
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
ai・愛
yakusuru・扼する
yashinau・養ふ
(養う) t.w. (1) [養育] verzorgen; grootbrengen; opvoeden. (2) [給養] onderhouden; i.w. in het onderhoud voorzien van; den kost verdienen voor. t.w. (3) [飼ふ] houden. i.w. (4) [飼養] eten geven; t.w. voeden. t.w. (5) [精神を] kweeken; cultiveeren. ¶ 病を養ふ herstellen; voor zijn gezondheid zorg dragen.
suki・好
(好き) zn. behagen o.; smaak m.; liefhebber (人) m. ¶ 猫好き iemand, die veel van katten houdt. ¶ 好きな geneigd tot; houden; geliefd; -zuchtig. ¶ 戰爭好きな oorlogzuchtig. ¶ 好きな人 geliefde; iemand van wien men veel houdt. ¶ 好きな樣に zoals men wil; naar verkiezen. ¶ 好き不好きは人の勝手 over smaak valt niet te twisten. ¶ 好きになる zich aangetrokken voelen tot; gaan houden van. ¶ 讀書が好き veel van lezen houden.
shitagau・從ふ
(従う) i.w. (1) [降服] gehoorzamen. t.w. (2) [追隨] volgen; i.w. meegaan met. t.w.(3) [隨行] vergezellen. (4) [從事] uitoefenen. ¶ 規則に從ふ voorschriften opvolgen; zich houden aan de regels. ¶ 大勢に從ふ met zijn tijd meegaan. ¶ 硏究に從ふ onderzoek houden. ¶ 君の説に從へば volgens uwe meening. ¶ 君の御決定に從ひます ik onderwerp me aan uwe beslissing.
furi・振
(振り) (1) [ぶらぶらすること] schommeling v.; slingering v.; trilling v. (2) [仕振] manier van doen; wijze v. (3) [態度] gedrag o.; optreden o. (4) [姿] uiterlijk o. (5) [見せかけ] mom o.; schijn m. ¶ 風をする voorgeven; doen alsof. ¶ 知らぬ振りをする zich van den domme houden. ¶ 刀一振り een zwaardslag.
SUPPLEMENT (trefwoord)
aisuru・愛する
¶ あなたが好きよ Anata ga suki yo ♀ Ik hou van je. 君が好きだ Kimi ga suki da ♂ Ik hou van je. ¶ あなただけを愛してる Anata dake wo aishite'ru ♀ Alleen jou heb ik lief! Ik houd alleen van jou! ¶ 君だけを愛してる Kimi dake wo aishite'ru ♂ Alleen jou heb ik lief! ik houd alleen van jou! ¶ 他の誰も愛してない Hoka no dare mo aishite'nai Er is niemand anders die ik liefheb.
pittari・ぴったり
(1) zonder tussenruimte; strak; nauw; naadloos; hermetisch. ¶ 窓は全部ぴったり閉まってたのに、どうやってその猫は家の中に入ったんだろう。 Mado wa zenbu pittari shimatte ta no ni, dō yatte sono neko wa ie no naka ni haittan darō. Dat ondanks dat alle ramen potdicht waren die kat toch is binnengekomen. Ik vraag me af hoe. ¶ 私はぴったりしたジーンズが好きです。 Watashi wa pittarishita jīnzu ga suki desu. Ik houd van strakke spijkerbroeken. (yamasv) (2) precies; exact. ¶ 2つの指紋がぴったり一致した。つまり彼が殺人犯だ。 Futatsu no simon ga pittari itchishita. Tsumari kare ga satsujinhan da. De twee vingerafdrukken zijn een exacte match. Dat betekent dat hij de moordenaar is. ¶ 日本の電車はいつもぴったりの時間に来る。 Nihon no densha wa itsu mo pittari no jikan ni kuru. Treinen in Japan zijn altijd precies op tijd. (yamasv) (3) past; past goed bij; geschikt [voor, om]. ¶ この料理はこのワインにぴったりだ。 Kono Ryōri wa kono wain ni pittari da. Dit gerecht past goed bij deze wijn. ¶ 温泉はリラックスするのにぴったりの場所だ。 Onsen wa rirakkususuru no ni pittari no basho da. Hete (natuur)baden zijn heel geschikte plaatsen om te ontspannen. (yamasv) ¶ その帽子は彼女にぴったりだ。 Sono bōshi wa kanojo ni pittari da. Die hoed [muts, pet] staat haar precies goed. ¶ ぴったり合うかどうか、この新調の服を着てみなさい。 Pittari au ka dō ka, kono shinchō no fuku wo kite minasai. Probeer eens of dit nieuwe pak goed past. (TTC) (4) opeens; plotsklaps (stoppen).
