
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
dōnen・道念
zn. moraliteit v.; geweten o.; zedelijk gevoel o.
kan・感
zn. gevoel o.; bewondering (感心) v.
SUPPLEMENT (trefwoord)
kansō・感想
(znw, suru-ww) Iets over een bepaald onderwerp voelen en denken; een indruk hebben; gedachten hebben; gevoel hebben; reactie; ¶ …という感想を抱く ...to iu kansō wo idaku denken dat; het gevoel hebben dat ¶ それの感想は? Sore no kansō wa? Wat denk je ervan? (TTC) ¶ ゲームについてのご感想は? Gāmu ni tsuite no go-kansō wa? Wat vindt u van het spel? (TTC) ¶ 彼はその詩の感想を述べた。 Kare wa sono shi no kansō wo nobeta. Hij vertelde wat voor indruk het gedicht op hem maakte. (TTC)
shinkyō・心境
zn. gemoedstoestand; mening; instelling; gedachten. ¶ 心境の変化 verandering van gedachten. ¶ 心境が変化する van gedachten veranderen. ¶ それまでに再度心境が変化して、急きょ欠席ということがなければいいのですが。 Maar als in de tussentijd het niet gebeurd dat [mensen] opnieuw van gedachten veranderen en opeens niet verschijnen komt het in orde.
hyōhyō・飄々
(to-adj) (1) dwarrelend; zwevend; flapperend. (2) ronddwalend; rondlopend zonder doel; luchthartig; onbekommerd; niet gebonden door wereldse zaken. ¶ 何か飄々とはぐらかされてる気がするわ。 Nanka hyōhyō to hagurakasarete’ru ki ga suru wa. ♀ Ik heb het gevoel dat ik in de rondte wordt gestuurd. (TTC) ¶ 飄々と生きた趣味の自由人といった人柄を伝えている Hyōhyō to ikita shumi no jiyūjin to itta hitogara wo tsutaete iru. Hij gaf de indruk een vrije geest te zijn die niet gebonden was aan één plaats. (BCWK)
NB In gebruik: 飄々と hyōhyō to, 飄々とした hyōhyō to shita, 飄々として hyōhyō to shite, 飄々としながら hyōhyō to shinagara.
NB In gebruik: 飄々と hyōhyō to, 飄々とした hyōhyō to shita, 飄々として hyōhyō to shite, 飄々としながら hyōhyō to shinagara.
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <gevoel>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
センスsensu gevoel; zin; besef
哀れaware (1) medelijden; medeleven; begaanheid; deernis; compassie; mededogen; ontferming; erbarmen; deelneming; (2) ellende; (3) droefheid; smart; leed; triestheid; verdriet; aandoenlijkheid; (4) gevoel; sentiment; ontroering; pathos; (5) beklagenswaardig; meelijwekkend; deerniswekkend; erbarmelijk; (6) ellendig; belabberd; beroerd; armzalig; zielig; jammerlijk; (7) triestig; triest; droevig; smartelijk; aandoenlijk; aangrijpend; pakkend; (8) gevoelvol; ontroerend; pathetisch
察しsasshi (1) begrip; consideratie; inachtneming; (2) inzicht; gevoel; inlevingsvermogen; oordeelsvermogen; (3) vermoeden; gissing; veronderstelling
心地kokochi (1) gevoel; gewaarwording; sensatie; (2) stemming; mood
心持ちkokoromochi (1) karakter; aard; mood; stemming; gemoedsgesteldheid; geestesgesteldheid; gemoedstoestand; houding; (2) gevoel; indruk; (3) een beetje; iets; wat; een kleinigheid; ietsje; een stukje
心気shinki (1) stemming; gemoed; humeur; mood; gevoel; sentiment; (2) irritatie; sombere stemming; (3) irriterend; irritant; vervelend
心kokoro (1) geest; ziel; (2) hart; innerlijk; inborst; aard; karakter; (3) gevoel; gevoelens; emotie; sentiment; hartstocht; (4) hartelijkheid; cordialiteit; warmte; vriendelijkheid; oprechtheid; eerlijkheid; (5) sympathie; genegenheid; medegevoel; deelneming; (6) aandacht; attentie; interesse; belangstelling; (7) geheugen; memorie; herinneringsvermogen; (8) wil; wilskracht; (9) intentie; bedoeling; (10) stemming; humeur; gemoedsgesteldheid; (11) betekenis; ware betekenis; zin; antwoord; het waarom
