
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
iu・言ふ、云ふ
(言う、云う) t.w. (1) [言ふ] zeggen. (2) [告げる] vertellen. (3) [話す] spreken. (4) [呼ぶ] noemen. ¶ 云ひ條 zelfs al neemt men aan, dat. ¶ 言へない ik kan niet zeggen of ...... ¶ 言ふ迄もなく het spreekt van zelf; uit den aard der zaak; onnoodig te zeggen dat ...... ¶ 言ふ所の zoogenaamd. ¶ 言ふに言はれない onuitsprekelijk; onbeschrijfelijk. ¶ 言ふもかなり men kan gerust zeggen, dat ..... ¶ 言ふと同時に實行する de daad bij het woord voegen. ¶ 法律から言へば wettelijk gesproken. ¶ 言ふ事を聞く luisteren naar iemands woorden; doen wat een ander zegt. ¶ 言はぬが花 het is het beste erover te zwijgen. ¶ それは蘭語で何と云ひますか hoe zeg je dat in het Hollandsch?; wat is dat in het Hollandsch? ¶ 君に少し言ひ度い事がある ik heb je wat te vertellen. ¶ それ見な言はぬことか wel, heb ik het je niet gezegd; wel heb ik je nietgewaarschuwd? ¶ 大きく言ふ overdrijven. ¶ 暗に言ふ te verstaan geven. ¶ 物を言へなくなる verstomd staan; met stomheid geslagen zijn. ¶ 人を悪く言ふ kwaad van iemand spreken. ¶ あの人はスミットと云ひます die meneer heet Smit. ¶ スミットと云ふ人 een meneer, genaamd Smit; een zekere (meneer) Smit. ¶ 彼は恩知らずだと云はれる men zegt, dat hij ondankbaar is; men verwijt hem ondankbaarheid. ¶ とは言ふものの hoe het ook zij.
tana・棚
fushigi・不思議
zn. wonder (驚異) o.; mysterie (不可思議) v.; (奇異) zonderlingheid v.; mirakel v. ¶ 不思議な wonderlijk; vreemd; zonderling; raar; onverklaarbaar. ¶ 不思議に onverwachts; op onverklaarbare wijze. ¶ 不思議だ het is vreemd, dat...... ¶ 不思議はない geen wonder, dat...... ¶ 不思議な事には het vreemde van de zaak is, dat. ¶ 不思議にも wonderlijk genoeg......; wonder boven wonder. ¶ 不思議に助かった hij is er door een wonder goed afgekomen.
midara・淫
(淫ら、猥ら) zn. onzedelijkheid v.; onkuischheid v. ¶ 淫な onzedelijk; onkuisch. ¶ 淫な女 vrouw van slechte zeden. ¶ 淫な事をする ontuchtige handelingen verrichten. ¶ 淫な話 schuine praatjes; onzedelijke taal.
omou・思ふ
(思う) i.w. (1) [考へる] denken. (2) [沈思] peinzen. t.w. (3) [志す] bedoelen. (4) [希望] hopen. (5) [懸念] vreezen. (6) [觀察] beschouwen. (7) 感ずる (8) [想像] veronderstellen. (9) [信じる] gelooven. (10) [豫期] verwachten. (11) [愛情] liefhebben. i.w. (12) [追想] zich herinneren. ¶ 思ふに mij dunkt. ¶ いゝと思ふ goed vinden. ¶ 正しいと思ふ事をする doen, wat men meent, dat recht is. ¶ 何とも思はぬ niets geven om; zich niets aantrekken van. ¶ 我子を思ふ verlangen naar zijn kind.
ugoku・動く
i.w. (1) [動く] bewegen; zich bewegen. (2) [移動] van plaats veranderen; zich verplaatsen. (3) [運轉] loopen; gaan; werken. (4) [變動] veranderen; zich wijzigen. (5) [搖ぐ] schommelen; schudden. (6) [感ずる] geroerd worden; getroffen zijn. ¶ 動かざる onbewegelijk; roerloos; (心の) onbewogen; onverschillig. ¶ 動かざる事泰山の如し rotsvast; onwankelbaar. ¶ 品が一寸も動かない er wordt niets verkocht. ¶ 時計が動かなくなった het horloge staat stil. ¶ 一寸も動くことはならぬぞ verroer je niet!; blijf stokstil staan!
hōgai・法外
bn. buitensporig; onmatig; onredelijk; schandalig; onzinnig. ¶ 法外の要求 buitensporige eischen. ¶ 法外の事を言ふ onzin praten.