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <houden>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
キープするkiipusuru (1) houden; [i.h.b.] opzijleggen; (2) [sportt.] in bezit houden
上げるageru (1) heffen; opheffen; omhoogheffen; verheffen; oprichten; tillen; optillen; omhoogtillen; omhoogbrengen; liften; verhogen; eleveren; [凧を] oplaten; opsteken; [棚に] leggen op; opleggen; [帆を] hijsen; ophijsen; omhooghijsen; opbrengen; opvissen; [碇を] lichten; hieuwen; [陸に] landen; aan land zetten; [顔を] opkijken; (2) loven; prijzen; roemen; huldigen; ophemelen; hoog opgeven van; (3) opvoeren; doen toenemen; optrekken; opjagen; opdrijven; [温度を] hoger zetten; [スピードを] vergroten; (4) bevorderen; promoveren; (5) overgeven; braken; opgeven; kotsen; vomeren; over z'n nek gaan; [gew.] opbrengen; (6) [客を] binnenlaten; inlaten; brengen; leiden naar; geleiden; (7) [学校へ] op school doen; (8) geven; aanbieden; toedienen; offreren; schenken; voorzetten; [娘を] wegschenken; (9) offeren; ten offer brengen; (10) overhandigen; ter hand stellen; reiken; overreiken; (11) ten einde brengen; afdoen; afwerken; volbrengen; voltooien; (12) klaarspelen; gedaan weten te krijgen; (13) [式を] houden; vieren; celebreren; fêteren; (14) [例を] geven; vermelden; noemen; aanhalen; citeren; aanvoeren; leveren; opnoemen; opsommen; opgeven; opvissen; (15) [子を] krijgen; [母が] het leven schenken; baren; [父が] verwekken; (16) verbeteren; ontwikkelen; ontplooien; (17) [髪を] doen; opmaken; opsteken; kappen; (18) aanhouden; pakken; oppakken; vatten; inrekenen; snappen; in hechtenis nemen; in de kraag grijpen; arresteren; (19) [芸者を] bestellen; laten komen; erbij halen; uitnodigen; ontbieden; engageren; (20) frituren; in kokend vet bakken; braden; [gew.] fritten; (21) [結果を] behalen; bereiken; verkrijgen; verwerven; realiseren
主催するshyusaisuru organiseren; houden; op touw zetten; als gastheer optreden
乗るnoru (1) stappen op; klimmen op; bestijgen; betreden; (2) instappen; instijgen; [de bus; tram enz.] nemen; [i.h.b.] aan boord gaan; [i.h.b.] embarkeren; [een paard enz.] berijden; [i.h.b.] rijden; [op de wind enz.] varen; drijven op; gedragen worden door; [van een stem enz.] dragen; (3) harmoniëren (met); overeenstemmen (met); (4) ergens op ingaan; aangaan; ergens in trappen; vallen voor; bezwijken voor; [fig.] aanbijten; (5) goed blijven zitten; pakken; houden; hechten
付ける ; 附けるtsukeru (1) bevestigen aan; aanbrengen; aanleggen; vasthechten; vastmaken; [役馬を] spannen voor; aanhechten; hechten; [翻訳を] toevoegen; [×印を] aankruisen; [印を] afdrukken; [器具を] installeren; monteren aan; aanleggen; [接着剤で] plakken; [バター; クリーム; ジャムを] smeren; [しみを] maken; aanmaken op; (2) [傷; 跡を] achterlaten; nalaten; (3) zich eigen maken; aanleren; zich verwerven; [習慣を] zich aanwennen; [力を] opdoen; (4) [乳母を] engageren; aannemen; in de arm nemen; (5) [注意; 目を] vestigen op; [犯人; 車を] schaduwen; volgen; (6) [条件を] opleggen; [疑問符; コメント; 注文を] plaatsen; zetten; [名; 味を] geven; [実; 利子を] dragen; [点を] toekennen; (7) [料理を] opdienen; serveren; [仕事に片を] regelen; afdoen; afhandelen; zijn beslag geven; voor elkaar brengen; (8) [正札を] hechten; [値を] voorzien van; stellen op; (9) opschrijven; opnemen; noteren; aantekenen; boeken; [日記を] bijhouden; houden; (10) [手を] beginnen met; aanvangen; [連絡を] opnemen; [火を] aanleggen; in brand steken