念nen (1) gevoel; besef; gevoelen; (2) wens; verlangen
思いomoi (1) gedachte; gepeins; (2) zorg; zorgen; bezorgdheid; ongerustheid; (3) gevoel; gevoelen; (4) verlangen; wens; (5) liefde
息吹ibuki (1) ademhaling; respiratie; (2) voorteken; teken; gevoel; zweem
情動joudou (1) gevoel; sentiment; (2) emotie; gemoedsbeweging; gemoedsaandoening; gevoelsaandoening; aandoening; affect
情操jousou gevoelen; gevoel
情緒joushyo (1) sfeer; stemming; [i.h.b.] charme; (2) [psych.] gevoel; emotie; affect
情 jou (1) gevoel; emotie; (2) menselijkheid; inleving; betrokkenheid; attentheid; mededogen; medeleven; (3) liefde; gehechtheid; affectie; genegenheid; hart; (4) lust; begeerte; (5) smaak; charme; karakter; (6) toestand; gesteldheid; situatie; (7) reden; grond
意i (1) gevoel; gevoelen; betuiging; mening; gedachte; opinie; (2) voornemen; wil; zin; plan; [Belg.N.] gedacht; intentie; wens; (3) aandacht; attentie; zorg; behartiging; (4) voorkeur; zin; smaak; (5) zin; betekenis; bedoeling; teneur; strekking; inhoud; (6) goede gezindheid; genegenheid; (7) [boeddh.] geest; ziel
感kan gevoel; emotie; indruk
感じkanji (1) gevoel; (2) indruk
感情kanjou gevoel; emotie; sentiment; affectie; aandoening
感覚kankaku (1) gevoel; gevoelen; gewaarwording; zin; sensatie; (2) gevoeligheid; sensitiviteit
感触kanshyoku (1) gevoel bij aanraking; [m.b.t. stof] greep; (2) indruk; gevoel
気分kibun (1) gevoel; gemoedstoestand; humeur; stemming; (2) atmosfeer
気味kimi (1) gevoel; gewaarwording; (2) een gevoel van ~; een beetje ~; een zweem van ~; een tikkeltje ~
気息kisoku (1) adem; ademhaling; ademtocht; [inform.] asem; (2) gevoel; stemming; karakter; aard; temperament
気持 ; 気持ちkimochi gevoel; gewaarwording; indruk
気色kishyoku (1) gezichtsuitdrukking; gezicht; gelaatsuitdrukking; gelaat; gelaatstrekken; trekken; uitdrukking; expressie; blik; uiterlijk; mimiek; (2) gevoel; gemoedstoestand; geestestoestand; stemming; mood; bui; humeur; luim; (3) conditie; staat van gezondheid; gezondheidstoestand; (4) intentie; voornemen; (5) omstandigheden; situatie; (6) vormelijkheid
潤いuruoi (1) vochtigheid; nattigheid; (2) financiële ruimte; (3) rijkheid; gevoel; warmte; charme; (4) gunst
知覚chikaku waarneming; gewaarwording; perceptie; beleving; gevoel; zin
空sora (1) lucht; luchtruim; (2) hemel; hemelruim; [form.; lit.t.] firmament; [lit.t.] hemelen; (3) [meton.] streek; oord; (4) stemming; gevoel; geest; (5) [~で] van buiten; uit het hoofd; (6) leugen; onwaarheid; valsheid; (7) onjuist …; verkeerd …; ten onrechte …; mis-; waan-; (8) geveinsd(e) …; gemaakt(e) …; voorgewend(e) …; gesimuleerd(e) …; quasi-; schijn-; pseudo-; nep-; (9) [~形容詞] danig …; behoorlijk …; zeer …
虫mushi (1) insect; beestje; ongedierte; memel; (2) wurm; worm; rondworm; (3) kinderstuipen; (4) humeur; bui; gevoel; vlinders; kriebels; (5) gedrevene; (6) -erik; -erd
観念kannen (1) idee; begrip; concept; notie; denkbeeld; gedachte; besef; gevoel; zin; [inform.] benul; (2) [fil.] intentie; (3) berusting; gelatenheid; resignatie; overgave; het voorbereid zijn; (4) [boeddh.] meditatie; mindfulness; anusmṛti
趣shyu (1) [boeddh.] gati; ± bestaanswereld; (a) zich begeven; (b) gedachte; zin; (c) smaak; gevoel; voorkomen; (d) [boeddh.] gati
Tijd: 0.5 sec. jiten.nl: 9 treffers, warandict: 31 treffers (zoekopdracht: 'gevoel', strategie: exact).
2005-2023