
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
akugō・惡業
(悪業) zn. karma o.
inga・因果
zn. (1) [原因結果] oorzaak en gevolg. (2) [不運] noodlot o. (3) [應報] vergelding v. ¶ 因果の關係 causaal verband; causaliteit. ¶ 因果應報 vergelding; karma. ¶ 因果の法則 wet van oorzaak en gevolg. ¶ 因果の noodlottig; rampzalig. ¶ 因果と諦める berusten in zijn lot. ¶ 因果の種を宿す zwanger zijn door een misstap. ¶ 親の因果が子に報いる de kinderen boeten voor de zonden der ouders.
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <karma>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
因果inga (1) oorzaak en gevolg; [boeddh.] hetu-phala; (2) vergelding; straf; nemesis; (3) karma; lot; gesternte; (4) noodlot; tegenspoed; ongeluk; pech; doem; (5) onfortuinlijk; ongelukkig; onzalig; gedoemd; noodlottig
因縁innen (1) lot; lotsbeschikking; lotsbestemming; lotsbesteding; [boeddh.] karma; (2) oorsprong; ontstaan; herkomst; geschiedenis; voorgeschiedenis; (3) lotsverbondenheid; (4) voorwendsel; excuus; smoes tot ruzie
所作shyosa (1) daad; handeling; (2) houding; gedrag; gedraging; gesticulatie; postuur; [演技の] acteerwerk; optreden; pantomimiek; (3) [kabuki] dansbeweging; dans; (4) [boeddh.] karma; (5) werk; beroep
業gou (1) [boeddh.] karma; karman; (2) [i.h.b.] slecht karma; zonde; (3) verontwaardiging; verbolgenheid; indignatie
機縁kien (1) [boeddh.] aanleg voor en voorbeschiktheid tot de leer; (2) aanleiding; gelegenheid; kans; motief; oorzaak; karma
縁en (1) kans; toevallige gebeurtenis; lot; toeval; karma; (2) band; betrekking; relatie; connectie; verwantschap; (3) verband; relatie; connectie; samenhang; (4) veranda; waranda; loggia
Tijd: 0.52 sec. jiten.nl: 3 treffers, warandict: 6 treffers (zoekopdracht: 'karma', strategie: exact).
2005-2023