
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
SUPPLEMENT (trefwoord)
teishō・提唱
(zn., suru-ww) (1) Het bepleiten [voorstellen; voorstaan; voorstellen; verdedigen; presenteren] van een zaak; voorstel; verdediging; presentatie. ¶ 提唱する teishōsuru [een zaak; iets] bepleiten; voorstaan; voorstellen; verdedigen; presenteren. ¶ 提唱者 teishōsha voorsteller; pleiter; verdediger; presentator. ¶ 彼の学説が初めて提唱された時は、誰もそれを信じなかった。 Kare no gakusetsu ga hajimete teishōsareta toki wa, dare mo sore wo shinjinakatta. Toen zijn theorie voor het eerst werd gepresenteerd vond die geen enkele steun. ¶ 電力不足対策のスーパークールビズとして、ポロシャツやアロハシャツの着用が提唱された。Denryokubusoku taisaku no sūpākūrubizu to shite, poroshatsu ya arohashatsu no chakuyō ga teishōsarete. In het kader van de Super Cool Biz maatregel voor het bestrijden van energietekorten werd het dragen van poloshirts en alohashirts [hawaïshirts] bepleit. [NB Cool Biz en later Super Cool Biz waren initiatieven van de Japanse overheid om bedrijven te stimuleren het mogelijk te maken om de airco op een lagere temperatuur zetten door werknemers zich luchtiger te laten kleden] (2) (a) Het uitleggen [verklaren; uiteenzetten; behandelen] van iets; uitleg; verklaring; uiteenzetting; lezing. (b) specifiek het uitleggen van de doctrines in Zenboeddhisme. ¶ 提唱する teishōsuru uitleggen; verklaren; behandelen; uiteenzetten. ¶ 禅家の提唱 Zenke no teishō Catechetische vraag voor meditatie in Zen.
shaberu・喋る
(-r stam) (1) babbelen; kletsen; (niet serieus, vrijblijvend) praten; roddelen. ¶ 日本人と遭遇して日本語めっちゃしゃべった。 Nihonjin to sōgōshite nihongo mettcha shabetta. Toevallig een Japanner ontmoet, we hebben tijdenlang gebabbeld. (twitter) (2) informatie doorvertellen die niet voor anderen bestemd is; zich iets laten ontvallen; zich verspreken; roddelen. ¶ しゃべってしまった shabette shimatta ik versprak me (twitter) ¶ 眠すぎて真実しゃべってしまった Nemusugite shinjitsu shabette shimatta Ik was te slaperig en liet me ontvallen hoe het werkelijk in elkaar zit. (twitter) ¶ あ、ごめんなさい。聞かれてもいない余計なことをしゃべってしまったと思って、ツイート消しちゃった。 A, gomen nasai. Kikarete mo inai yokei na koto wo shabette shimatta to omotte, twiito keshichatta. O, neem me niet kwalijk. Omdat ik dacht dat ik nodeloos uitweidde over dingen die me niet eens gevraagd waren had ik de tweet verwijderd. (twitter) (3) praten over iets. ¶ テレビでは、我が国の将来の問題を誰かが深刻な顔をしてしゃべっている。 Terebi de wa, wagakuni no shōrai no mondai wo dare ka ga shinkoku na kao wo shite shabette iru. Op TV is iemand met een ernstige blik over de problemen van ons land aan het praten. (4) (in) een taal praten; een taal spreken. (TTC) ¶ 彼らは英語をしゃべっていますか。 Karera wa eigo wo shabette imasu ka. Spreken ze Engels? (TTC) ¶ 彼はとうとう中国語をしゃべるようになりました。 Kare wa tōtō chūgokugo wo shaberu yō ni narimashita. Hij is eindelijk Chinees gaan praten. (twitter)
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <iets>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
些かisasaka (1) een beetje; iets; ietsje; wat; lichtjes; enigszins; in zekere mate; (2) [~も…ない] helemaal niets; volstrekt niet; niet in het minst; niet de minste …; geenszins; (3) gering; weinig
どれかdoreka iets; één; enige; enkele; wat
