19 resultaten voor ‘keer’
日蘭辭典 (trefwoord)
jōzuru・乘ずる
(乘じる、乗じる、乗ずる) t.w. (1) [かける] vermenigvuldigen. i.w. (2) [つけこむ] gebruik maken van; zich bedienen van; gelegenheid aangrijpen. ¶ に乘じて bij gelegenheid van; onder den invloed van. ¶ 六に六を乘ずると三十六となる zes-maal zes is zes en dertig; 6×6=36.
SUPPLEMENT (trefwoord)
kakudai・拡大
zn.
uitbreiding;
vergroting; expansie; toename in omvang of aantal; verbreding. ¶ 拡大する
kakudaisuru uitbreiden;
vergroten; expanderen;
toenemen; verbreden. ¶ 市場拡大
shijō kakudai marktvergroting. ¶ 投資拡大
tōshi kakudai toename in investeringen. ¶ 軍事拡大
gunji kakudai militaire expansie. 急拡大
kyūkakudai een plotse toename; een
boom. ¶ 東方拡大
tōhō kakudai oostwaarste expansie. ¶ 需要拡大
jukyō kakudai een toename in
vraag. 拡大された
kakudaisareta vergroot; 拡大図
kakudaizu een
vergroting; een detailbeeld. ¶ 彼は研究の対象を拡大した。
kare wa kenkyū no taishō wo kakudaishita。 Hij verbreedde zijn
onderzoek [onderzoeksdoel]. (TTC) ¶ 当社の第一目標は南米市場を拡大することです。
honsha no daiichi mokuhyō wa nanbei shijō wo kakudaisuru koto desu. Ons primaire
doel is het
vergroten van
de markt in Zuid-Amerika. (TTC) ¶ その都市は最近急速に拡大した。
Sono toshi wa saikin kyūsoku ni kakudaishita. De
stad is
recentelijk snel gegroeid [uitgebreid]. (TTC) ¶ 拡大コピーを撮ってくるよ。
Kakudai kopii wo totte kuru yo. Ik ga vergrootte kopieën maken hoor. (TTC) ¶ この顕微鏡は物を100倍に拡大する。
Kono kenbikyō wa mono wo haykubai ni kakudaisuru. Deze microscoop vergroot [dingen, objecten] honderd
maal [
keer]. (TTC)
SUPPLEMENT (trefwoord)
zus, zuster
[de, zussen; zusters] (1.a.a) [oudere zus(ter); mijn [onze] zus(ter)] 姉 ane (beleefheid: geen of nederig; richting: geschikt voor benoemen van de eigen zuster tegen tweede persoon; over een derde persoons oudere zuster (niet erend, niet beleefd); over een oudere zuster in algemene zin). ¶ 姉は頭の回転がいい。 Ane wa atama no kaiten ga ii. Mijn zus is vlot van begrip. 料理は姉を先生にして習いました。 Ryōri wa ane wo sensei ni shite naraimashita. Mijn zus heeft me koken geleerd. (TTC) (1.a.b.) [oudere zus; jongedame; aanspreekvorm serveerster] 姉さん anesan (algemeen of neutraal beleefd).
(1.b) [oudere zus(ter), uw [hun] zus(ter); aanspreekvorm serveerster] 姉さん neesan; お姉さん oneesan (beleefdheid: erend of algemeen beleefd; richting: over tweede of derde persoons oudere zuster; binnen wij-groep over of naar de eigen oudere zuster; in algemene zin); お姉ちゃん oneechan (idem, maar meer familiair of vertroetelend). NB met name onder en naar kinderen worden deze vormen ook gebruikt om in algemene zin naar oudere zussen te verwijzen. ¶ メアリーは遊園地で一人で泣いている男の子を見つけて、やさしく声をかけた。「ねえ、ぼく、どうしたの? 迷子になっちゃったの? お姉ちゃんが迷子センターに連れてってあげようか?」 Mearii wa yūenchi de hitori de naite iru otoko no ko wo mitsukete, yasashiku koe wo kaketa. ‘Nee, boku, dōshita no? Meigo ni nattyatta no? Oneechan ga meigo-sentā ni tsurete tte ageyō ka?’ In het pretpark vond Mary een huilend jongetje. Met zachte stem sprak ze: ‘Hee, jongetje, wat is er aan de hand? Ben je je ouders kwijt? Zal ik [lett. de oude zus] je naar de informatiebalie brengen [lett. zoekgeraakte-kinderen-afdeling]?’ (TTC)
(2.a) [jongere zusje/zuster, mijn [onze] zuster/zusje] 妹 imōto (beleefheid: geen of nederig; richting: geschikt voor benoemen van de eigen zuster tegen tweede persoon; over een derde persoons jongere zuster (niet erend, niet beleefd); over een jongere zuster in algemene zin). ¶ 妹の咲子です。俺と年子で、今受験生です。 Imōto no Sakiko desu. Boku to toshigo de, ima jukensei desu. Dit is mijn zusje Sakiko. Ze minder dan een jaar jonger dan ik en studeert nu voor haar toelatingsexamens. ¶ 妹をパーティーに連れて行きます。 Imōto wo paatii ni tsurete ikimasu. Ik neem mijn zus mee naar het feestje. (TTC) NB in een wij-groep noemen oudere broers en zussen hun jongere zuster alleen bij naam (dit vloeit voort uit de hiërarchie), omgekeerd spreken jongere broers en zussen hun oudere zussen normaal gesproken als お姉さん oneesan aan. (Miura)
(2.b) [jongere zusje/zus(ter), uw [hun] zusje/zus(ter)] 妹さん imōtosan (beleefdheid: erend of algemeen beleefd; richting: over tweede of derde persoons jongere zuster, of in algemene zin). ¶ 今度は妹さんを連れていらっしゃい。 Kondo wa imōtosan wo tsurete irasshai. Neem de volgende keer je zus mee. ¶ 妹さんによろしくね。 Imōtosan ni yoroshiku ne. Doe de groetjes aan je zus. (TTC)
(3) [zusters, zussen, zusjes] 姉妹 shimai; [oudere zus en jongere broer] 姉弟 kyōdai;[oudere broer en jongere zus] 兄妹 kyōdai; [broer en zus] 兄姉 kyōdai; [broers of broer en zus] 兄弟 kyōdai.