SUPPLEMENT (trefwoord)
azukeru・預ける
t.w. in bewaring geven; afgeven; toevertrouwen; deponeren. ¶ この荷物を預ける事が出来ますか。 Kono nimotsu wo azukeru koto ga dekimasu ka. Kan ik deze bagage afgeven? Kan ik deze tas in bewaring geven? (TTC) ¶ 銀行に預けるのが嫌いな人もいる。 Ginkō ni azukeru no ga kirai na hito mo iru. Er zijn ook mensen die er niet van houden om hun geld op de bank te zetten. (TTC) ¶ 彼にそのような大金を預けるな。 Kare ni sono yō na taikin wo azukeru na. Je moet hem niet zo’n groot geldbedrag toevertrouwen. (TTC) ¶ この案件をどう処理するか、君に下駄を預けるよ。 Kono anken wo dō shorisuru ka, kimi ni geta wo azukeru yo. Hoe je deze zaak gaat behandelen [dat] laat ik helemaal aan jou over. (TTC)
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <事>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
事だkotoda het is wat!; 't is erg!; een ernstige affaire!
事によったらkotoniyottara misschien; mogelijk; mogelijkerwijs; wellicht; bijgeval
事によってkotoniyotte misschien; mogelijk; mogelijkerwijs; wellicht; bijgeval
事によるとkotoniyoruto misschien; mogelijk; mogelijkerwijs; wellicht; bijgeval
事によればkotoniyoreba misschien; mogelijk; mogelijkerwijs; wellicht; bijgeval
事件jiken (1) incident; voorval; gebeurtenis; gebeuren; evenement; geval; affaire; kwestie; (2) [jur.] zaak; [Lat.; jur.] res; affaire; [i.h.b.] schandaal
事例jirei (1) voorbeeld; geval; casus; (2) precedent; [Belg.N.; niet alg.] voorgaande
事例研究jireikenkyuu [soc.] casestudy; gevalsstudie; gevalsanalyse
事例研究法jireikenkyuuhou casusmethode; gevalsmethode
事典jiten encyclopedie
事前jizen voor-; pre-; voorafgaand
事前にjizenni vooraf; van tevoren; vooruit; voordien; bijtijds; op voorhand
事前のjizenno voorafgaand; voor-; preliminair
事務jimu kantoorwerk; bureauwerk; administratief werk; kantoorwerkzaamheden; administratie; papierwerk; bureauzaken; [pej.] klerkenwerk; [i.h.a.] zaken
事務上のjimujouno administratief; zakelijk
事務処理jimushyori afhandeling van de administratie; administratief werk; papierwerk
事務員jimuin (1) kantoorbediende; bediende; kantooremployé; employé; kantoorbeambte; beambte; administratief medewerker; (2) [scheepv.] administrateur; purser
事務官jimukan secretaris
事務局jimukyoku secretariaat; secretarie; directiesecretariaat; administratiekantoor; kantoor van beheer; administratie
事務当局jimutoukyoku de verantwoordelijke instanties; gezagdragers; gezaghebbers
事務所jimushyo kantoor; praktijk; praktijkruimte; bureau; [Belg.N.] bureel; [i.h.b.] zakenadres
事務次官jimujikan [Jap.pol.] ± secretaris-generaal
事務管理jimukanri administratie; management; bedrijfsadministratie; [jur.] zaakwaarneming
事務総長jimusouchou secretaris-generaal; [afk.] sg
事務長jimuchou (1) chef-administratie; bureauchef; chef de bureau; (2) [op passagiersboten en verkeersvliegtuigen] administrateur; purser; chef-hofmeester; opperhofmeester
事変jihen (1) voorval; drama; incident; (2) omslag; wende; omwenteling; ommekeer; (3) opschudding; beroering; oproer; rellen; onlusten; opstootjes; troebelen; [veroud.] beroerten; (4) schermutseling; treffen; [veroud.] schutgevaart; schutgevaarte
