
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
yame・止め
zn. (1) [終り] einde v.; conclusie v. (2) [中止] ophouding v.; stoppen o. (3) [廢止] afschaffing v. (4) [斷念] onthouding v.; opgeving v. ¶ 止める doen ophouden; afschaffen; uitscheiden met; stoppen; opgeven; afzien van; een einde maken aan. ¶ 仕事を止める uitscheiden met werken. ¶ 學問を廢める de studie opgeven. ¶ 新聞を取るのを廢める voor een krant bedanken. ¶ 酒を廢める den drank afzweren; geheelonthouder worden.
saigo・最後
zn. einde o.; laatste o. ¶ 最後に ten slotte; ten laatste; eindelijk; op den duur. ¶ 最後の laatst; uiterst. ¶ 最後の通牒 ultimatum. ¶ 最後の手段 laatste middel.
daidan-en・大團圓
(大団円) zn. ontknooping v.; eind-catastrofe v.
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <einde>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
どん詰まりdonzumari (1) doodlopende straat; dood punt; impasse; deadlock; patstelling; (2) einde; slot; eindfase; eindstadium; eindresultaat; besluit; (3) uitkomst; afloop; resultaat; uitslag
エンディングendingu einde; slot; afloop; besluit
エンドendo (1) einde; slot; besluit; (2) einde; uiteinde; eind; (3) en; (4) endo-
ストップsutoppu (1) stop; halt; eind; einde; beëindiging; (2) stopplaats; halte; halteplaats
フィニッシュfinisshyu (1) einde; slot; beëindiging; voltooiing; afwerking; (2) [sportt.] finish; eindpunt; (3) [gymn.] landing; finale
一端ittan (1) één uiteinde; einde; (2) één stuk; fragment; deel; gedeelte
了ryou (1) einde; slot; (a) eindigen; beëindigen; (b) duidelijk zijn; (c) inzien; begrijpen; verstaan
仕舞 ; 終い ; 了いshimai (1) einde; slot; besluit; (2) einde; beëindiging; afloop; (3) [m.b.t. zaak; beurs enz.] sluiting; (4) [Jap.ton.] stukje no-dans zonder gebruikmaking van kostuums of muzikale omlijsting
切りkiri (1) einde; besluit; slot; (2) grens; limiet; perken; (3) laagste kwaliteit
切れ目 kireme (1) smalle opening; gat; spleet; kier; (2) pauze; onderbreking; rustpunt; interval; [muz.] cesuur; (3) moment dat iets op is; einde; [Belg.N.] uitputting
区切り ; 句切りkugiri (1) eind; einde; (2) pauze; punt; (3) interpunctie; het interpungeren; punctuatie; (4) [maatwoord voor pauzes]
大詰めoozume (1) [ton.] laatste bedrijf; slottoneel; (2) einde; eind; slot; laatste loodjes; eindfase; eindstadium
完kan (1) einde; slot [bij eind van een boek of film]; (a) compleet; volledig; (b) voltooien; afmaken; besluiten
完結kanketsu besluit; afsluiting; beëindiging; slot; einde
尾bi (1) [Chin.astron.] Staart; Wěi [= één van de achtentwintig maanhuizen]; (2) [maatwoord voor vissen]; (3) [maatwoord voor garnalen]; (a) staart; (b) achtereinde; achterdeel; (c) laatste gedeelte; slot; einde; (d) paring; copulatie; (e) [Chin.astron.] Wěi; (f) provincie Owari
御仕舞いoshimai (1) [hoff.] einde; slot; afloop; afsluiter; (2) ondergang; verdoemenis; (3) afdoening; afhandeling; beslag; regeling
打ち出しuchidashi (1) beëindiging; slot; einde; afronding; (2) drijfwerk; gedreven werk; reliëfwerk; embossing; repoussé; (3) [sportt.] service; serve; slag; [golf] afslag; drive; (4) [comp.] afdruk; uitprinting
打ち切りuchikiri einde; eind; beëindiging; halt
