
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <afspreken>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
協定するkyouteisuru [価格を] overeenkomen; afspreken; bedingen; een akkoord sluiten; tot een overeenkomst komen
取り決めるtorikimeru beslissen; vastleggen; afspreken; overeenkomen; [日時を] bepalen; [約束を] afsluiten; sluiten
待ち合せる; 待ち合わせる; 待合せるmachiawaseru afspreken; overeenkomen [iemand; elkaar enz.] te ontmoeten; een afspraak maken; opwachten
期するkisuru (1) [時期; 期限を] vastleggen; bepalen; prikken; (2) [必勝を] zich vast voornemen; daadwerkelijk plannen; z'n zinnen zetten op; (3) [生還を] verwachten; hopen op; uitkijken naar; tegemoet zien; afwachten; rekenen op; voorzien; anticiperen; zich voorbereiden op; (4) [再会を] beloven; afspreken
期するgosuru (1) [必勝を] zich vast voornemen; daadwerkelijk plannen; z'n zinnen zetten op; (2) [生還を] verwachten; hopen op; uitkijken naar; tegemoet zien; afwachten; rekenen op; voorzien; anticiperen; zich voorbereiden op; (3) [再会を] beloven; afspreken
期すkisu (1) [時期; 期限を] vastleggen; bepalen; prikken; (2) [必勝を] zich vast voornemen; daadwerkelijk plannen; z'n zinnen zetten op; (3) [生還を] verwachten; hopen op; uitkijken naar; tegemoet zien; afwachten; rekenen op; voorzien; anticiperen; zich voorbereiden op; (4) [再会を] beloven; afspreken
期すgosu (1) [必勝を] zich vast voornemen; daadwerkelijk plannen; z'n zinnen zetten op; (2) [生還を] verwachten; hopen op; uitkijken naar; tegemoet zien; afwachten; rekenen op; voorzien; anticiperen; zich voorbereiden op; (3) [再会を] beloven; afspreken
確定するkakuteisuru (1) beslist worden; vastgelegd worden; vastgesteld worden; bepaald worden; uitgemaakt worden; [veroud.] gedecideerd worden; afgesproken worden; (2) beslissen; vastleggen; vaststellen; bepalen; uitmaken; [veroud.] decideren; afspreken
約すyakusu (1) samenbinden; bundelen; aanhalen; (2) weglaten; achterwege laten; uitlaten; overslaan; laten vallen; (3) afspreken; overeenkomen; een afspraak; contract aangaan; een overeenkomst sluiten; zich verbinden; (4) besparen; bezuinigen; beperken; reduceren; bekorten; afkorten; vereenvoudigen; verkorten; (5) [wisk.] herleiden; reduceren
約束するyakusokusuru (1) beloven; toezeggen; een belofte doen; verzekeren; z'n woord geven; zich verbinden; zich committeren; zich verplichten; (2) afspreken; een afspraak maken; een verbintenis; engagement; contract aangaan; contracteren
言い合わせるiiawaseru (1) afspreken; vooraf overeenkomen; vooraf regelen; (2) een gesprek voeren; converseren; (3) beraadslagen; bespreken; bepraten; discussiëren; bediscussiëren; [w.g.] samenspreken; [veroud.] samenspraak houden
黙約するmokuyakusuru stilzwijgend overeenkomen; afspreken; een stilzwijgend akkoord; contract sluiten
Tijd: 0.59 sec. jiten.nl: 2 treffers, warandict: 12 treffers (zoekopdracht: 'afspreken', strategie: exact).
2005-2021