日蘭辭典+

83 resultaten voor 「風」
日蘭辭典 (titelwoord)
kaze
zn. (2) [] wind m. (2) [邪] koud v. (3) [隙間] tocht m. ¶ 一陣の windvlaag. ¶ が吹いて居ます het waait. ¶ を引いて居る verkouden zijn. ¶ ある winderig. ¶ なき stil; bladstil.
日蘭辭典 (trefwoord)
yamu止む
(已む、罷む) i.w. ophouden; stoppen; uitscheiden; eindigen; afgeloopen zijn; stilstaan. ¶ が止んだ de regen is opgehouden. ¶ が止んだ de wind is gaan liggen.
soyogu戰ぐ
(戦ぐ) i.w. (1) [が] zuchten; suizen. (2) [が] ritselen; trillen; ruischen.
nabiku靡く
i.w. buigen; zich buigen; toegeven (服從). ¶ に靡く bukken voor de macht van het geld. ¶ 稻がに靡いてゐる de rijsthalmen golven in den wind.
matomoni正面に
(真面) bw. recht tegenover; vlak in ’t gezicht; rechtstreeks. ¶ を正面に受けて vlak tegen den wind in.
fukidasu吹出す

(吹き出す) i.w. (1) [噴出] spuiten; opspuiten. (2) [が] beginnen te waaien. (3) [が] uitbarsten (山が); oplaaien. (4) [失笑] in lachen uitbarsten. t.w. (5) [噴出] spuiten; naar buiten werpen; uitstooten; uitblazen.

RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <風>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
風が吹けば桶屋が儲かるkazegafukebaokeyagamoukaru (1) ± effect op een onwaarschijnlijke plaats; ± vlindereffect; butterflyeffect; (2) ± hopen op het onwaarschijnlijke
風だfuuda (1) [drukt overeenkomst met een toestand; situatie uit]; (2) [drukt een precedent of vage referentie uit]
風ですfuudesu (1) [drukt overeenkomst met een toestand; situatie uit]; (2) [drukt een precedent of vage referentie uit]
風の強いkazenotsuyoi winderig; met veel wind; door de wind geteisterd
風を切るkazewokiru de wind doorklieven; [fig.] zich zeer snel bewegen; suizen; flitsen; krachtig vooruitgaan
風体fuutei (1) voorkomen; uiterlijk; look; verschijning; uiterlijke gestalte; (2) artistieke uitwerking (van een gedicht; nō-stuk enz.)
風俗fuuzoku (1) manieren; sociale gewoonten; goed; beleefd gedrag; mores; (2) zeden; openbare zedelijkheid; publieke moraliteit; (3) volwassenenentertainment; seksindustrie
風俗紊乱fuuzokubinran zedenbederf; zedenverwildering; zedenverbastering
風俗紊乱fuuzokubunran zedenbederf; zedenverwildering; zedenverbastering
風刺fuushi satire
風刺するfuushisuru de draak steken met; ridiculiseren; de spot drijven met
風刺作家fuushisakka satiricus
風刺文学fuushibungaku satireliteratuur; satire
風刺漫画家fuushimangaka cartoontekenaar; cartoonist
風刺画fuushiga (1) karikatuurtekening; karikatuur; spotprent; satirische prent; (2) cartoon; getekende mop
風刺画家fuushigaka (1) karikatuurtekenaar; karikaturist; spotprenttekenaar; (2) cartoontekenaar; cartoonist
風前fuuzen winderige plaats; plaats waar het waait; [meton.] wind
風前の灯fuuzennotomoshibi precaire situatie; hachelijke toestand; (kwetsbaar als een) kaars in open veld; (ongewis als) een kaars in de wind; (zo veeg zijn als) een luis op een kam; (in) groot gevaar; benarde omstandigheden; het ongewisse (verkeren); een groot risico (lopen); vogel voor de kat; op de wip; schopstoel (zitten)
風力計fuuryokukei windmeter; anemometer; anemograaf
風力fuuryoku (1) windkracht; windsterkte; (2) windenergie
風呂 ; 風炉furo (1) bad; (2) badgelegenheid; badhuis
風呂場furoba badkamer; [Ind.N.] mandiekamer
風呂屋furoya (1) badkamer; badgelegenheid; (2) badhuis; badinrichting; bad; (3) volksbadhuis; (4) relaxhuis; (5) badhuismeisje; ± masseuse; (6) badkuipverkoper
風呂敷furoshiki furoshiki; inpakdoek; stoffen omslag; omslagdoek; wikkel
風呂桶furooke badkuip; bad; kuip; kuipbad; [veroud.; w.g.] tub
風味fuumi smaak; aroma
風味豊かfuumiyutaka vol van smaak; pittig
風土fuudo (1) klimaat; natuurlijke gesteldheid; (2) [fig.] klimaat; heersende gesteldheid
風土心理学fuudoshinrigaku geopsychologie
風土馴化fuudojunka acclimatisatie; acclimatisering; gewenning aan een ander klimaat; aanpassing
風土馴化するfuudojunkasuru (1) zich acclimatiseren; zich aanpassen aan een ander klimaat; [veroud.] zich acclimateren; (2) acclimatiseren; aanpassen aan een ander klimaat; [veroud.] acclimateren
風圧fuuatsu winddruk
風変わりfuugawari (1) vreemdheid; eigenaardigheid; wonderlijkheid; zonderlingheid; raarheid; ongewoonheid; excentriciteit; buitenissigheid; curiositeit; gril; buitengewoonheid; bijzonderheid; merkwaardigheid; zeldzaamheid; singulariteit; particulariteit; (2) vreemd; eigenaardig; wonderlijk; gek; zonderling; raar; ongewoon; ongebruikelijk; excentriek; buitenissig; apart; curieus; grillig; bizar; buitengewoon; bijzonder; merkwaardig; extravagant; onconventioneel; zeldzaam; particulier; [w.g.] singulier
風天fuuten [boeddh.] Vāyu [= de windgod; één van de twaalf deva's]
風帯fuutai (1) lint aan een kamerschermgordijn; (2) paar stoffen; papieren linten die bovenaan een hangrol afhangen; (3) boven een vlag bevestigde wimpel
風情fuujou (1) smaak; charme; elegantie; (2) aanblik; voorkomen; sfeer; indruk
風景fuukei landschap; [i.h.b.] natuurlandschap; gezicht; uitzicht; vista; zicht,
風景画fuukeiga [schild.] landschapsschilderij; landschapsschildering; landschap
風来坊fuuraibou zwerver; landloper; vagebond
風格fuukaku (1) voorkomen; présence; [i.h.b.] karakter; persoonlijkheid; (2) pit; karakter; extra jeu; charme; karakteristieke smaak; stijl; (3) zeden; gebruiken; gewoonten
風流なfuuryuuna smaakvol; elegant; verfijnd; geraffineerd; kunstzinnig; esthetisch
風流人fuuryuujin fijnproever; estheet; man van smaak
風流fuuryuu smaak; elegantie; élégance; verfijning; verfijndheid; schoonheidszin; raffinement
風流 ; 浮立furyuu 11e-eeuwse Japanse toneeldans met fluit- en trommelbegeleiding
風潮fuuchou (1) windgetij; (2) [fig.] stroming; stroom; tendens; trend
風炎fuuen [meteo.] föhn
風物詩fuubutsushi (1) landschapsgedicht; seizoensgedicht; natuurgedicht; natuurpoëzie; natuurlyriek; (2) typisch seizoenselement
風疹fuushin [geneesk.] rodehond; rubella; roseola
風痘fuutou [geneesk.] windpokken; waterpokken; valse pokken; varicellen; varicella; [gew.] wijnpokken
風神fuujin (1) god van de wind; windgod; (2) stijl; persoonlijkheid
風穴kazaana (1) tochtgat; windgat; luchtgat; trekgat; tochtkier; luchtopening; tochtkanaal; (2) ventilatiegat; (3) windgrot
風穴fuuketsu windgrot
風紀fuuki zeden; moraal; tucht
風習fuushyuu zeden en gewoonten; gewoonte; gebruik; [Belg.N.] geplogenheid
風船fuusen ballon; ballonnetje
風袋fuutai tarra; emballage; verpakking
風見kazami windwijzer; windvaan; windvaantje; vaantje; [i.h.b.] windhaan; weerhaan; haan; staartmolen
風見鶏kazamidori (1) weerhaan; windhaan; haan; (2) [fig.] draaier; opportunist; draaitol
風貌fuubou uiterlijk; uitwendige gedaante; fysieke verschijning; voorkomen; aanzien
風車kazaguruma (1) windmolen; windrad; windmotor; windturbine; (2) speelgoedmolentje; windmolentje; molentje; draaihoutje; handmolen; (3) [Jap.herald.] gestileerde windmolen; (4) slecht bij kas zijn; in geldnood zitten; geldgebrek hebben; het krap hebben; financieel vastzitten; in verlegenheid zijn; op zwart zaad zitten; in geldzorgen zitten; (5) [plantk.] Clematis patens
風車fuushya windmolen; molen; windturbine; windmotor; windrad
風通しkazetooshi luchtstroming; ventilatie
風速fuusoku windsnelheid
風邪kaze verkoudheid; kou; [Belg.N.; spreekt.] valling; [gew.] verkouwenis
風配図fuuhaizu [meteo.] windkaart
風鈴fuurin windklokje; windschelletje
風鎮fuuchin hangrolgewichtje
風間kazama (1) windstilte; (2) windperiode; (3) Kazama
風間kazema windstilte
風除けkazayoke windwering; windscherm; windschut; bescherming tegen de wind
風除けkazeyoke windwering; windscherm; windschut; bescherming tegen de wind
風雅fuuga (1) elegantie; élégance; verfijndheid; verfijning; chic; stijl; smaak; raffinement; (2) [Bashō-school] haiku-esthetiek; (3) [Chin.lit.] fēngyǎ [= wijzen en lofliederen in de Shījīng 詩経]; (4) voornaam; chic; verfijnd; stijlvol; smaakvol; elegant; fraai; gedistingeerd; geraffineerd; (5) gecultiveerd; kunstzinnig; artistiek
風雨fuuu (1) wind en regen; (2) storm; onweer; strijd der elementen; slagregen; regenvlaag; vlaag; [gew.] pluister
風靡fuubi [~する] domineren; beheersen; naar z'n hand zetten; onderwerpen
風靡するfuubisuru domineren; beheersen; naar z'n hand zetten; onderwerpen
kaze wind; bries
fuu (1) gewoonte; gebruik; neiging; (2) manier; wijze; voege; trant; stijl; type; soort; (3) air; allure; voorkomen; uiterlijk; houding; aanzicht; (4) zoals ~; op de manier van ~; in de stijl van ~; à la ~; naar ~
Resultaten van japansnederlandswoordenboek.org   
Tijd: 0.4 sec. jiten.nl: 6 treffers, warandict: 77 treffers (zoekopdracht: '風', strategie: exact). 
2005-2023