日蘭辭典+

88 resultaten voor 「時」
日蘭辭典 (titelwoord)
toki
zn. (1) [時間] tijd m.; uur o. (2) [瞬間] oogenblik m. (3) [期] tijd m.; gelegenheid v. (4) [場合] geval o. (5) [時代] periode v.; tijdperk. (6) [季節] seizoen o. (7) [期限] termijn m.(8) [文法の] tijd m. ¶ 十の op tienjarigen leeftijd. ¶ に應じて al naar het uitkomt. ¶ に合ふ gelegenheid afwachten. ¶ を待つ tijd besteden. ¶ を誤らずに來る stipt op tijd komen. ¶ 外れの ontijdig; ongelegen. ¶ の toenmalig; van dien tijd. ¶ に toen; als; wanneer. ¶ 丁度よいに juist bij tijds. ¶ 私が子供のに toen ik nog een kindwas; in mijn jeugd. ¶ には in geval van; gesteld, dat ...... ¶ としては soms; van tijd tottijd.
ji

zn. (1) [] tijd m. (2) [時間] uur o. ¶ 三 half vier. ¶ 何時に om hoe laat? ¶ 分 kwart voor negen.

日蘭辭典 (trefwoord)
tokoro處、所
(ところ) zn. (1) [場所] plaats v. (2) [住所] woonplaats v.; verblijfplaats v. (3) [位置] positie v. (4) [土地] streek v. (5) [] punt o. (6) [] ding o. (7) [] moment o. (8) [場合] gelegenheid v. ¶ hoewel. ¶ では voor zoover; in zooverre als. ¶ 僕の見るでは naar mijn oordeel; mijns inziens.
igai以外
vz. behalve; buiten. ¶ 土曜以外には behalve ’s zaterdags. ¶ ……以外に op elken anderen tijd. ¶ 月給以外に少收入がある hij heeft nog andere inkomsten buiten zijn salaris.
tasogare黃昏
(黄昏) zn. avondschemering v. ¶ 黃昏に tegen het vallen van den avond.
hi

zn. (1) [太陽] zon v. (2) [一日] dag m. (3) [付] datum m. (4) [] tijd m. (5) [場合] geval o. ¶ が昇る de zon gaat op. ¶ 入る de zon gaat onder. ¶ にあたる in de zon zijn. ¶ に燒ける door de zon verbrand zijn. ¶ が暮れる het loopt tegen den avond. ¶ を暮らす den dag doorbrengen. ¶ に增し van dag tot dag; elken dag. ¶ 一日 met den dag. ¶ per dag. ¶ 有事のには in geval van nood.

taiho退步

zn. achteruitgang m. ¶ 退步する achteruit gaan. ¶ 進步が止んだは退步の初めだ stilstand is achteruitgang.

SUPPLEMENT (trefwoord)
kanojo彼女
(1) zij; ze. ¶ 彼女kanojo no haar. ¶ 「あので考え事ができないわ」と、彼女はタイプライターを見つめながら言った。 ‘Ano oto de kangaegoto ga dekinai wa’ to, kanojo wa taipuraitā wo mitsumenagara itta. [het Japans is gebruikt als in een roman] ‘Ik kan niet nadenken met dat geluid’♀ zei ze terwijl ze naar de schrijfmachine staarde. (TTC)
(2) vriendin (persoon waarmee een man gaat of verkering heeft). ¶ 元カノ moto kano (spreektaal, afko.) ex-vriendin; z’n ex; m’n ex. ¶ 前カノ mae kano idem 元カノ. ¶ 今カノ ima kano (spreektaal, afko.) huidige vriendin; m’n huidige vriendin; z’n huidige vriendin. ¶ 彼女はカナダへいってしまった。 Boku no kanojo wa Kanada e itte shimatta. Mijn vriendin is naar Canada gegaan. ♂ (TTC) ¶