保つtamotsu handhaven; behouden; bewaren; houden; aanhouden; onderhouden; ophouden; in stand houden; intact houden
保存するhozonsuru bewaren; conserveren; in stand houden; houden; behouden; verduurzamen; onderhouden; [comp.] opslaan; saven
保有するhoyuusuru bezitten; in bezit hebben; houden; behouden
催すmoyoosu (1) aandrang hebben tot; [眠気が] een aanvechting hebben van; tot; zich manifesteren; (2) teweegbrengen; opwekken; wekken; prikkelen; zich … voelen; [便意を] aandrang hebben; voelen; (3) [会を] houden; geven; organiseren; beleggen; bijeenroepen; samenroepen; convoceren
取って置くtotteoku (1) reserveren; houden; in reserve houden; vrijhouden; bespreken; (2) opzijleggen; aan de kant leggen (voor later gebruik); afzonderen; (3) sparen voor later; bewaren; bij zich houden
含むfukumu (1) bevatten; inhouden; insluiten; begrijpen; includeren; omvatten; behelzen; omvangen; impliceren; (2) [in z'n mond; in gedachten enz.] houden; koesteren; dragen; hebben; erop nahouden; (3) een zweem van … hebben
営むitonamu (1) beoefenen; uitoefenen; praktiseren; werken als; aan ~ doen; runnen; drijven; exploiteren; draaiende houden; (2) leiden; houden; verzorgen; (3) optrekken; bouwen; doen verrijzen
執り行うtoriokonau houden; verrichten; voltrekken; uitvoeren
塞ぐfusagu (1) afsluiten; dichten; dichtmaken; afdichten; afstoppen; dichtgooien; toegooien; stoppen; vullen; dempen; plempen; dichtstoppen; verstoppen; toestoppen; toedammen; opvullen; opstoppen; opproppen; stremmen; versperren; [veroud.] sperren; blokkeren; belemmeren; obstrueren; (2) de handen voor [z'n ogen; oren; mond enz.] houden; met z'n handen afdekken; bedekken; (3) [de deur e.d.] sluiten; dichtdoen; toedoen; toesluiten; (4) [plicht e.d.] vervullen; doen; voldoen; volbrengen; betrachten; (5) [tijd; plaats e.d.] in beslag nemen; innemen; beslaan; bezetten; (6) versomberen; in de put raken; zich depri gaan voelen; depressief worden; ontmoedigd raken; mismoedig worden; terneergedrukt raken; gedeprimeerd raken; down raken
守るmamoru (1) zich houden aan; [約束を] houden; vasthouden aan [節操を]; handhaven; staande houden; [名誉を] ophouden; hooghouden; gestand doen; trouw blijven aan; in acht nemen; nakomen; betrachten; naleven; eerbiedigen; [規則を] observeren; [言い付けを] opvolgen; (2) verdedigen; beschermen; hoeden; behoeden; beschutten; bewaren; behouden; vrijwaren; protegeren; defenderen; bewaken; beveiligen; (3) [sportt.] dekken; [i.h.b. bij honkbal] verdedigen
実施するjisshisuru ten uitvoer brengen; leggen; uitvoeren; tot uitvoering brengen; implementeren; effectueren; in werking doen treden; van kracht doen worden; toepassen; uitoefenen; doorvoeren; [m.b.t. een evenement] houden
所有するshyoyuusuru hebben; bezitten; in bezit hebben; in bezit zijn van; beschikken over; houden; in handen hebben; in eigendom hebben; eigenaar zijn van
打つ; 撃つ; 撲つbutsu (1) slaan; meppen; een klap geven; (2) [toespraken enz.] houden; afsteken
