日蘭辭典+

20 resultaten voor ‘kennen’
日蘭辭典 (trefwoord)
ankisuru暗記する
t.w. van buiten leren. ¶ 暗記して居る van buiten kennen. ¶ 暗記力 geheugen.
asai淺い
(浅い) bn. (1) [水深、容器等] ondiep. (2) [交際] oppervlakkig. (3) [知識] oppervlakkig. (4) [] licht. (5) [眠] licht. ¶ 夜は未だ淺い het is nog niet laat. ¶ 知己になってから日が淺い ik ken hem nog maar kort.
dekiru出來る
(出来る) i.w. (1) [仕上がる] gereed zijn; voltooid zijn. (2) [製造] gemaakt zijn; vervaardigd zijn. (3) [生長] groeien. (4) [出産] geboren zijn. (5) [發生] voorkomen; gebeuren; voortspruiten uit. (6) [熟達] bekwaam zijn in; goed kennen. (7) [能] kunnen; in staat zijn. ¶ 出來るなら zoo mogelijk. ¶ 出來るだけ zoo veel mogelijk. ¶ 出來る限りで met alle macht. ¶ 御飯が出來ました het eten is klaar. ¶ 此の卓子は能く出來て居る deze tafel is goed gemaakt. ¶ 松はことによく出來る denneboomen groeien hier goed. ¶ コレラ患者に出來た er is een geval van cholera aan boord voorgekomen. ¶ 蘭語出來る hij kent Hollandsch. ¶ 十步くことが出來る tien mijl kunnen lopen.
shiru知る
t.w. weten; kennen; i.w. op de hoogte zijn van; t.w. (解る) begrijpen; inzien. ¶ 知る限りでは voor zoover ik weet; ¶ 手紙知る uit een brief te weten komen.
hanasu話す
i.w. (1) [談話] praten; spreken; babbelen; converseeren. t.w. (2) [告げる] vertellen; zeggen; verhalen. (3) [外國語を] spreken; kunnen spreken; kennen. ¶ にちと話したいある er is iets waarover ik u spreken wilde. ¶ 蘭語話す hollandsch spreken; hollandsch kennen.
ichimen一面
zn. (1) [一方] een zijde v. (2) [一帶] de geheele oppervlakte v. ¶ 新聞一面 de eerste bladzijde van een courant. ¶ 一面識ある oppervlakkig kennen; een enkele maal ontmoet hebben.
haji
zn. schande v. ¶ 恥を雪ぐ schande uitwisschen. ¶ 恥を知らぬ geen schaamte kennen; schaamteloos. ¶ に恥をかかす iemand beschaamd maken. ¶ 此の恥かきめ foei!; schandelijk!. ¶ 恩惠を乞ふを恥とする ik schaam mij om een gunst te vragen. ¶ 恥をかく schaamte op zich laden. ¶ 恥ぢる zich schamen; beschaamd zijn.
SUPPLEMENT (trefwoord)
dare hitori誰一人
(frase) niemand; geen een/één (persoon); niet een/één (persoon) (in ontkennende zinnen). ¶ 彼らのことは誰一人知らない。 Karera no koto wa dare hitori shiranai. Ik ken niemand van ze. ¶ 誰一人、犯人を見ていない。 Dare hitori, hannin wo mite inai. Niemand heeft de misdadiger gezien. (yasamv) ¶ 誰一人僕の言うことに耳を貸そうとしなかったんだ。 Dare hitori boku no iu koto ni mimi wo kasō to shinakattan da. Er was niemand die wou luisteren naar wat ik te zeggen had. ¶ その仕事のお手伝いが出来る人はここには誰一人いません。 Sono shigoto no o-tetsudai ga dekiru hito wa koko ni wa dare hitori imasen. Er is hier niemand die je kan helpen met het werk. (TTC)
usobukuうそぶく
(嘯く; 嘘ぶく)
(1) onverschillig doen; doen alsof je van niks weet. → 空嘯く
(2) opscheppen; grootspreken; pochen. ¶ ─文法など知らないでも会話できるなどと うそぶいて─ - bunpō nado shiranai de mo kaiwa dekiru nado to usobuite - - opscheppen dat je in [het Engels] kunt praten hoewel je geen weet hebt van grammatica en dergelijke - (Uitleg in online lesboek.)
(3) loeien, brullen, chilpen etc. van dieren.