NB Gebruik van woord 彼女 kanojo begon in de Meiji periode (1868-1912) als equivalent voor het Engels ‘she’ (‘zij’). Het was een nieuw gevormde samenstelling van かの kano ‘die’ en 女 jo (vgl. 女子 joshi ‘vrouw; meisje’). Lange tijd bleef het gebruik ervan beperkt tot de schrijftaal. Hoewel het 彼女 kanojo tegenwoordig (1980-2009) ook voorkomt in de spreektaal is het nog steeds gebruikelijker om te verwijzen naar anderen met hun naam of titel (Miura:100). Het wordt niet gebruikt wanneer beleefdheid vereist is en heeft vaak een speciale (bijvoorbeeld seksuele) connotatie. Het navolgende is een voorbeeld van het herhalen van een naam of een titel op de plaats waar het Nederlands een persoonlijk voornaamwoord zou gebruiken: 母は教師です。母は毎朝8を出て、5に帰宅します。 Haha wa kyōshi desu. Haha wa maiasa hachiji ni ie wo dete, goji ni kitakushimasu. Mijn moeder is lerares. Ze vertrekt iedere ochtend om acht uur, en komt om vijf uur weer thuis. (lang-8) Zie ook kare.
kōkutsu後屈
zn., suru-ww. achterovergebogen; achterover buigen. ¶ 今日はヨガの後屈のポーズのおですKyō wa yoga no kōkutsu no pōzu no hanashi desu. Vandaag ga ik het hebben over houdingen in yoga waarbij je achteroverbuigt. ¶ 後屈のポーズには、全身のエネルギーを活性化して、自分でも気づかなかった感情と出会うがあります。 Kōkutsu no pōzu ni wa, zenshin no enerugī wo kasseikashite, jibun de mo kizukanakatta kanjō to deau toki ga arimasu. Bij achterovergebogen houdingen activeer je energie in je hele lichaam en zul je op momenten emoties tegenkomen waarvan je zelf niet eens wist dat je ze had. (blog) NB antoniem: zenkutsu 前屈

teishō提唱
(zn., suru-ww) (1) Het bepleiten [voorstellen; voorstaan; voorstellen; verdedigen; presenteren] van een zaak; voorstel; verdediging; presentatie. ¶ 提唱する teishōsuru [een zaak; iets] bepleiten; voorstaan; voorstellen; verdedigen; presenteren. ¶ 提唱者 teishōsha voorsteller; pleiter; verdediger; presentator. ¶ 彼の学説が初めて提唱されたは、それを信じなかった。 Kare no gakusetsu ga hajimete teishōsareta toki wa, dare mo sore wo shinjinakatta. Toen zijn theorie voor het eerst werd gepresenteerd vond die geen enkele steun. ¶ 電力不足対策のスーパークールビズとして、ポロシャツやアロハシャツの着用が提唱された。Denryokubusoku taisaku no sūpākūrubizu to shite, poroshatsu ya arohashatsu no chakuyō ga teishōsarete. In het kader van de Super Cool Biz maatregel voor het bestrijden van energietekorten werd het dragen van poloshirts en alohashirts [hawaïshirts] bepleit. [NB Cool Biz en later Super Cool Biz waren initiatieven van de Japanse overheid om bedrijven te stimuleren het mogelijk te maken om de airco op een lagere temperatuur zetten door werknemers zich luchtiger te laten kleden] (2) (a) Het uitleggen [verklaren; uiteenzetten; behandelen] van iets; uitleg; verklaring; uiteenzetting; lezing. (b) specifiek het uitleggen van de doctrines in Zenboeddhisme. ¶ 提唱する teishōsuru uitleggen; verklaren; behandelen; uiteenzetten. ¶ 禅家の提唱 Zenke no teishō Catechetische vraag voor meditatie in Zen.
lief

(bn,bw)

(1) (vriendelijk) yasashii 優しい; shinsetsu(na) 親切(な).
¶ Wat lief van je! Nante yasashii n deshoo. なんて優しいんでしょう。(Ref)
¶ Zij is echt lief. Kanojo wa hontoo ni shinsetsu da. 彼女本当親切だ。(TTP)

(2) (schattig) kawaii 可愛い.
¶ Lucy is een lief meisje. Ruushi wa kawaii onna no ko da. ルーシーはかわいい女の子だ。 (TTP)
¶ Wat een lief hondje! Nante kawaii inu deshoo. なんてかわいいでしょう。 (Ref)

(3) (zoet) ¶ Een lief kind. Sunao na kodomo. 素直子供。 (Ref)