事大主義jidaishyugi (1) kruiperij; ogendienst; pluimstrijkerij; slaafsheid; serviliteit; onderworpenheid aan machthebbers; (2) opportunisme; weerhanerij
事大根性jidaikonjou slaafse onderworpenheid aan macht; slaafse nederigheid; overdreven onderdanigheid; kruiperij; ogendienst; pluimstrijkerij; slaafsheid; serviliteit; slavenmoraal
事実jijitsu (1) feit; [Lat.] factum; feitelijkheid; werkelijkheid; realiteit; waarheid; (2) eigenlijk; feitelijk; in concreto; in facto; in feite; waarachtig; metterdaad; echt; werkelijk; in werkelijkheid; daadwerkelijk; inderdaad
事実は小説より奇なりjijitsuhashyousetsuyorikinari de werkelijkheid is vreemder dan de verbeelding
事実上jijitsujou feitelijk; in feite; de facto; in werkelijkheid; eigenlijk; om de waarheid te zeggen; [Belg.N.] effectief
事実問題jijitsumondai [fil.] quid facti
事実婚jijitsukon feitelijk huwelijk; de facto huwelijk
事後処理jigoshyori follow-up; opvolging; nabehandeling; afhandeling van de lopende zaken
事情jijou omstandigheden; toestand; situatie; stand van zaken; zaken; [i.h.b.] redenen
事態jitai situatie; toestand; de dingen; de zaak; de (stand van) zaken; omstandigheden
事故死jikoshi dood door ongeval; dood ten gevolge van een ongeluk; verongelukking
事故死するjikoshisuru bij een ongeluk; ongeval om het leven komen; dodelijk verongelukken
事故jiko ongeval; ongeluk; accident; malheur; [i.h.b.] crash
事柄kotogara aangelegenheid; zaak; kwestie; affaire; omstandigheden
事案jian geval; kwestie; zaak
事業jigyou (1) werk; onderneming; project; (2) onderneming; bedrijf; zaak
事業団jigyoudan agentschap
事欠くkotokaku […に~] gebrek hebben aan; tekortkomen; behoefte hebben aan; verlegen zitten om; niet genoeg … hebben; ontberen; missen; [arch.] derven
事無きを得るkotonakiwoeru er zonder problemen afkomen; ermee wegkomen; geen consequenties hoeven te dragen
事由jiyuu reden; oorzaak; grond; aanleiding
事程左様にkotohodosayouni zodanig; zozeer; dermate; zo … dat
事行jikou [fil.] Tathandlung
事象jishyou (1) fenomeen; verschijnsel; gebeurtenis; voorval; (2) [wisk.; kansberekening] uitkomst
事足りるkototariru volstaan; genoeg; voldoende; toereikend zijn
事項jikou (1) aangelegenheden; zaken; (2) feiten; gegevens; data; (3) punten; artikels; bijzonderheden; items
事koto (1) ding; voorwerp; zaak; (2) zaak; aangelegenheid; affaire; omstandigheid; belang; (3) probleem; vraagstuk; kwestie; vraag; (4) feit; feitelijkheid; (5) omstandigheid; omstandigheden; toestand van een zaak; staat van zaken; toestand; situatie; (6) geval; (7) voorval; incident; onverwachte gebeurtenis; ongewone gebeurtenis; (8) ongeluk; ongeval; tegenspoed; pech; onheil; moeilijkheid; verwikkeling; (9) werk; werkzaamheid; ambtelijke werkzaamheid; functie; taak; opdracht; plicht; wat van iemand geëist wordt; (10) oorzaak; motief; reden; beweeggrond; (11) ervaring; ondervinding
事ji (1) zaak; geval; werk; (2) [boeddh.] artha [= fenomeen; praktijk]; (a) ding; zaak; geval; (b) daad; handeling; werk; (c) dienen; ten dienste staan
Tijd: 0.26 sec. jiten.nl: 15 treffers, warandict: 53 treffers (zoekopdracht: '事', strategie: exact).
2005-2023