押さえるosaeru (1) onderdrukken; naar beneden drukken; (2) beheersen; bedwingen; (met overmacht) in bedwang houden; eronder houden; (3) tegenhouden; voorkomen; terughouden; (4) arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; aanhouden; in zijn kraag grijpen; (5) [de oren] dichtstoppen; [met de handen de ogen] bedekken; verbergen; [met de handen het hoofd] vasthouden; [de hand voor de mond] houden; (6) [waar men recht op heeft; een deel van het loon etc.] achterhouden; terughouden; niet geven; onthouden; (7) beslag leggen op [goederen; eigendom; documenten etc.]; gerechtelijk in beslag nemen; confisqueren; (8) grijpen; pakken; nemen; in zijn klauwen krijgen; (9) een voorzichtige raming doen; een voorzichtige schatting maken; behoedzaam begroten; (10) plafonneren; niet hoger laten oplopen dan; [de prijzen] drukken; binnen een bepaalde limiet houden; onder een bepaalde limiet houden
拘禁するkoukinsuru arresteren; in arrest nemen; in arrest stellen; in hechtenis nemen; houden; in verzekerde bewaring nemen; stellen; aanhouden; vasthouden; opsluiten
持つmotsu (1) (bij zich) hebben; houden; dragen; nemen; (2) bezitten; beschikken over; eigenaar zijn van; in eigendom hebben; toegerust zijn met; (3) koesteren; voelen; toedragen; (4) zich belasten met; verantwoordelijk zijn voor; (5) voor zijn rekening nemen; betalen; [de kosten] dragen; (6) meegaan; duren; bruikbaar blijven; duurzaam zijn; houdbaar zijn; aanhouden; (7) volhouden; [het niet lang meer] trekken; uithouden; (ver)dragen; verduren; velen
挙げるageru (1) [式を] houden; organizeren; vieren; (2) [例として] geven; vermelden; noemen; aanhalen; citeren; quoten; aanvoeren; leveren; opnoemen; opsommen; opgeven; opvissen; (3) [腕を] opsteken; [頭を] oprichten; (4) [委員に] benoemen; aanstellen; (5) verenigen; samenbrengen; verenen; (6) [子を] krijgen; hebben; (7) arresteren; aanhouden; inrekenen; oppakken
挙行するkyokousuru uitvoeren; vieren; [レセプションを] aanrichten; houden
挙kyo (1) gedrag; stap; maatregel; move; daad; poging; onderneming; (2) aanbeveling; (a) opsteken; (b) voorleggen; aanbrengen; (c) opsommen; oplijsten; (d) bevorderen; in rang verhogen; (e) arresteren; (f) houden; verrichten; (g) bewegingen; houding; (h) allen; gezamenlijk
挙ko houden; verrichten
放電houden elektrische ontlading
止めるtodomeru (1) stoppen; tot staan brengen; tegenhouden; onderscheppen; intercepteren; ophouden; beletten verder te gaan; [原級に] doen zittenblijven; (2) laten blijven; laten logeren; verblijf doen houden; (3) achterlaten; nalaten; [記録に] optekenen; vastleggen; registreren; vasthouden; onthouden; bewaren; prenten; (4) handhaven; houden; in stand houden; [原形を] behouden; (5) […に~] beperken; limiteren; binnen de perken houden; in bedwang houden; (6) [心を] concentreren; fixeren; (7) het erbij laten; afbreken; een voortijdig einde maken aan; discontinueren; (8) de genadeslag geven
止める ; 停めるtomeru (1) stoppen; stopzetten; stilleggen; stilhouden; laten stilstaan; stillen; stuiten; tot stilstand brengen; stilzetten; tot staan brengen; parkeren; stallen; [aan de kant enz.] zetten; neerzetten; arrêteren; [de dief enz.] houden; een halt toeroepen; een punt zetten achter ~; een einde maken aan [een ruzie enz.]; ophouden; stremmen; [de aanvoer enz.] staken; afbreken; afsnijden; [een paard enz.] tegenhouden; vasthouden; aanhouden; inhouden; keren; [fig.] afdammen; [m.b.t. geluid; pijn] weren; ophouden; stelpen; (2) [het licht enz.] uitdoen; uitschakelen; [m.b.t. gas; water; radio] uitdraaien; dichtdraaien; afsluiten; uitzetten; afzetten; [de stroom] afbreken; afsnijden; (3) [m.b.t. inflatie enz.] bedwingen; beheersen; afremmen; beteugelen; breidelen; in toom houden; in bedwang houden; intomen; [de groei enz.] belemmeren; (4) beletten; verhinderen; verbieden; voorkomen; ontzeggen; verhoeden
