
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
to・と
vw. (1) [及び] en. bw. (2) [さうすると] dan. (3) [假定] indien; als. vz. (4) [一緖に] met. (5) [丁度其時] wanneer; zoodra; toen. ¶ 犬と猫 honden en katten. ¶ 英國との同盟 verbond met Engeland. ¶ 友達と別れる scheiden van zijn vrienden. ¶ 食事が終わると als we klaar zijn met eten; zoodra het eten afgelopen is. ¶ あの人が君の叔父さんと思った ik zag dien man voor je oom aan; ik dacht, dat het je oom was.
mata・又
zn. vw. (1) [其の上、亦] en; ook; vw. & bw. bovendien; daarenboven. bw. (2) [再び] nogmaals; wederom; opnieuw (3) [矢張] eveneens; evenzeer. ¶ 日又日 dag na dag; elken dag opnieuw. ¶ 又となき uniek; eenig; zonder wederga. ¶ またいらっしゃい kom nogeens terug; ik hoop u nog eens meer te zien. ¶ 又の事にしませう we zullen het tot een volgenden keer uitstellen.
SUPPLEMENT (trefwoord)
aishō・相性
(合い性、合性、相い性) zn. (1) tussen personen (man en vrouw, vrienden, superieur en ondergeschikte, etc.) de mate waarin ze bij elkaar passen; affiniteit; congenialiteit; geestesverwantschap; gedeeld temperament; meer algemeen verenigbaarheid. ¶ お互い相性がいい。 Otagai aishō ga ii. Het klikt tussen ons; We kunnen goed met elkaar opschieten. (TTC) ¶ あの夫婦は相性が悪い。 Ano fusai wa aishō ga warui. Dat echtpaar past niet bij elkaar. (TTC) ¶ あの2人は相性がいいようだ。 Ano futari wa aishō ga ii yō da. Het lijkt erop dat die twee goed bij elkaar passen. (TTC) ¶ あいつとはどうも相性が合わないんだ。 Aitsu to wa dō mo aishō ga awanain da. Ik kan echt niet met die gozer opschieten. (TTC) (NB De 大辞泉 Daijisen raadt de constructie 相性が合う/合わない aishō ga au/awanai af.) ¶ この時期は夏野菜が美味しいし、夏野菜はパスタと相性がいい。 Kono jiki wa natsu yasai ga oishii shi, natsu yasai wa pasuta to aishō ga ii. De zomergroenten van deze periode zijn heerlijk en zomergroenten passen goed bij pasta. (Tweet) (2) geschiktheid tussen man en vrouw volgens de astrologische kalender. ¶ 星占いによると彼女と僕はあまり相性がよくないようだ。 Hoshiuranai ni yoru to kanojo to boku wa amari aishō ga yoku nai yō da. Volgens de horoscoop past ze niet zo goed bij me. (TTC)
zenkutsu・前屈
zn., suru-ww. voorovergebogen; een voorovergebogen positie; vooroverbuigen. ¶ 足を開いて前屈のポーズ Ashi wo hiraite zenkutsu no pōzu Een voorovergebogen [positie, houding, pose] met de benen gespreid. ¶ そして膝を曲げずに前屈 Soshite hiza wo magezu ni zenkutsu. Vervolgens vooroverbuigen zonder de knieën te buigen. (blog) NB antoniem: kōkutsu 後屈
shi・し
(voegwoord) (1) [tussen twee zinsdelen] en; en ook; tevens; eveneens. ¶ 私は気が短いし、口も軽い男だ。 Watashi wa ki ga mijikai shi, kuchi mo karui otoko da. Ik ben een man met een kort lontje en ik heb ook een losse tong. (TTC) (2) [aan het einde van een zin, een reden markerend maar ook afzwakkend] ¶ モロッコから帰ってきてからどうも調子悪い。咳が止まらないし Morokko kara kaette kite kara, dōmo chōshi ga warui. Seki ga tomaranai shi Sinds ik terug ben gekomen van Marokko voel ik me vreselijk beroerd. Het hoesten houdt maar niet op... (twitter)
TEKST EN UITLEG (trefwoord)
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <en>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
さらばsaraba (1) als dat zo is; als dat waar is; zo ja; in dat geval; mocht dat het geval zijn; dan; alsdan; (2) en; zo; zodoende; (3) [~…ない] toch; maar intussen; ondertussen; met dat al; niettemin; evengoed; niettegenstaande dat; desondanks; desalniettemin; (4) vaarwel; tot ziens; adieu; tot weerziens; [form.] vale
してshite en; nu; wel
そしてsoshite en; (en) dan; en toen