挙句ageku (1) [Jap.lit.] twee slotregels van een kettinggedicht in zeven + zeven syllaben; (2) einde; slot; uitkomst; resultaat; (3) uiteindelijk; finaal; ten slotte; finaliter; in laatste instantie
挙句の果てagekunohate (1) einde; slot; uitkomst; resultaat; (2) uiteindelijk; finaal; ten slotte; finaliter; in laatste instantie
明かりakari (1) licht; schijn; schijnsel; (2) lamplicht; lamp; verlichting; (3) klaarte; helderheid; (4) opheldering; bewijs; blijk; (5) einde; slot; (6) [timmerlui-jargon] oog; [Barg.] glimmerik; [Barg.] spanling; [Barg.; volkst.] lampjes; [volkst.] doppen
暮れ ; 暮kure (1) zonsondergang; het vallen van de nacht; het vallen van de avond; avondschemering; schemer; schemering; halfduister; laatste zonlicht; (2) jaareinde; einde van het jaar; (3) einde; eind; afloop
最後saigo (1) laatste; einde; besluit; slot; (2) eens (dat); als eenmaal; zodra [voorafgegaan door -shitara ~したら]
最後にsaigoni ten slotte; op het eind; einde; aan het eind; einde; aan het slot; tot besluit; tot slot; finaal; ter afronding; op het laatst; in de laatste plaats; ten laatste; uiteindelijk; eindelijk; ultimo; ten langen leste; op de lange duur
最期saigo (1) laatste ogenblikken; laatste momenten; (2) einde; dood
最終saishyuu laatste; einde; besluit; slot
末尾matsubi einde; slot
末端mattan uiteinde; einde; tip; [scheepv.] hiel; hieling
末sue (1) uiteinde; top; verste punt; tip; uithoek; uiterste; (2) einde; end; slot; afloop; (3) toekomst; (4) nageslacht; kroost; [form.] posteriteit; nazaat; [bijb.] zaad; afstammeling; nakomeling(schap); nakroost; telg; descendent; spruit; loot; [i.h.b.] jongste kind; [i.h.b.] laatstgeborene; (5) na (afloop van ~); tot besluit (van); (6) iets verwaarloosbaars; iets onbelangrijks; (7) verval; decadentie
果てhate (1) einde; eind; end; (2) uiterste grens; limiet; (3) slot; laatste; uitkomst; eindresultaat; conclusie; (4) einde van de rouw
段落danraku (1) alinea; paragraaf; afdeling; (2) [fig.] besluit; slot; einde; afronding; (3) [maatwoord voor alinea's; paragrafen]
決着ketchaku conclusie; besluit; eind; einde; beëindiging; slot; afronding
消滅shyoumetsu uitsterving; verdwijning; einde; het ophouden; [jur.] tenietgang; verval; [m.b.t. zonde] uitboeting
留め ; 止めtome (1) einde; slot; besluit; (2) beëindiging; terminatie; het stoppen; stopzetting
端末tanmatsu (1) uiteinde; einde; eind; verste punt; uiterste; slot; (2) [comp.] terminal; eindstation
端hashi (1) uiteinde; einde; tip; staart; (2) rand; kant; boord; zoom; marge; grens; uithoek; hoek; [gew.] uitkant; (3) eindje; fragment; stukje; (4) flard; gedeelte; (5) begin; eerste; (6) [bouwk.] buitenkant; buitenzijde; voor; voorgedeelte; [i.h.b.] straatzijde; straatkant; (7) aanhef; voorwoord; voorbericht; inleiding; (8) aanvang; start; begin; (9) bescheiden positie; status; (10) lagere prostituee; (11) […~に] terwijl; en daarnaast
終わり ; 終り ; 終owari einde; slot; afloop
終了shyuuryou einde; afsluiting; besluit; afloop; [i.h.b.] expiratie; slot; sluiting; beëindiging; terminatie; voltooiing; afwerking
終幕shyuumaku (1) [ton.] laatste scène; afloop van de voorstelling; (2) einde; eind; slot; ontknoping
終末shyuumatsu einde; slot; besluit; [theol.] eschaton
