijlsteen; mijlpaal; (2) [fig.] mijlpaal
一重hitoe (1) eenlagig iets; enkele laag; (2) ongevoerde kleding; (3) zomergoed; zomerkleding; zomerkimono; (4) [plantk.] enkelbloemig; met één laag bloemblaadjes; (5) puur; onversneden; zuiver; onvermengd; onverdeeld; (6) meer; nog meer; een tandje bij; intenser
一銭issen (1) een sen [= honderdste deel van een yen]; (2) [fig.] cent; stuiver; duit; penning; [Barg.] oortje; (3) een mon [= oud-Japanse kopermunt]; (4) [Jap.gesch.] straatbarbier
一長一短itchouittan sterke en zwakke punten; kanten; sterktes en zwaktes; voors en tegens; voor- en nadelen; lusten en lasten
一門ichimon (1) familie; geslacht; clan; (2) [rel.; wetensch.; kunstt.] school; (3) identieke klasse; (4) [boeddh.] toegangspoort tot de verlichting; (5) [boeddh.] één benadering; interpretatie; (6) een kanon; een stuk geschut
一関ichinoseki Ichinoseki
一院ichiin (1) [pol.] één Kamer; één Huis; (2) [rel.] één tempel; (3) [pol.] eerst teruggetreden keizer
一院制ichiinsei [pol.] eenkamerstelsel; eenkamersysteem; monocamerisme; unicameralisme
一陣ichijin (1) één vlaag; stoot; (2) [mil.] voorhoede; (3) [mil.] spits; pioniers
一陣の風ichijinnokaze windvlaag; windstoot; rukwind
一陽来復ichiyouraifuku (1) [lett.] terugkeer van de zon; [i.h.b.] elfde maand van de maankalender; [i.h.b.] winterpunt; (2) aantocht van de lente; komst van een nieuw jaar; (3) terugkeer van de voorspoed
一隅ichiguu een hoek
一階ikkai (1) benedenverdieping; benedenetage; begane grond; parterre; rez-de-chaussee; [Belg.N.] gelijkvloers; [afk.] b.g.; (2) [meton.] benedenwoning; benedenhuis; onderhuis
一際hitokiwa (1) opvallend; opmerkelijk; uitgesproken; buitengewoon; bij uitstek; uitermate; speciaal; in het bijzonder; vooral; voornamelijk; (2) rang; stand; (3) fase; moment
一隻isseki (1) één van een paar; (2) [船~] één schip; één boot; één bodem; [槽~] één kuip; één vat; één ton; één tobbe; één reservoir; (3) [魚~] één vis; [鳥~] één vogel; [馬~] één paard; (4) [矢~] één pijl; [槌~] één hamer; [印~] één zegel
一隻眼issekigan (1) één oog; (2) kritisch oog; goede kijk; inzicht; oordeelskracht; kennis van zaken; verstand
一雄ichio Ichio
一雄kazuo Kazuo
一雄kunio Kunio
一難ichinan een ongeluk; een probleem; geval van tegenspoed; geval van tegenslag
一難去ってまた一難ichinansattemataichinan ± een ongeluk komt zelden alleen
一雫hitoshizuku een druppel
一面ichimen (1) één zijde; één kant; één facet; één aspect; (2) [新聞の] eerste pagina; voorpagina; frontpagina; voorste pagina; (3) gehele omgeving; (4) anderzijds; aan de andere kant; anderdeels; daarentegen; daartegenover; ertegenover staat dat ~; (5) alom; over de gehele omgeving; aan alle kanten
一面にichimenni overal; over de gehele oppervlakte; alom; aan alle kanten
一面的ichimenteki eenzijdig; vooringenomen; bevooroordeeld
一面識ichimenshiki oppervlakkige kennis; het elkaar maar een keer ontmoet hebben
一面識もない人ichimenshikimonaihito iemand die men nooit eerder heeft ontmoet; volslagen onbekende; wildvreemd mens; wildvreemde
一頁ippeeji (1) één bladzijde; één pagina; (2) [fig.] één episode
一頃hitokoro ooit; eens; ooit eens; vroeger
一項ikkou een bepaling; clausule; punt; artikel; item; onderdeel
一頭ittou (1) één hoofd; één kop; (2) [獣~] één beest; [馬~] één paard; [牛~] één rund; [鹿~] één hert; [猪~] één everzwijn; [犬~] één hond; (3) [烏帽子~] één eboshi-hoed; [兜~] één helm; [仮面~] één masker
一頭地ittouchi een kopslengte; een hoofdlengte verschil
一頭地を抜くittouchiwonuku een kopslengte uitsteken boven; de onbetwiste leider zijn; ongeëvenaard zijn; zijns gelijke niet hebben; kennen
一頭立てittoutate [~の] met; voor één paard
一頭立ての馬車ittoutatenobashya wagen; rijtuig met één paard
一顧ikko enige aandacht; beschouwing; overdenking; overweging; consideratie; bedenking
一顧だに値しないikkodaniataishinai je aandacht niet waard zijn; geen enkele belangstelling verdienen; niet de minste waarde hebben; niet opmerkenswaard zijn; zo goed als verwaarloosbaar zijn
一風変わったippuukawatta vreemd; raar; ongewoon; eigenaardig; zonderling; excentriek; bizar; buitenissig; onconventioneel; onorthodox
一首isshyu een Japans gedicht; een tanka
一騎ikki een ruiter; paardrijder; cavalerist; ridder
一騎当千ikkitousen [~の兵] één krijger die er duizend waard is; onoverwinnelijke; onverslaanbare soldaat
一騒ぎhitosawagi herrie; problemen; tumult
一髪ippatsu (1) een haar; haartje; (2) [青山~] een sliert bosrijke bergen vaag in de verte; (3) [fig.] nippertje
一ichi een
一hito (1) één; één rondje ~; (2) wat; een beetje; (3) [voorvoegsel dat de onbepaaldheid; vaagheid van het grondwoord suggereert]