と共にtotomoni met; samen met; en; in gezelschap van; vergezeld van; tegelijk met; tegelijkertijd met
とto [nevenschikkend partikel] en
やれyare en; onder meer; waaronder [= opsommend partikel]
アンドando (1) [comp.] AND; (2) en
エンドendo (1) einde; slot; besluit; (2) einde; uiteinde; eind; (3) en; (4) endo-
ミートmiito (1) [cul.] vlees; (2) [honkb.] voltreffer die het slaghout in het midden raakt; (3) [wisk.] en; meet; and; ∧
並びに ; 并びにnarabini en; alsmede; alsook
併せてawasete terzelfder tijd; tegelijkertijd; tevens; en
其れからsorekara (1) (en) daarna; (en) toen; daarop; dan; vervolgens; verder; nadien; (2) van toen af; sedertdien; sindsdien; (3) en
円en (1) cirkel; rondte; (2) [muntw.] yen
卸しoroshi groothandel; en-groshandel; grossierderij
卸商oroshishyou groothandelaar; grossier; en-groshandelaar
卸売oroshiuri (1) groothandel; en-groshandel; grossierderij; (2) groothandelaar; grossier; en-groshandelaar
及びoyobi en; samen met; alsmede
同じくonajiku (1) en; alsmede; alsook; (2) evenzo; dito; eveneens; insgelijks; net zo; ook zo; net als; desgelijks; op dezelfde manier; op gelijke wijze
同胞douhou (1) broer(s) en; of zuster(s); (2) broeders; [scherts.] mannenbroeders; broederschap; (3) landgenoten; rijksgenoten; medeburgers; medemensen; landsmannen; compatriotten; volksgenoten
問屋toiya (1) groothandel; groothandelszaak; grossierderij; en-groshandel; (2) groothandelaar; grossier; (3) consignant
問屋tonya (1) groothandel; groothandelszaak; grossierderij; en-groshandel; (2) groothandelaar; grossier
園en (1) tuin; gaard; gaarde; [Belg.N.] hof; (a) veld; akker; boomgaard; plantage; (b) tuin; park; (c) recreatieterrein; campus; (d) suffix achter een tuinnaam; of achter de naam van het huis van een geleerde; (e) graf van een vorstelijk persoon
塩en (1) [chem.] zout; (a) zout; (b) pekelen; (c) [chem.] chloor; (d) [chem.] zout
延en (a) meer ruimte in beslag (doen) nemen; (zich) verspreiden; (zich) uitbreiden; (b) meer tijd in beslag (doen) nemen; (doen) uitlopen; uitstellen; (c) binnenbrengen
御負けにomakeni en bovendien; daarenboven nog; en; met daarbij nog; op de koop toe; en wat nog belangrijker is; en daarbij; daarboven komt nog (dat); daar komt nog bij (dat); tot overmaat van ramp
演en (a) uitbreiden; uitspreiden; (b) in praktijk brengen; (c) opvoering; optreden
炎en (1) -vlam(men); (2) -ontsteking; [geneesk.] inflammatie; brand in de; het ~; [geneesk.] -itis
然うしてsoushite (1) en; (en) dan; (en) toen; (en) daarna; daarop; vervolgens; (2) (en) zo; aldus; op die manier; op die wijze
猶 ; 尚nao (1) nog; nog altijd; nog steeds; (2) [m.b.t. graad] nog -er; (3) extra; supplementair; (4) zoals; net als [vaak in de tangconstructie nao ~ ga gotoshi なお~がごとし]; (5) verder; voorts; meer nog; daarbij; en; tevens; tegelijk
等ra (1) -en; -s; [Lat.] cum suis; [Lat.] cum sociis; [afk.] c.s. [meervoudssuffix]; (2) [(zelf-)depreciatief suffix]; (3) [doorgaans ら; suffix bij (de stam van) aanwijzende voornaamwoorden dat de plaats; de richting; of zaken in grote trekken aangeeft]
縁en (1) kans; toevallige gebeurtenis; lot; toeval; karma; (2) band; betrekking; relatie; connectie; verwantschap; (3) verband; relatie; connectie; samenhang; (4) veranda; waranda; loggia
苑en (a) tuin; gaard; gaarde; [Belg.N.] hof; (b) verzamelplaats
鉛en (a) lood; (b) loodkleur; loodpigment
Tijd: 0.56 sec. jiten.nl: 9 treffers, warandict: 33 treffers (zoekopdracht: 'en', strategie: exact).
2005-2023