(4a) (geliefd; dierbaar)
¶ Mijn lieve man. Itoshii anata. 愛しいあなた

(4b) (in aanhef) shin’ai-naru 親愛なる.
¶ Lieve Maki, Gefeliciteerd met je verjaardag! Shin’ai-naru Maki-chan. Tanjoobi o-medetoo...! 親愛なる真姫ちゃん誕生日おめでとう...! (Twitter)

(5) (waardevol)
¶ Mijn leven is mij lief. Watashi wa totemo inochi ga oshii. とても惜しい。(TTP)
¶ Zijn liefste wens. Kare no saidai no negai. の最大の願い。(TTP)

In het Japans alleen bij het direct aanspreken van de echtgenoot; naar derden is een dergelijk compliment voor je eigen echtgenoot opschepperig. (NSoJ)

(znw)
(1) (geliefde) koibito 恋人.
(2) (iets aangenaams) ¶ In lief en leed. Tanoshii toki mo kurushii toki mo. 楽しいも苦しいも。 (Ref, G)

[Dit lemma gebruikt oo-spelling.]

TEKST EN UITLEG (trefwoord)
bron:Minami Hiroshi╱De psychologie van Japanners 〈61:3-4〉南博『日本人の心理』
から日本では、の支配者がこの我慢あるいは忍從を最高の美德として、人たちに説教してきた。いわば問答無用、直接の命令のように、ただ我慢しろというのである。

Mukashi kara Nippon de wa, toki no shihaisha ga kono gaman aruiwa ninjū wo saikō no bitoku to shite, shita no hitotachi ni sekkyōshite kita. Iwaba mondō muyō, chokusetsu no meirei no yō ni, tada gamanshiro to iu no de aru.

