RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <時>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
De weergave van het Japans van de resultaten hieronder is gespeld in een vorm van
waapuro-spelling. De spelling komt overeen met de originele spelling in
hiragana in het Japans. De verschillen met de
Hepburn-spelling van de overige resultaten zijn eenvoudig:
spelling |
uitspraak |
uu |
lang aangehouden /oe/ (Hepburn spelling: ū) |
ou |
lang aangehouden /o/ (Hepburn spelling: ō) |
(soms, als in 酔う you "dronken zijn") uitspraak: /o/ + /oe/ |
ei |
lang aangehouden /ee/ (dit is identiek in Hepburn spelling) |
ha |
/ha/ (identiek aan Nederlands en Hepburn spelling) |
alleen voor het partikel は: uitspraak /wa/ |
he |
/he/ (identiek aan Nederlands en Hepburn spelling |
alleen voor het partikel へ: uitspraak /e/ |
[verberg]
時々 ; 時時tokidoki (1) elke gelegenheid; elk seizoen; [groente; bloemen enz. van] het seizoen; seizoen-; gelegenheids-; (2) soms; somtijds; weleens; bij wijlen; (zo) af en toe; (zo) nu en dan; (zo) tussenbeide; nogal eens; van tijd tot tijd; met tussenpozen; bij tijd en wijle; bij tijden; een enkele keer; incidenteel; in occasionele gevallen; nu eens ~; dan weer; [arch.] somwijlen
時にtokini (1) bijwijlen; van tijd tot tijd; soms; nu en dan; af en toe; bij gelegenheid; (2) toen; in die tijd; destijds; we schrijven nu …; (3) trouwens; à propos; zeg; tussen twee haakjes; overigens; terloops
時に遇うtokiniau geluk hebben; fortuinlijk zijn; het gaat iem. voor de wind
時は金なりtokihakanenari tijd is geld
時めくtokimeku (1) bloeien; goed gedijen; voorspoedig zijn; welvaren; voorspoed kennen; (2) invloedrijk zijn; machtig zijn; gezaghebbend zijn
時を得たtokiwoeta tijdig; goed getimed; op het juiste moment geschied; op het juiste ogenblik komend
時不知 ; トキシラズtokishirazu (1) [plantk.] Bürger-braam; Rubus buergeri; (2) [plantk.] goudsbloem; Calendula officinalis; (3) [plantk.] tijdloze daikon; (4) [plantk.] Lindera obtusiloba [soort koortsstruik]; (5) [plantk.] Japanse toverhazelaar; Hamamelis japonica; (6) [dierk.] zalm; (7) [dierk.] forel
時中tokinaka [Jap.gesch.] tijdspanne van ± een uur
時事jiji actualiteiten; nieuws van de dag; lopende zaken; hedendaagse; actuele vraagstukken
時事問題jijimondai actueel probleem; onderwerp; huidige problemen; actuele; hedendaagse vraagstukken; onderwerp van het ogenblik; vraagstukken van het moment; actualiteit; lopende zaken; dingen van de dag; waan van de dag
時代物jidaimono (1) voorwerp uit oude tijden; antiquiteit; iets ouderwets; antieks; (2) [m.b.t. jōruri; kabuki] stuk met een thematiek uit de pre-Edo-samoeraimaatschappij; (3) [m.b.t films; romans] werk waarvan het verhaal zich afspeelt in de Edo-periode of daaraan voorafgaande periodes
時代祭jidaimatsuri Jidai-festival [gehouden nabij het Heian-heiligdom te Kioto op 22 oktober]
時代精神jidaiseishin tijdgeest; zeitgeist; geest des tijds
時代遅れjidaiokure uit de tijd; niet meer van deze tijd; niet bij de tijd; ten achter bij z'n tijd; achterhaald; verouderd; passé; ouderwets; overjarig; overleefd; aartsvaderlijk; archaïsch; oudmodisch; [fig.] oude kost; [inform.] ouwe koek; [Belg.N.] voorbijgestreefd
時代遅れの ; 時代後れのjidaiokureno achterhaald; verouderd; ouderwets; overjarig; overleefd; aartsvaderlijk; archaïsch; oudmodisch; [Belg.N.] voorbijgestreefd
時代錯誤jidaisakugo anachronisme; anachronie
時代jidai (1) de tijden; tijd; (2) tijdperk; periode; eeuw; tijdvak; era; epoque; (3) oude tijden; (4) [maatwoord voor tijdperken; periodes]
時価jika dagwaarde; marktwaarde; huidige waarde
時偶tokitama nu en dan; soms; van tijd tot tijd; op ongeregelde tijden; heel af en toe; bij; met (lange) tussenpozen; weleens; bij tijd en wijle; bij wijlen; een enkele keer; sporadisch; zo tussenbeide; [Belg.N.; niet alg.] zo tussendoor
時分jifun tijdsduur in minuten
時分jibun (1) periode; tijd; (2) juist moment; geschikt ogenblik; opportuniteit; gelegenheid; kans
時制jisei [taalk.] tijd; tempus; tijdsvorm
時刻 ; 時剋jikoku tijd; uur; tijdstip
時刻表jikokuhyou dienstregeling; dienstrooster; tijdtafel
時効jikou [jur.] verjaring; prescriptie
