
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
dasu・出す
t.w. (1) [突出] uitstrekken; uitsteken. (2) [取出] uithalen; voor den dag halen. (3) [力を] aanwenden; inspannen. (4) [發送] verzenden; sturen. (5) [發行] uitgeven. (6) [食事等を] opdienen; serveeren. (7) [解雇] ontslaan. (8) [差出] inzenden. (9) [拂ふ] betalen. (10) [開業] beginnen. (11) [產出] voortbrengen. (12) [口に] zeggen. (13) [供給] aanschaffen. ¶ 葉を出す bladeren krijgen. ¶ 質物を出す pand terughalen. ¶ 狂言をだす comedie opvoeren. ¶ 寄附を出す bijdrage schenken. ¶ 國旗を出す nationale vlag uitsteken. ¶ 切符をを出しなさい verzoeke uw kaartjes te vertoonen. ¶ 降り出す beginnen te regenen. ¶ 泣き出す beginnen te huilen.
SUPPLEMENT (trefwoord)
ashimoto ni mo oyobanai・足元にも及ばない
(uitdr.) [vergelijking waarin iets of iemand veel slechter is of doet dan iets of iemand anders] haalt het niet bij; kan niet tippen aan; is veruit de mindere van; kan zich niet meten aan. ¶ 計算にかけては、人間はコンピューターの足元にも及ばない。 Keisan ni kakete wa, ningen wa konpyūtā no ashimoto ni mo oyobanai. Waar het rekenen betreft, kunnen mensen zich niet meten aan computers. ¶ 人工知能はまだ人間の脳の足元にも及ばない。 Jinkō chinō wa mada ningen no nō no ashimoto ni mo oyabanai. Kunstmatige intelligentie is vooralsnog veruit de mindere van het menselijk brein. (yamasv)
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <halen>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
出すdasu (1) te voorschijn halen; uithalen; eruit halen; [gew.; お酒を〜] ophalen; naar buiten brengen; uitnemen; [トランプの札を〜] uitspelen; opspelen; zetten; [外に] uitlaten; buitenlaten; [水を〜] openzetten; laten lopen; lozen; (2) uitsteken; [旗を〜] uithangen; (3) uiten; slaken; [音; サインを〜] geven; maken; produceren; (4) publiceren; uitgeven; uitbrengen; op de markt brengen; uitvaardigen; openbaren; tonen; [i.h.b.] onthullen; ontbloten; laten blijken; aan de dag leggen; tentoonspreiden; uitstallen; etaleren; (5) serveren; [料理を〜] opdienen; voorschotelen; te berde brengen; aankomen met; komen aanzetten met; leveren; afleveren; verschaffen; opgeven; verstrekken; aanbieden; presenteren; uitreiken; [証を〜] aanvoeren; (6) insturen; inzenden; inleveren; indienen; [新人選手を〜] inzetten; (7) sturen; zenden; afvaardigen; verzenden; opsturen; versturen; (8) uitsturen; uitzenden; [ガスを〜] uitstoten; emitteren; [熱を〜] ontwikkelen; (9) doen vertrekken; [船を〜] uitzetten; [列車を〜] inleggen; (10) betalen; opbrengen; (11) veroorzaken; opleveren; voortbrengen; geven; [スピードを〜] halen; opdrijven; (12) [店; 支店を〜] openen; beginnen; (13) […~] naar buiten …; uit-; (14) […~] beginnen te …; het op een … zetten