留まるtomaru (1) op zijn plaats blijven; vast blijven zitten; houden; (2) [m.b.t. vogels]) roesten; zich ophouden; pleisteren; neerstrijken; neerkomen; landen; gaan zitten; (3) blijven; verblijven; doorbrengen; (4) [i.c.m. 目に] opgemerkt blijven; [i.c.m. 心に] in het geheugen gegrift staan
畳むtatamu (1) opvouwen; vouwen; samenvouwen; opklappen; [i.c.m. 旗; 帆を] opdoeken; [i.c.m. 旗; 帆を] bergen; [i.c.m. 扇; 翼を] dichtvouwen; [i.c.m. テントを] opbreken; [i.c.m. 本を] sluiten; [i.c.m. 本を]] dichtdoen; [i.c.m. 石; 煉瓦 enz.] opstapelen; (2) opdoeken; opheffen; voorgoed sluiten; [uitdr.] zijn matten oprollen; er een einde aan maken; [een zaak enz.] aan de kant doen; zetten; stopzetten; liquideren; (3) [in zijn hart enz.] wegsluiten; [in gedachten enz.] houden; niet uiten; oppotten; [oneig.] opkroppen; (4) afmaken; van kant maken; uit de weg ruimen; opruimen; liquideren; [Barg.] mollen
置く ; 措く (bet. 6) ; 擱く (bet. 17)oku (1) plaatsen; zetten; leggen; stellen; installeren; (2) laten liggen; achterlaten; (3) laten; zo laten; toelaten; toestaan; (4) oprichten; vestigen; instellen; stichten; grondvesten; openen; houden; (5) bewaren; opslaan; stockeren; conserveren; houden; een voorraad vormen; (6) uitzonderen; terzijde leggen; (7) erbij laten; er zich verder niet meer mee bemoeien; (8) tewerkstellen; werk geven; in dienst hebben; [bedienden] houden; (9) huisvesten; logeren; logies verlenen; (10) aanstellen als; [een persoon] in een zekere functie plaatsen; benoemen; (11) [soldaten] posteren; legeren; plaatsen; opstellen; (12) een tussenruimte laten; een tijdsinterval laten; tijd tussen laten; afscheiden; op een afstand houden [zie ook het suffix -oki 置き]; (13) verpanden; belenen; in onderpand geven; (14) [m.b.t. een laagje goud; zilver etc.] voorzien; beleggen; bekleden; vergulden; verzilveren; (15) [m.b.t. dauw; rijp; rijm; nachtvorst etc.] zich vormen; (16) iets op voorhand doen; iets alvast doen [na een て-vorm van een werkwoord]; (17) stoppen met schrijven; de pen neerleggen; een brief afsluiten
行うokonau (1) doen; handelen; aanvangen; (2) zich gedragen; (3) uitvoeren; volbrengen; tot uitvoering brengen; toepassen; implementeren; verwezenlijken; effectueren; (4) [取り締まりを] uitoefenen; [法律を] opleggen; in werking stellen; doen uitvoeren; [研究を] voeren; leiden; bedrijven; (5) [会議; 葬式; 祭りを] houden; [儀式を] uitvoeren; opvoeren; vieren; celebreren; voltrekken
貯蔵するchozousuru sparen; bewaren; opslaan; conserveren; verduurzamen; inslaan; aanleggen; [m.b.t. geld] wegleggen; opzijleggen; opzijzetten; wegzetten; een voorraad ~ aanleggen; potten; hamsteren; bufferen; (een voorraadje ~) kweken; (in reserve) houden; opsparen; oppotten