終止shyuushi (1) einde; eind; beëindiging; slot; terminatie; (2) [muz.] toonsluiting; toonval; cadens
終止符shyuushifu (1) punt (als leesteken); (2) einde; halt; slot; conclusie; (3) [muz.] rustpunt; rustteken; point de repos
終端shyuutan (1) eindpunt; uiteinde; einde; terminus; (2) [elektr.] afsluiting
終結shyuuketsu einde; eind; besluit; beëindiging
結びmusubi (1) knoop; strik; verbinding; (2) einde; eind; slot; besluit; (3) [cul.] rijstballetje; rijst uit het vuistje
結末ketsumatsu (1) einde; eind; slot; afloop; besluit; conclusie; (2) eindresultaat; uitkomst; (3) [悲劇の] ontknoping
結果kekka (1) resultaat; uitslag; uitkomst; positieve uitkomst; opbrengst; vrucht; (2) gevolg; uitvloeisel; consequentie; resultaat; (3) werking; uitwerking; effect; resultaat; (4) einde; slot; afloop; ontknoping
結ketsu (1) besluit; einde; eind; (2) slotvers; laatste vers; versregel; (3) [boeddh.] bandhana; samyojana; gehechtheid; (4) [maatwoord voor aaneengeregen munten; munteenheid ter waarde van 1.000 mon 文]; (a) rijgen; samenbinden; (b) monteren; organiseren; (c) bundelen; samenvatten; (d) consolideren; stremmen; (e) besluiten; aflopen; (f) verstoppen
臨終rinjuu eind; einde; levenseinde; uiteinde; laatste ogenblik; uur; sterfbed; doodbed; doodsbed; stervensuur; dood
詰り ; 詰まり ; 詰tsumari (1) het gevuld zijn; (op)vulling; capitonnage; (2) verstopping; [geneesk.] obstructie; (3) einde; slot; uitkomst; besluit; afloop; (4) krimp; (in)krimping; inkorting; verkorting; slinking; samentrekking; (5) dat wil zeggen; [afk.] d.w.z.; te weten; [afk.] t.w.; om precies te zijn; enfin; afijn; met andere woorden; [afk.] m.a.w.; anders gezegd; namelijk; [afk.] nl.; kortom; kortweg; in één woord; in summa; samenvattend; om kort te gaan; om een lang verhaal kort te maken; ik bedoel; waar het op neerkomt is; uiteindelijk; ten slotte; al met al; alles bij elkaar genomen
閉幕heimaku het vallen; neerlaten van het doek; einde; slot
開きhiraki (1) opening; het openen; het opengaan; (2) deur; poortje; (3) [cul.] opengesneden; gedroogde vis; (4) verklaring; uitleg; opheldering; toelichting; (5) bevrijding; verlossing; verlichting; (6) herleving; herstel; (7) ontwijkende beweging; motiliteit; (8) [plantk.] bloei; het uitkomen; (9) [euf.] einde; beëindiging; afsluiting; sluiting; het opbreken; het uit elkaar gaan; opheffing; besluit; (10) verschil; gat; discrepantie; kloof; (11) [scheepv.] het loeven; het overstag gaan; (12) [no-theat.] hiraki-figuur [dansfiguur waarbij de uitvoerder twee of drie passen achteruitzet en daarbij beide armen naar voren brengt en openspreidt]; (13) [muz.] topgedeelte van een shamisen-plectrum dat de snaren aantokkelt; (14) [foto.] lensopening; apertuur
際涯saigai limiet; grens; uiterste; einde
際限saigen grens; einde; limiet; beperking; perk; begrenzing
高taka (1) hoogte; omvang; grootte; aantal; hoeveelheid; (2) bedrag; som; (3) stijging; waardevermeerdering; (4) mate; niveau; (5) [Jap.gesch.] productieniveau; productiepeil; (6) afloop; einde; (7) hoog-
Tijd: 0.51 sec. jiten.nl: 12 treffers, warandict: 55 treffers (zoekopdracht: 'einde', strategie: exact).
2005-2023