出るderu (1) naar buiten gaan; naar buiten komen; zich vertonen; uitbreken; uitgaan; uitkomen; verlaten; vandaan gaan (bij); vertrekken; [m.b.t. boot] afvaren; [i.h.b.] afstuderen (aan); [i.h.b.] aftrek vinden; weggaan; (2) verschijnen; opkomen; voor de dag komen; opduiken; te voorschijn komen; zich voordoen; rijzen; voorkomen; [aan de telefoon enz.] komen; [m.b.t. zon] opgaan; rijzen; doorkomen; [m.b.t. bloemknoppen enz.] uitkomen; uitlopen; [i.h.b.] ontdekt worden; [m.b.t. geesten; spoken] waren; (3) uitsteken; naar buiten steken; opsteken; uitspringen; oprijzen; (4) bijwonen; aanwezig zijn bij; gaan naar; deelnemen aan; meedoen aan; [voor het gerecht enz.] verschijnen; in [zaken; het bedrijfsleven; de politiek enz.] gaan; (5) [m.b.t. wegen] leiden naar; voeren naar; uitkomen op; tegenkomen; bereiken; aantreffen; vinden; stuiten op; (6) te buiten gaan; overschrijden; gaan over; passeren; (7) ontspruiten (aan); komen uit; voortkomen (uit); voortspringen uit; ontstaan uit; beginnen; ontspringen; ontsnappen; [fig.] opwellen; [lit.t.] ontwellen; zijn oorsprong ontlenen aan; zijn oorsprong vinden in; teruggaan op; afstammen van; afkomen van; stammen uit; voortspruiten uit; (8) verschijnen; uitkomen; uitgegeven worden; gepubliceerd worden; [i.h.b. de pers enz.] halen; (9) krijgen; verkrijgen; [arch.] bekomen; [m.b.t. gerecht] opgediend worden; geserveerd worden; [m.b.t. bedrag; premie] uitgekeerd worden; (10) toenemen; rijzen; [m.b.t. wind] opsteken; aanwakkeren; [m.b.t. snelheid] optrekken; (11) zich … gedragen; een … houding nemen; (12) [m.b.t. thee] trekken
到達するtoutatsusuru bereiken; komen bij; tot; aankomen bij; halen
占めるshimeru bezetten; bezit nemen van; occuperen; beslaan; innemen; in beslag nemen; [m.b.t. ambt; functie] bekleden; [een zetel in het bestuur; de Kamer enz.] hebben; [een meerderheid enz.] halen; [x% van ~] uitmaken; voor zijn rekening nemen
取り上げる ; 取りあげる ; 採りあげるtoriageru (1) opnemen; oppakken; (2) [een woord in een taal enz.] opnemen; honoreren; ingaan op; [een mening; ontslag; bezwaar enz.] aanvaarden; aannemen; [een mening enz.] opvatten; [een voorstel enz.] overnemen; [een idee enz.] adopteren; [een zaak enz.] entameren; in behandeling nemen; [een interessant punt enz.] opbrengen; aan de orde stellen; aanhangig maken; aandragen; ter tafel brengen; [fig.] aansnijden; (3) afnemen; afpakken; ontnemen; afhandig maken; [iem. iets] uit de hand slaan; [iem. van zijn bevoegdheden enz.] beroven; [een vergunning enz.] intrekken; [iem. uit de ouderlijke macht enz.] ontzetten; aanslaan; confisqueren; verbeurdverklaren; in beslag nemen; beslag leggen op; [smokkelwaar e.d.] aanhalen; [i.h.b.] onteigenen; [i.h.b.] expropriëren; [goederen] arresteren; (4) [m.b.t. kinderen] halen; geboren doen worden; ter wereld helpen
取り付けるtoritsukeru (1) installeren; aanbrengen; monteren; aanleggen; (2) voor elkaar krijgen; zich verzekeren van; vast krijgen; verwerven; bemachtigen; halen; (3) [商品を] betrekken; naar gewoonte kopen bij
取り返すtorikaesu terugbrengen; terughalen; terugnemen; terugkrijgen; terugwinnen; herwinnen; naar huis brengen; halen; recupereren; [時間を] inhalen
取るtoru (1) nemen; vatten; pakken; grijpen; hanteren; (2) krijgen; ontvangen; winnen; halen; aannemen; aanvaarden; (3) kiezen; uitkiezen; pikken; (4) vragen; aanrekenen; innen; (5) begrijpen; interpreteren; opvatten; (6) wegnemen; verwijderen; weghalen; (7) vangen; oogsten; binnenhalen; (8) afnemen; afpakken; stelen; pikken; (9) vergen; vereisen; (10) boeken; reserveren; vastleggen; (11) innemen; bezetten