(4) [verpleegster] 看護婦 kangofu; [verpleger m/v] 看護士 kangoshi.
(5) [non] 修道女 shūdōjo; 修道尼 shūdōni; 尼僧 nisō.
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <keer>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
De weergave van het Japans van de resultaten hieronder is gespeld in een vorm van
waapuro-spelling. De spelling komt overeen met de originele spelling in
hiragana in het Japans. De verschillen met de
Hepburn-spelling van de overige resultaten zijn eenvoudig:
spelling |
uitspraak |
uu |
lang aangehouden /oe/ (Hepburn spelling: ū) |
ou |
lang aangehouden /o/ (Hepburn spelling: ō) |
(soms, als in 酔う you "dronken zijn") uitspraak: /o/ + /oe/ |
ei |
lang aangehouden /ee/ (dit is identiek in Hepburn spelling) |
ha |
/ha/ (identiek aan Nederlands en Hepburn spelling) |
alleen voor het partikel は: uitspraak /wa/ |
he |
/he/ (identiek aan Nederlands en Hepburn spelling |
alleen voor het partikel へ: uitspraak /e/ |
[verberg]
この度konotabi (1) deze gelegenheid; keer; ditmaal; (2) thans; nu; aanstonds; binnenkort; (3) onlangs; recentelijk; laatstelijk; kort geleden
一発ippatsu (1) schot; salvo; explosie; (2) klap; slag; stoot; (3) [honkb.] homerun; (4) poging; keer; ronde; (5) [inform.] wip; beurt; nummertje
倍bai (1) het dubbele; tweevoud; (2) keer; -maal; -dubbel; -voud; -voudig; -vuldig; (a) toenemen; toevoegen; opstapelen; verdubbelen; verveelvoudigen; (b) ingaan tegen; zich verzetten tegen
回kai keer
度tabi (1) keer; maal; gelegenheid; -werf; (2) elke keer (als; dat); iedere keer (als; dat); telkens (als; wanneer); telkenmale (als; dat)
度do (1) maat; juiste hoeveelheid; juiste afmeting; juiste proportie; (2) [m.b.t. gezichtsscherpte] scherpte; sterkte; [m.b.t. sterkte van lenzen] dioptrie; (3) kalmte; zelfbeheersing; flegma; aplomb; (4) [boeddh.] pāramitā; (5) [deel van een schaalverdeling; bv. m.b.t. thermometrie] graad; (6) [m.b.t. goniometrie] graad; (7) [m.b.t. aardrijkskunde] graad; (8) [m.b.t. alcoholgehalte] graad; (9) [m.b.t. frequentie] keer; (10) [m.b.t. muziek] toontrap
復帰fukki terugkeer; terugkomst; teruggang; terugkering; herstel; [lit.t.] keer; het retourneren; retour; [comp] return
折りori (1) gelegenheid; moment; keer; kans; (2) wanneer; (3) vouw; (4) … keer gevouwen; toegevouwen
掛けgake (1) net bij het aanvatten van ~; terwijl men op weg is te ~; (2) procent; percent; ten honderd; (3) maal; keer; (4) met zitplaats voor ~ personen; (5) met ~ aan(getrokken); geschoeid met
方向転換houkoutenkan wending; draai; keer; ombuiging; zwenking; ommekeer; omkeer; ommezwaai; omzwaai; omdraai; heroriëntatie; heroriëntering; richtingverandering; koersverandering; koerswijziging; koersverlegging; standpuntwijziging
時 ; 秋toki (1) tijd; [arch.] stond; (2) tijd; periode; [i.h.b.] seizoen; (3) [in die] tijden; [in die] dagen; toenmalig; (4) allesbeslissend moment; kritiek punt; scharniermoment [spelling: toki 秋]; (5) kans; gunstige gelegenheid; gelegen tijd; (6) [spraakk.] tijd; tempus; (7) geval; keer; gelegenheid; moment; ogenblik; (8) toen; wanneer
節setsu (1) tijd; gelegenheid; keer; (2) principes; beginselen; stelregels; (3) alinea; paragraaf; afdeling; [lit.t.] strofe; couplet; stanza; (4) [spraakk.] zinsnede; passus; (5) [bijb.] vers; (6) segment; geleding
転回tenkai (1) omwenteling; wenteling; rotatie; draaiing; draai; toer; (2) omslag; wending; bocht; ommezwaai; omzwaai; keer; ommekeer; omkeer; zwenking; (3) [muz.] inversie; omkering; omzetting
遍; 返hen ~ maal; ~ keer; -werf [kwantor die de frequentie van een actie; handeling e.d. aangeeft]
Tijd: 0.51 sec. jiten.nl: 5 treffers, warandict: 14 treffers (zoekopdracht: 'keer', strategie: exact).
2005-2023