遣るyaru (1) sturen; laten gaan; doen [schoolgaan enz.]; (2) [m.b.t. een voertuig] voortbewegen; vooruit doen gaan; vooruit laten gaan; aan de gang brengen; rijden; (3) richten; [een fooi enz.] geven; [dieren] voeren; (4) ter arbitrage toevertrouwen; (5) [zijn ongenoegen; gemoed e.d.] luchten; [door drinken enz.] kwijtraken; (6) [水を] gieten; begieten; water geven; (7) laten ontsnappen; (8) bevorderen; vooruitbrengen; (9) [m.b.t. hand] uitsteken; uitstrekken; (10) een tsukeku 付句 of yariku やり句 toevoegen [idioom uit de wereld van renga 連歌 en haikai 俳諧]; (11) falen; verknoeien; om zeep helpen; (12) bedriegen; (13) kastijden; doodslaan; (14) uithuwelijken; aan de man brengen; (15) nuttigen; gebruiken; [er eentje] drinken; eten; roken; (16) leven; een bestaan leiden; (17) doen; verrichten; [huiswerk enz.] maken; [schaak enz.] spelen; [een cursus e.d.] volgen ; [~ als hoofdvak] studeren; [een tentoonstelling enz.] houden; [een stuk enz.] opvoeren; [een film enz.] vertonen; [een winkel enz.] drijven; [een beroep enz.] uitoefenen; [een toespraak enz.] afsteken; (18) het doen; gemeenschap hebben; vrijen; (19) [een handeling doen; verrichten]; (20) [geeft aan dat de handeling over een verre afstand geldt]; (21) [drukt de beëindiging van een handeling uit; vaak vergezeld van een negatie]; (22) [drukt uit dat de handeling voor anderen verricht wordt]
開くhiraku (1) openen; opendoen; openmaken; vrijmaken; openstellen; [i.h.b.] stichten; oprichten; starten; beginnen; [van recepties; bijeenkomsten e.d.] houden; [een fuif e.d.] geven; (2) openvouwen; ontvouwen; uitpakken; (3) imikotoba voor "breken"; (4) [wisk.] de wortel trekken [uit een getal]; (5) ontsluiten; in cultuur brengen; in exploitatie brengen; ontwikkelen; beschaven; [道を] banen; (6) bevatten; met het verstand omvatten; (7) [drukk.] kanji in hiragana omzetten; (8) zich openen; opengaan; zich ontsluiten; (9) [van bloemen] ontluiken; openbloeien; [lit.t.] opluiken; (10) [van vergaderingen e.d.] uiteengaan; (11) [van aantallen; afstanden e.d.] uiteen gaan liggen; uiteenlopen; (zich) verwijden
開会するkaikaisuru (1) [会合が] openen; opengaan; geopend worden; gehouden worden; zitting hebben; houden; (2) [会を] openen
開催するkaisaisuru houden; organiseren; doen plaatsvinden; openen
預かるazukaru (1) bewaren; houden; in bewaring nemen; in deposito nemen; in depot nemen; zorgen voor; zorg dragen voor; verzorgen; onder z'n hoede nemen; passen op; oppassen; letten; verantwoordelijk zijn voor; opvangen; [子供を] in de kost nemen; (2) beheren; het beheer voeren over; leiden; voeren; toezicht hebben op; (3) [けんかを] bemiddelen; intermediëren; settelen; afwikkelen; (4) inhouden; voor zich houden; nog niet bekendmaken; achterwege laten; [コメントを] zich onthouden van; nalaten; wachten met; opschorten; ervan afzien; (5) [sumō-jargon] [勝負を] onbeslist laten; (6) niet terugtrakteren; (7) renteloos lenen; (8) huren; pachten; in pacht nemen
養you (a) grootbrengen; opvoeden; kweken; (b) houden; fokken; telen; (c) verzorgen; bijstaan; ondersteunen; (d) zorg voor zichzelf dragen; z'n gezondheid in acht nemen; (e) ontwikkelen; onderrichten
Tijd: 0.49 sec. jiten.nl: 19 treffers, warandict: 39 treffers (zoekopdracht: 'houden', strategie: exact).
2005-2023