受かるukaru slagen [voor een test; examen]; [een test; examen] met succes afleggen; [een test; examen] halen
召し入れるmeshiireru ontbieden; laten komen; halen; nodigen; bescheiden
呈tei (a) aanbieden; schenken; (b) tevoorschijn komen; halen
呼ぶyobu (1) roepen; (2) noemen; betitelen; uitmaken voor; heten; (3) laten komen; roepen; (laten) halen; [een taxi] aanroepen; (4) uitnodigen; inviteren; vragen; nodigen; (5) wekken; aantrekken; uitlokken; oproepen; (6) verzamelen
呼べる; 喚べるyoberu (1) kunnen roepen; (2) kunnen noemen; kunnen betitelen; kunnen uitmaken voor; kunnen heten; (3) kunnen laten komen; kunnen roepen; kunnen (laten) halen; [een taxi] kunnen aanroepen; (4) kunnen uitnodigen; kunnen inviteren; kunnen vragen; kunnen nodigen
回想するkaisousuru terugzien op; een terugblik werpen op; terugblikken op; terugdenken aan; zich herinneren; gedenken; (zich) weer voor de geest roepen; halen; herinneringen ophalen uit; [gew.] geheugen
届くtodoku (1) bereiken; aankomen; arriveren; terechtkomen; (2) bereiken; komen bij; halen; reiken tot; dragen tot; zich uitstrekken tot; raken; geraken tot; (3) overkomen; aanslaan; overslaan; gehoor vinden; raken; roeren; treffen; (4) (tot in de puntjes) zijn weg vinden tot
引くhiku (1) trekken (aan); halen; [een hendel; de trekker enz.] overhalen; [naar zich] toetrekken; aanhalen; [een boog] spannen; opspannen; (2) [de aandacht] trekken; [klanten] aantrekken; [sympathie] winnen; [belangstelling] wekken; (3) [een vaartuig] jagen; slepen; [een schip] treilen; [een trekdier] geleiden; leiden; (4) citeren; aanhalen; (5) stammen uit; afstammen van; [系統を] afkomen van; spruiten uit; [i.h.b.] aarden naar; (6) [hout] zagen; [op een pottenbakkersschijf] draaien; (7) malen; vermalen; fijnmalen; (8) [een lijn; een draad] trekken; lijnen; spinnen; [een rechte] beschrijven; (9) aanhouden; rekken; (10) [gordijnen] dichttrekken; dichtdoen; (11) aanbrengen; besmeren; bedekken; bestrijken; (12) [elektriciteit] aanleggen; installeren; aansluiten; [water (door buizen enz.)] aanvoeren; [veroud.] aanleiden; (13) [een getal] aftrekken; [een bedrag] afhouden; in mindering brengen; afnemen; [iets in prijs] verlagen; afdoen; verminderen; reduceren; terugbrengen; [i.h.b.] korting geven; (14) [de troepen] terugtrekken; intrekken; [visnetten] ophalen; [de handen (van iets)] aftrekken; (15) overrijden; omrijden; omverrijden; aanrijden; (16) achteruitgaan; teruggaan; terugtrekken; afgaan (van); terugwijken; (17) zich retireren; zich terugtrekken; verlaten; [veroud.] resigneren; (18) afnemen; zakken; dalen; wijken; wegtrekken; teruglopen