(4) fluiten. → 口笛を吹く
(5) (gedichten) reciteren

NB Volgens het online woordenboek 語源由来辞典 vind de huidige betekenis van usobuku zijn oorsprong in fluiten om duiven en dergelijke te lokken. Vergelijk dit met de in Nederland niet onbekende gewoonte om een kort deuntje te fluiten als je doet alsof je van niks weet. Tevens zal het geen toeval zijn dat het werkwoord in de gangbare uitdrukking voor ‘fluiten’ (口笛を吹く kuchibue wo fuku) ook gebruikt is in usobuku (uso + fuku = usobuku). Tenslotte zal stellig in de betekenis van ‘grootspreken’ het deel uso van usobuku als het woord uso 嘘 ‘leugen’ gevoeld worden.
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <kennen>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
一頭地を抜くittouchiwonuku een kopslengte uitsteken boven; de onbetwiste leider zijn; ongeëvenaard zijn; zijns gelijke niet hebben; kennen
分かるwakaru (1) begrijpen; verstaan; snappen; vatten; zien; inzien; beseffen; te weten komen; beetkrijgen; er achter komen; hoogte krijgen van; er wijs uit kunnen (worden); herkennen; onderkennen; kunnen volgen; begrijpelijk zijn; zich een begrip vormen van; (2) begrip kunnen opbrengen voor; begip tonen; begripvol zijn; redelijk zijn; (3) blijken (te zijn); duidelijk worden; aan het licht komen; vinden; weten; kennen; geïdentificeerd zijn; (4) waarderen; appreciëren; gevoel hebben voor; verstand hebben van; smaken
天下無敵tenkamuteki zijns gelijke niet hebben; kennen; zonder weerga; [~の] weergaloos; ongeëvenaard; niet te evenaren; onovertroffen; onoverwinnelijk
奏功するsoukousuru (1) slagen; succes hebben; kennen; succesvol zijn; gelukken; vrucht dragen; vruchten afwerpen; goed uitvallen; (2) een prestatie leveren
存じるzonjiru (1) denken; vinden; geloven; menen; houden voor; achten; beschouwen; aannemen; veronderstellen; (2) weten; kennen; begrijpen; bekend zijn met; beseffen; zich bewust zijn van; inzien
存じ上げるzonjiageru (1) kennen; weten; bekend zijn met; ergens van af weten; (2) denken; menen; vinden; achten; beschouwen; [gew.] peinzen
存ずるzonzuru (1) denken; vinden; geloven; menen; houden voor; achten; beschouwen; aannemen; veronderstellen; (2) weten; kennen; begrijpen; bekend zijn met; beseffen; zich bewust zijn van; inzien
承知するshyouchisuru (1) begrijpen; weten; kennen; beseffen; inzien; onderkennen; snappen; verstaan; zich bewust zijn van; (2) instemmen (met); akkoord gaan; toestemmen (in); inwilligen; ingaan op; (3) toestaan; toelaten; goedkeuren; zijn fiat; goedkeuring geven aan; accepteren; over zijn kant laten gaan; [inform.] pikken
無いnai (1) er niet zijn; niet bestaan; (2) niet hebben; zitten zonder; het stellen zonder; -loos zijn; on-… zijn; ontbloot zijn van; derven; verstoken zijn van; (3) niet vergen; minder zijn dan; (4) missen; ontbreken; (5) geen ervaring hebben met; onbekend zijn met; (6) zijns gelijke niet hebben; kennen; (7) afwezig zijn; absent zijn; uit zijn; weg zijn; van huis zijn; (8) […~] [negatie-uitgang]; (9) […~] [negatief adjectiverende uitgang]
知る ; 識るshiru (1) kennen; weten; bekend zijn met; weet hebben van; [veroud.] kundig zijn van; (2) beseffen; zich realiseren; (zich) bewust zijn (van); erkennen; inzien; begrijpen; gewaarworden; ontdekken; aan de weet komen; snappen; (3) ondervinden; ervaren; leren kennen; (be)merken; bespeuren; voelen; [i.h.b.; bijb.] bekennen; (4) enig idee; vermoeden hebben; eruit opmaken; afleiden; [form.] bevroeden; (5) te maken hebben met; bemoeienis hebben met; aangaan
話せるhanaseru (1) kunnen spreken; zich kunnen uiten in; beheersen; kennen; (2) redelijk; begripvol; vol begrip; begrip tonend; begrijpend; (3) meegaand; inschikkelijk; coulant; welwillend; (4) mild; gul; genereus
Resultaten van japansnederlandswoordenboek.org   
Tijd: 0.48 sec. jiten.nl: 9 treffers, warandict: 11 treffers (zoekopdracht: 'kennen', strategie: exact). 
2005-2023