一寸 ; 鳥渡chotto (1) (een) beetje; wat; een tikkeltje; ietsje(s); een tikje; iets; een weinig; ietwat; lichtjes; lichtelijk; enigszins; even; eventjes; (een) ogenblikje; (een) momentje; (2) nogal; best (wel); vrij; tamelijk; behoorlijk; (3) (niet enz.) zomaar; (niet enz.) meteen [i.c.m. negatie]; (4) hé; hei; hallo (daar); excuseer; hoor eens; [i.h.b.] kom eens
何かnanika (1) allerlei dingen; het een en ander; (2) iets; wat; wat dan ook; het een of ander
何かnanka (1) iets; ergens iets; wat; (2) […か~] of zo; of zoiets; of iets dergelijks
何でもnandemo (1) om het even wat; om het even welk(e); wat dan ook; iets; eender wat; eender welk; (2) naar verluidt; men zegt dat; het gerucht gaat dat; het heet dat; zo daar iets van aan is
何物nanimono (1) wat voor ding; wat voor iets; (2) iets; (3) [~も…ない] niets
厄介者yakkaimono (1) lastpost; lastpak; last; onruststoker; lastig iemand; iets; zwart schaap; gebeten hond; bête noire; verdomde louis; Louistje; Lowietje; (2) eter; tafelgast; [i.h.b.] tafelschuimer; klaploper; profiteur; parasiet
受け持ちukemochi verantwoordelijkheid; toegewezen taak; opdracht; datgene waarmee men belast is; iets; iem. waarvoor men verantwoordelijk is
品shina (1) goed; waar; spul; [m.b.t. handel] artikel; [verzameln.] goederen; [verzameln.] waren; [i.h.b.] voorraad; (2) kwaliteit; (3) iets; ding; [i.h.b.] gift; [i.h.b.] cadeau; [m.b.t. menu] gerecht
子shi (1) kind; [i.h.b.] jongen; (2) deugdzame man; meester; [i.h.b.] Confucius; (3) zǐ [± traktaat; één van de vier categorieën boeken in het Klassiek Chinees]; (4) burggraaf; (5) rente; interest; (6) [go-spel] schijf waarmee men go speelt; (7) jij; je; (8) -er; -or; -aar; -eur [maakt van een zelfst. naamw. een nomen agentis]; (9) [Nara; Heian-gesch.] [achtervoegsel bij namen van edelvrouwen]; (10) [honoratief achtervoegsel bij persoonsnamen]; (11) [achtervoegsel na de eigen naam ten teken van bescheidenheid]; (a) kind; zoon; dochter; telg; (b) ei; vrucht; (c) deeltje; (d) heer; leraar; meester; (e) man; mens; (f) vrouwe …; (g) ding; zaak; iets; (h) burggraaf; (i) [astrol.] rat
少し ; 寡し ; 些しsukoshi (1) een beetje; een kleinigheid; een tikkeltje; een tikje; een scheutje; een snufje; een vleugje; een spoortje; een tintje; een zweempje; een ietsje; ietwat; lichtelijk; enigermate; [m.b.t. afstand] een klein eindje; (2) iets; wat; enige; een paar; enkele; een weinig; een klein aantal; (3) een beetje; even(tjes); een ogenblikje; een momentje
幾らかikuraka (1) beetje; geringe hoeveelheid; gering aantal; (2) een beetje; wat; iets; enigszins; (3) [~でも] hoe bescheiden ook; al is het maar een beetje
幾分ikubun (1) iets; wat; (2) deel; part; (3) [gevolgd door ka か] een beetje
心持ちkokoromochi (1) karakter; aard; mood; stemming; gemoedsgesteldheid; geestesgesteldheid; gemoedstoestand; houding; (2) gevoel; indruk; (3) een beetje; iets; wat; een kleinigheid; ietsje; een stukje
物mono (1) ding; voorwerp; zaak; goed; stuk; artikel; waar; iets; object; brok; spul; materiaal; (2) aangelegenheid; kwestie; historie; affaire; materie; onderwerp; punt; (3) eigendom; bezit; have; goed; (4) kwaliteit; (5) rede; wat redelijk is; (6) -werk; -stuk; (7) -wekkend; -aanjagend; -barend; -gevend; wat ~ veroorzaakt
Tijd: 0.49 sec. jiten.nl: 8 treffers, warandict: 16 treffers (zoekopdracht: 'iets', strategie: exact).
2005-2023