Sinds mensenheugenis maakten heersers in Japan deze volgzaamheid of lijdelijkheid tot de hoogste deugd. Geen discussie! Laat het je simpelweg welgevallen en neem het als een rechtstreeks bevel.
over:shinani注釈:しなに
-しな(に) -shina(ni) is een achtervoegsel dat achter de 連用形 renyōkei vorm van een werkwoord wordt geplaatst. Het heeft de betekenis van ‘op het moment dat; net begonnen zijnde met...’. De antwoorden op deze vraag op Yahoo! Japan’s 知恵袋 chiebukuro geven sterk de indruk dat de uitdrukking niet meer wordt gebruikt, hoewel oudere Japanners hem nog wel kennen. In plaats van bijvoorbeeld 行きしな ikishina gebruikt men dan uitdrukkingen als 行くに… iku toki ni... (wanneer of op het moment van gaan) of 行く途中に… iku tochū ni... (onderweg).
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <時>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
時々 ; 時時tokidoki (1) elke gelegenheid; elk seizoen; [groente; bloemen enz. van] het seizoen; seizoen-; gelegenheids-; (2) soms; somtijds; weleens; bij wijlen; (zo) af en toe; (zo) nu en dan; (zo) tussenbeide; nogal eens; van tijd tot tijd; met tussenpozen; bij tijd en wijle; bij tijden; een enkele keer; incidenteel; in occasionele gevallen; nu eens ~; dan weer; [arch.] somwijlen
時にtokini (1) bijwijlen; van tijd tot tijd; soms; nu en dan; af en toe; bij gelegenheid; (2) toen; in die tijd; destijds; we schrijven nu …; (3) trouwens; à propos; zeg; tussen twee haakjes; overigens; terloops
時に遇うtokiniau geluk hebben; fortuinlijk zijn; het gaat iem. voor de wind
時は金なりtokihakanenari tijd is geld
時めくtokimeku (1) bloeien; goed gedijen; voorspoedig zijn; welvaren; voorspoed kennen; (2) invloedrijk zijn; machtig zijn; gezaghebbend zijn
時を得たtokiwoeta tijdig; goed getimed; op het juiste moment geschied; op het juiste ogenblik komend
時不知 ; トキシラズtokishirazu (1) [plantk.] Bürger-braam; Rubus buergeri; (2) [plantk.] goudsbloem; Calendula officinalis; (3) [plantk.] tijdloze daikon; (4) [plantk.] Lindera obtusiloba [soort koortsstruik]; (5) [plantk.] Japanse toverhazelaar; Hamamelis japonica; (6) [dierk.] zalm; (7) [dierk.] forel
時中tokinaka [Jap.gesch.] tijdspanne van ± een uur
時事jiji actualiteiten; nieuws van de dag; lopende zaken; hedendaagse; actuele vraagstukken
時事問題jijimondai actueel probleem; onderwerp; huidige problemen; actuele; hedendaagse vraagstukken; onderwerp van het ogenblik; vraagstukken van het moment; actualiteit; lopende zaken; dingen van de dag; waan van de dag
時代物jidaimono (1) voorwerp uit oude tijden; antiquiteit; iets ouderwets; antieks; (2) [m.b.t. jōruri; kabuki] stuk met een thematiek uit de pre-Edo-samoeraimaatschappij; (3) [m.b.t films; romans] werk waarvan het verhaal zich afspeelt in de Edo-periode of daaraan voorafgaande periodes
時代祭jidaimatsuri Jidai-festival [gehouden nabij het Heian-heiligdom te Kioto op 22 oktober]
時代精神jidaiseishin tijdgeest; zeitgeist; geest des tijds
時代遅れjidaiokure uit de tijd; niet meer van deze tijd; niet bij de tijd; ten achter bij z'n tijd; achterhaald; verouderd; passé; ouderwets; overjarig; overleefd; aartsvaderlijk; archaïsch; oudmodisch; [fig.] oude kost; [inform.] ouwe koek; [Belg.N.] voorbijgestreefd
時代遅れの ; 時代後れのjidaiokureno achterhaald; verouderd; ouderwets; overjarig; overleefd; aartsvaderlijk; archaïsch; oudmodisch; [Belg.N.] voorbijgestreefd
時代錯誤jidaisakugo anachronisme; anachronie
時代jidai (1) de tijden; tijd; (2) tijdperk; periode; eeuw; tijdvak; era; epoque; (3) oude tijden; (4) [maatwoord voor tijdperken; periodes]
時価jika dagwaarde; marktwaarde; huidige waarde
時偶tokitama nu en dan; soms; van tijd tot tijd; op ongeregelde tijden; heel af en toe; bij; met (lange) tussenpozen; weleens; bij tijd en wijle; bij wijlen; een enkele keer; sporadisch; zo tussenbeide; [Belg.N.; niet alg.] zo tussendoor
時分jifun tijdsduur in minuten
時分jibun (1) periode; tijd; (2) juist moment; geschikt ogenblik; opportuniteit; gelegenheid; kans
時制jisei [taalk.] tijd; tempus; tijdsvorm
時刻 ; 時剋jikoku tijd; uur; tijdstip
時刻表jikokuhyou dienstregeling; dienstrooster; tijdtafel
時効jikou [jur.] verjaring; prescriptie
時勢jisei trend; tijd; tijden; tijdgeest; zeitgeist; tijdstroom