引っ張る ; 引張るhipparu (1) trekken (aan); rukken (aan); halen; (2) spannen; strak trekken; aantrekken; (3) [een arrestant e.d.] opbrengen; meebrengen; [naar het politiebureau enz.] meenemen; (4) uitstellen; [de tijd enz.] rekken; [iem.] aan het lijntje houden; (5) [honkbal] naar links uithalen [of naar rechts in het geval van een linkshandige slagman]; (6) [tot toetreding enz.] overhalen; [naar de overwinning] brengen
持って来るmottekuru meebrengen; aanbrengen; brengen; halen; komen aanzetten met
提示するteijisuru tonen; laten zien; te voorschijn brengen; halen; te berde brengen; komen aanzetten met; vertonen; overleggen; presenteren; produceren
摘み出すtsumidasu (1) eruit trekken; halen; uitpikken; (2) uitgooien; uitzetten; uitjagen; eruit donderen
満ちるmichiru (1) opkomen [van het getijde]; opgaan; rijzen; wassen [van de maan]; (2) volstromen [met mensen; zaken]; vollopen; volschieten; vervuld zijn van; vol staan van; vol zijn van; zich vullen; (3) halen; voldoen aan; aflopen [van termijn]; [時が] rijp zijn; verstrijken; verlopen; aflopen; vervallen; expireren; verschijnen
満つmitsu bereiken; halen; voldoen; beantwoorden
獲得するkakutokusuru verkrijgen; verwerven; behalen; bekomen; winnen; halen; [inform.] scoren; [m.b.t. kennis] opdoen; [form.] acquireren; in de wacht slepen; [veroud.] erlangen
設けるmoukeru (1) voorbereiden; klaarmaken; gereedmaken; in gereedheid brengen; voorzien in; plannen; (2) aanmaken; opstellen; ontwerpen; vormen; oprichten; opzetten; organiseren; op touw zetten; inrichten; stichten; vestigen; instellen; (3) [妻; 夫; 義理の親; 子供を] krijgen; (4) [病気を] oplopen; opdoen; [gew.] halen; (5) [利潤を] behalen; genieten; oogsten
載るnoru (1) terechtkomen op; belanden op; raken (op); (2) verschijnen in; voorkomen; vermeld worden; opgenomen worden; geregistreerd worden; genoteerd worden; geplaatst worden; [de krant enz.] halen; komen te staan in
迎えるmukaeru (1) tegemoet gaan; tegengaan; verwelkomen; ontvangen; onthalen; begroeten; inhalen; (2) [嫁に] tot vrouw nemen; tot vrouw maken; [養子に] aannemen; [国王に] inhalen; (3) bereiken; komen tot; voor ogen hebben; [新時代を] ingaan; (4) laten komen; roepen; halen; ontbieden; uitnodigen
達するtassuru (1) bereiken; geraken tot; reiken tot; komen tot; het brengen tot; aankomen in; halen; verwerven; (2) oplopen tot; neerkomen op; bedragen; (3) [望み; 目的を] realiseren; waarmaken; verwezenlijken; (4) [命令を] uitvaardigen; [知らせを] doen toekomen
達成するtasseisuru bereiken; vervullen; waarmaken; realiseren; halen
間に合うmaniau (1) op tijd zijn; op tijd komen; halen; (2) voldoen; volstaan; genoeg zijn; voldoende zijn; van pas komen; zijn dienst doen; bruikbaar zijn; (3) het redden; het rooien; zich kunnen behelpen
頼む ; 恃む ; 憑むtanomu (1) vertrouwen (op); steunen op; zich verlaten op; rekenen op; een beroep doen op; (2) vragen; verzoeken; bidden (om); [i.h.b.] vragen te zorgen voor; [i.h.b.] opdragen te; (3) laten komen; roepen; (erbij) halen; inhuren; iem. in dienst nemen; in de arm nemen; [i.h.b.] bestellen; [i.h.b.] reserveren
Tijd: 0.5 sec. jiten.nl: 5 treffers, warandict: 30 treffers (zoekopdracht: 'halen', strategie: exact).
2005-2023