時勢jisei trend; tijd; tijden; tijdgeest; zeitgeist; tijdstroom
時化shike (1) stormweer op zee; zwaar weer; zeestorm; (2) povere; slechte visvangst; (3) recessie; teruggang; (4) armzalige; slechte; matige opkomst; uitgedund publiek
時化たshiketa (1) karig; schamel; krap; (2) somber; sip; mistroostig; terneergeslagen; beroerd; belabberd
時半jihan …u30; half …
時報jihou (1) tijdsein; tijdsignaal; tijdmelding; (2) nieuwsbericht; tijding
時宜jigi gepaste tijd; juiste moment; ogenblik; juiste tijd; gelegen tijd
時宜にかなったjiginikanatta opportuun; gelegen; op het juiste ogenblik; moment komend; precies van pas komend; tijdig; welgetimed; actueel
時宜を得たjigiwoeta opportuun; gelegen; op het juiste ogenblik; moment komend; precies van pas komend; tijdig; welgetimed; actueel
時局jikyoku situatie; toestand; stand van zaken
時局的jikyokuteki actueel
時局的なjikyokutekina actueel
時差jisa tijdsverschil; tijdverschil; uurverschil
時差ぼけjisaboke jetlag
時差ぼけするjisabokesuru een jetlag hebben
時折tokiori soms; af en toe; tussenbeide; [Belg.N.; niet alg.] tussendoor; van tijd tot tijd; (zo) nu en dan; nu eens dan weer; op ongeregelde tijden; bij gelegenheid; te hooi en te gras; wel eens; bij; met tussenpozen; bij tijd en wijle; [form.] bijwijlen
時期jiki (1) tijd; periode; seizoen; (2) tijd; timing; moment
時流jiryuu (1) tijdgenoten; contemporains; massa van toen; (2) tijdgeest; tijdstroom; tijdstroming; zeitgeist
時点jiten tijdstip; tijdsmoment; ogenblik; moment
時無大根 ; トキナシダイコンtokinashidaikon [plantk.] tijdloze daikon [cultuurvariëteit die in de herfst gezaaid wordt en in de lente geoogst]
時短jitan arbeidsduurverkorting; arbeidstijdverkorting; werktijdverkorting; verkorting van de arbeidsduur; arbeidstijd; werktijden; [afk.] adv; [afk.] atv
時祷jitou getijden; canonieke uren; horae
時祷書jitoushyo getijdenboek; horarium
時空jikuu (1) tijd en ruimte; (2) [natuurk.] ruimtetijd; tijdruimte
時空間芸術jikuukangeijutsu tijdruimtelijke kunst
時系列jikeiretsu tijdreeks
時計の針tokeinohari wijzers van een klok; horloge
時計台tokeidai klokkentoren
時計回りtokeimawari [~に] met de klok mee; rechtsdraaiend; [Belg.N.] in wijzerzin
時計屋tokeiya (1) horlogerie; horlogewinkel; (2) horlogemaker; klokkenmaker; uurwerkmaker
時計店tokeiten horlogewinkel; horlogerie; [i.h.b.] juwelierswinkel; bijouterie
時計 ; 土圭 ; 斗鶏tokei (1) klok; uurwerk; horloge; [Barg.] loep; [Barg.] oks; [Barg.] oksenaar; [Barg.] tikker; (2) tijdmeter
時速jisoku uursnelheid
時針jishin uurwijzer; kleine wijzer
時間jikan (1) tijd; tijdruimte; spanne (tijds); tijdspanne; tijdsduur; tijdsbestek; [arch.] stond; [Lat.] tempus; [Lat.] hora; chrono-; (2) tijd; uur; [i.h.b.] lesuur; [i.h.b.] lestijd; (3) [maatwoord voor uren]
時間の無駄jikannomuda tijdverspilling; tijdverlies
時間割 ; 時間割りjikanwari (1) lesrooster; collegerooster; rooster; (2) dienstregeling; dienstrooster; werkrooster; rooster
時間外jikangai overtijd; buiten diensttijd; buiten kantooruren; na kantoortijd; na sluitingstijd; na werktijd; na kantoor; [i.h.b.] buiten; na schooltijd; na school
時間外労働jikangairoudou werk in overtijd; overwerk; overuren; overwerkuren
時間的jikanteki tijdelijk; temporeel; wat de tijd aangaat; betrekking hebbend op de tijd; qua tijd
時間目jikanme -e uur; -e lesuur; -e lestijd
時間表jikanhyou (1) uurrooster; uurregeling; tijdtafel; (2) dienstregeling; dienstrooster; werkrooster
時間表象jikanhyoushyou tijdsvoorstelling
時間通りにjikandoorini op tijd; tijdig; volgens het tijdschema; op schema; op de aangegeven tijd; punctueel; stipt; prompt
時限爆弾jigenbakudan tijdbom; helse machine
時限装置jigensouchi tijdmechanisme
時限jigen (1) tijdslimiet; tijdgrens; termijn; (2) [onderw.] lesuur; contactuur; uur; (3) [maatwoord voor lesuren]
時雨shigure najaarsbui; late herfst- of vroege winterregen
時鳥hototogisu [dierk.] kleine koekoek; Cuculus poliocephalus
時ji ~ uur; [veroud.] (te) klokke ~
時 ; 秋toki (1) tijd; [arch.] stond; (2) tijd; periode; [i.h.b.] seizoen; (3) [in die] tijden; [in die] dagen; toenmalig; (4) allesbeslissend moment; kritiek punt; scharniermoment [spelling: toki 秋]; (5) kans; gunstige gelegenheid; gelegen tijd; (6) [spraakk.] tijd; tempus; (7) geval; keer; gelegenheid; moment; ogenblik; (8) toen; wanneer