時化shike (1) stormweer op zee; zwaar weer; zeestorm; (2) povere; slechte visvangst; (3) recessie; teruggang; (4) armzalige; slechte; matige opkomst; uitgedund publiek
時化たshiketa (1) karig; schamel; krap; (2) somber; sip; mistroostig; terneergeslagen; beroerd; belabberd
時半jihan …u30; half …
時報jihou (1) tijdsein; tijdsignaal; tijdmelding; (2) nieuwsbericht; tijding
時宜jigi gepaste tijd; juiste moment; ogenblik; juiste tijd; gelegen tijd
時宜にかなったjiginikanatta opportuun; gelegen; op het juiste ogenblik; moment komend; precies van pas komend; tijdig; welgetimed; actueel
時宜を得たjigiwoeta opportuun; gelegen; op het juiste ogenblik; moment komend; precies van pas komend; tijdig; welgetimed; actueel
時局jikyoku situatie; toestand; stand van zaken
時局的jikyokuteki actueel
時局的なjikyokutekina actueel
時差jisa tijdsverschil; tijdverschil; uurverschil
時差ぼけjisaboke jetlag
時差ぼけするjisabokesuru een jetlag hebben
時折tokiori soms; af en toe; tussenbeide; [Belg.N.; niet alg.] tussendoor; van tijd tot tijd; (zo) nu en dan; nu eens dan weer; op ongeregelde tijden; bij gelegenheid; te hooi en te gras; wel eens; bij; met tussenpozen; bij tijd en wijle; [form.] bijwijlen
時期jiki (1) tijd; periode; seizoen; (2) tijd; timing; moment
時流jiryuu (1) tijdgenoten; contemporains; massa van toen; (2) tijdgeest; tijdstroom; tijdstroming; zeitgeist
時点jiten tijdstip; tijdsmoment; ogenblik; moment
時無大根 ; トキナシダイコンtokinashidaikon [plantk.] tijdloze daikon [cultuurvariëteit die in de herfst gezaaid wordt en in de lente geoogst]
時短jitan arbeidsduurverkorting; arbeidstijdverkorting; werktijdverkorting; verkorting van de arbeidsduur; arbeidstijd; werktijden; [afk.] adv; [afk.] atv
時祷jitou getijden; canonieke uren; horae
時祷書jitoushyo getijdenboek; horarium
時空jikuu (1) tijd en ruimte; (2) [natuurk.] ruimtetijd; tijdruimte
時空間芸術jikuukangeijutsu tijdruimtelijke kunst
時系列jikeiretsu tijdreeks
時計の針tokeinohari wijzers van een klok; horloge
時計台tokeidai klokkentoren
時計回りtokeimawari [~に] met de klok mee; rechtsdraaiend; [Belg.N.] in wijzerzin
時計屋tokeiya (1) horlogerie; horlogewinkel; (2) horlogemaker; klokkenmaker; uurwerkmaker
時計店tokeiten horlogewinkel; horlogerie; [i.h.b.] juwelierswinkel; bijouterie
時計 ; 土圭 ; 斗鶏tokei (1) klok; uurwerk; horloge; [Barg.] loep; [Barg.] oks; [Barg.] oksenaar; [Barg.] tikker; (2) tijdmeter
時速jisoku uursnelheid
時針jishin uurwijzer; kleine wijzer
時間jikan (1) tijd; tijdruimte; spanne (tijds); tijdspanne; tijdsduur; tijdsbestek; [arch.] stond; [Lat.] tempus; [Lat.] hora; chrono-; (2) tijd; uur; [i.h.b.] lesuur; [i.h.b.] lestijd; (3) [maatwoord voor uren]
時間の無駄jikannomuda tijdverspilling; tijdverlies
時間割 ; 時間割りjikanwari (1) lesrooster; collegerooster; rooster; (2) dienstregeling; dienstrooster; werkrooster; rooster
時間外jikangai overtijd; buiten diensttijd; buiten kantooruren; na kantoortijd; na sluitingstijd; na werktijd; na kantoor; [i.h.b.] buiten; na schooltijd; na school
時間外労働jikangairoudou werk in overtijd; overwerk; overuren; overwerkuren
時間的jikanteki tijdelijk; temporeel; wat de tijd aangaat; betrekking hebbend op de tijd; qua tijd
時間目jikanme -e uur; -e lesuur; -e lestijd
時間表jikanhyou (1) uurrooster; uurregeling; tijdtafel; (2) dienstregeling; dienstrooster; werkrooster
時間表象jikanhyoushyou tijdsvoorstelling
時間通りにjikandoorini op tijd; tijdig; volgens het tijdschema; op schema; op de aangegeven tijd; punctueel; stipt; prompt
時限爆弾jigenbakudan tijdbom; helse machine
時限装置jigensouchi tijdmechanisme
時限jigen (1) tijdslimiet; tijdgrens; termijn; (2) [onderw.] lesuur; contactuur; uur; (3) [maatwoord voor lesuren]
時雨shigure najaarsbui; late herfst- of vroege winterregen
時鳥hototogisu [dierk.] kleine koekoek; Cuculus poliocephalus
ji ~ uur; [veroud.] (te) klokke ~
時 ; 秋toki (1) tijd; [arch.] stond; (2) tijd; periode; [i.h.b.] seizoen; (3) [in die] tijden; [in die] dagen; toenmalig; (4) allesbeslissend moment; kritiek punt; scharniermoment [spelling: toki 秋]; (5) kans; gunstige gelegenheid; gelegen tijd; (6) [spraakk.] tijd; tempus; (7) geval; keer; gelegenheid; moment; ogenblik; (8) toen; wanneer
Resultaten van japansnederlandswoordenboek.org   
Tijd: 0.29 sec. jiten.nl: 13 treffers, warandict: 75 treffers (zoekopdracht: '時', strategie: exact). 
2005-2023