
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
hana・花
zn. (1) [植物の] bloem v.; bloesem v. (2) [骨牌] speelkaarten v.mv. (3) [祝儀] fooi v.; gratificatie v. (4) [精華] bloem v.; de trots v.; de keur v. ¶ 花が咲く bloeien; bloesems dragen. ¶ 花を摘む bloemen plukken. ¶ 花を手折る bloem afplukken; een vrouw bezitten (女を). ¶ 花を引く kaart spelen. ¶ 軍隊中の花 keur der troepen. ¶ 國民の花 de bloem van de natie. ¶ 花を咲かす furore maken; opgang maken. ¶ 言はぬが花 het is beter er niet over te spreken. ¶ 花ある言葉 bloemrijke taal.
TEKST EN UITLEG (trefwoord)
bron:The Tanaka Corpus・開花
¶ 天候が寒いと多くの植物が開花できない。 Als het weer koud is kunnen de meeste planten niet bloeien. ¶ イタリアンルネッサンスを開花させるきっかけを作ったのはジョットの功績だ。 Het was de verdienste van Giotto dat hij de aanleiding creëerde die de Italiaanse renaissance deed ontluiken. ¶ 彼は数学の才能を開花した。 Hij toonde aanleg voor wiskunde. ¶ 音楽の才能は普通早く開花する。 Talent voor muziek openbaart zich gewoonlijk op jonge leeftijd.
over:lavendel・ラベンダー
ラベンダー rabendā (1) Lavendel (Lavandula) is een struik (低木, teiboku); is een genus/geslacht (属, zoku) dat 39 bloeiende plantensoorten omvat (bloeiende planten: 被子植物, hishi shokubutsu; soort: 種 shu; diverse soorten: 品種, hinshu); maakt deel uit van de lipbloemenfamilie (Lamiaceae) (シソ科, shiso-ka). (2) kleurnaam voor een kleur paars.
¶ ラベンダー(英: Lavender)は、シソ科の背丈の低い常緑樹である。 Rabendā (ei: Lavender) wa, Shiso-ka no setake no hikui jōryokuju de aru. Lavendel (Engels: Lavender) is een groenblijvende plant van lage hoogte van de lipbloemenfamilie. ¶ 原産は地中海沿岸とされる。 Gensan wa chichūkai engan to sareru. De kusten van de Middellandse Zee worden als plaats van oorsprong beschouwd. [NB en.wikipedia.org poneerde Azië] ¶ ラベンダー色とは薄紫色を意味する。 Rabendā-iro to wa usumurasaki-iro wo imisuru. Lavendel (kleur) betekent lichtpaars (een lichtpaarse kleur). (2012/03/01)
¶ ラベンダー(英: Lavender)は、シソ科の背丈の低い常緑樹である。 Rabendā (ei: Lavender) wa, Shiso-ka no setake no hikui jōryokuju de aru. Lavendel (Engels: Lavender) is een groenblijvende plant van lage hoogte van de lipbloemenfamilie. ¶ 原産は地中海沿岸とされる。 Gensan wa chichūkai engan to sareru. De kusten van de Middellandse Zee worden als plaats van oorsprong beschouwd. [NB en.wikipedia.org poneerde Azië] ¶ ラベンダー色とは薄紫色を意味する。 Rabendā-iro to wa usumurasaki-iro wo imisuru. Lavendel (kleur) betekent lichtpaars (een lichtpaarse kleur). (2012/03/01)
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <bloeien>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
さざめくsazameku (1) roezemoezen; leven maken; gonzen; ruisen; geraas maken; onstuimig zijn; (2) bloeien; goed gedijen; welvaren
咲くsaku bloeien; bloesemen; in bloei; bloesem gaan staan; uitlopen; uitkomen
振う ; 奮う ; 揮うfuruu (1) [暴力を] plegen; gebruiken; aanwenden; laten gelden; [権力を] uitoefenen; hanteren; voeren; [刀を] zwaaien; wuiven; schudden; [手腕を] tentoonspreiden; demonstreren; aan de dag leggen; (2) [勇気を] scheppen; vatten; verzamelen; bij elkaar schrapen; (3) gedijen; tieren; welvaren; bloeien; floreren; welvarend zijn; voorspoedig zijn; succes hebben; het goed doen
時めくtokimeku (1) bloeien; goed gedijen; voorspoedig zijn; welvaren; voorspoed kennen; (2) invloedrijk zijn; machtig zijn; gezaghebbend zijn
栄えるsakaeru bloeien; gedijen; welvaren; tieren; floreren; het goed doen; een bloeitijd meemaken
流行るhayaru (1) opkomen; in de mode komen; opgang maken; in (zwang) raken; in trek raken; in de lift zitten; populair worden; mode worden; [fig.] ingang vinden; opgeld doen; furore maken; een rage worden; (2) [van ziekten enz.] woeden; om zich heen grijpen; woekeren; heersen; grasseren; rondwaren; (3) lekker draaien; goedlopend zijn; bloeien; welvaren; vooruitgaan; [veroud.] opnemen; veel klandizie hebben; goed beklant zijn; [i.h.b.] een drukke praktijk hebben; goeie zaken doen; het gaat [de zaak enz.] voor de wind; het gaat goed met [de onderneming enz.]; het gaat iem. naar den vleze
笑う; 咲う; 嗤うwarau (1) lachen; (2) ontluiken; uitbotten; uitkomen; bloeien; (3) uitlachen; ridiculiseren; (4) verslappen
笑むemu (1) glimlachen; glunderen; (2) [つぼみが] uitlopen; uitbotten; uitspruiten; ontluiken; bloeien; uitkomen; opengaan; losgaan; (3) [綿が] openbarsten
繁盛するhanjousuru [商売が] bloeien; floreren; vooruitgaan; goed lopen; het goed doen; succes hebben; goed boeren
興隆するkouryuusuru bloeien; opbloeien; opkomen; een hoge vlucht nemen
賑わうnigiwau (1) goed gedijen; voorspoed hebben; welvaren; tieren; floreren; bloeien; het gaat iem. voor de wind; (2) levendig zijn; bruisen; gonzen van de activiteiten; druk zijn
起こる ; 起る ; 興る (bet. 5) ; 熾る (bet. 6)okoru (1) gebeuren; zich voordoen; voorvallen; plaatshebben; plaatsgrijpen; geschieden; niet achterwege blijven; niet uitblijven; (2) ontstaan uit; zijn oorzaak hebben in; het gevolg zijn van; (3) [van warmte; elektriciteit etc.] geproduceerd worden; opgewekt worden; gegenereerd worden; verwekt worden; (4) een aanval hebben [van een ziekte]; (5) opkomen; bloeien; welvarend zijn; voorspoedig zijn; (6) beginnen te branden; vlam vatten; ontvlammen
開花するkaikasuru (1) bloeien; bloesemen; ontluiken; tot bloei komen; opluiken; (2) [fig.] bloeien; tot bloei komen; floreren; opbloeien; opluiken
隆ryuu (a) hoog verrijzen; (b) bloeien; voorspoed genieten
Tijd: 0.49 sec. jiten.nl: 6 treffers, warandict: 14 treffers (zoekopdracht: 'bloeien', strategie: exact).
2005-2023