
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
yancha・やんちゃ
zn. ondeugendheid v. ¶ やんちゃな ondeugend. ¶ やんちゃ者 ondeugend kind; kwajongen.
ue・上
zn. (1) [頂] top m. (2) [上の方] bovenste gedeelte v.; bovenkant m. ¶ この上ない喜び grootste vreugde. ¶ いやが上にも tot overmaat. ¶ 下から上まで van onder tot boven. ¶ 上の bovenst; hoogst. ¶ 上の文 bovenstaande zin. ¶ 五つから上の子供 kinderen van vijf jaaren ouder. ¶ 丘の上の家 huis op den heuvel. ¶ 其の上 bovendien; daarenboven. ¶ 上の方へ naar boven. ¶ 上に op; bovenop; na (後に). ¶ 酒の上で onder invloed van drank. ¶ 歸京の上 toen ik in Tokyo terug kwam. ¶ 再考の上で bij nadere overweging. ¶ かくなる上は nu het zoover gekomen is. ¶ ……の上に出る overtreffen; meer zijn dan. ¶ 一番上は八つです het oudste kind is acht. ¶ 上には上がある niets is volmaakt; alles is voor verbetering vatbaar.
kaeru・歸る
(帰る(F)、還る、還る、復る) i.w. (1) [戾る] terugkeeren; thuiskomen; naar huis gaan. (2) [去る] heengaan; weggaan. (3) [反射] terugkaatsten. ¶ 元の位置に復る in den vorigen staat terugkeeren. ¶ 歸らぬ旅 de laatste reize; uitvaart. ¶ お歸り遊ばせ welkom thuis. ¶ 子供の復りたいものですなあ wat zou ik graag weer een kind zijn! ¶ 覆水盆に還らず gedane zaken nemen geen keer; wat gebeurd is, is gebeurd.
inga・因果
zn. (1) [原因結果] oorzaak en gevolg. (2) [不運] noodlot o. (3) [應報] vergelding v. ¶ 因果の關係 causaal verband; causaliteit. ¶ 因果應報 vergelding; karma. ¶ 因果の法則 wet van oorzaak en gevolg. ¶ 因果の noodlottig; rampzalig. ¶ 因果と諦める berusten in zijn lot. ¶ 因果の種を宿す zwanger zijn door een misstap. ¶ 親の因果が子に報いる de kinderen boeten voor de zonden der ouders.
kōshi・孝子
zn. gehoorzaam kind o.
SUPPLEMENT (trefwoord)
mama・ママ
(1) mama; mam; mams; mammie; moeder. NB evenals in het Nederlands wordt ‘mama’ in het Japans vooral gebruikt door kinderen voor ‘moeder’ en door volwassenen om zichzelf of een andere moeder aan te duiden aan kinderen; tevens komt het ook voor dat ‘mama’ gebruikt wordt door volwassenen om hun moeder aan te spreken of aan te duiden, maar veel minder vaak. (2) titel voor de eigenares van een bar. ¶ ママのお手伝いをしたって? Mama no otetsudai wo shita tte? Heb jij mammie geholpen? (TTC) ¶ 宿題をやってから、私はママとおしゃべりした。 Shukudai wo yatte kara, watashi wa mama to oshaberishita. Nadat ik m’n huiswerk gedaan had heb ik met mam gebabbeld. (TTC) ¶ ママ、パパの書斎はパパに掃除してもらったらどうなの。 Mama, papa no shosai wa papa ni sōjishite morattara dō na no. Mam, waarom laat je pappa zelf zijn studeerkamer niet schoonmaken? (TTC) どこの国でも、何時の時代でも、子供は親の価値観を見習って育つものである。いわゆる「教育ママ」の教育に対する考え方が、子供を精神的にいびつに育ててしまっていると指摘する声もある。 Doko no kuni de mo, itsu no jidai de mo, kodomo no oya no kachikan wo minaratte sodatsu mono de aru. Iwayuru ‘kyōiku mama’ no kyouiku ni taisuru kangaegata ga, kodomo wo seishinteki ni ibitsu ni sodatete shimatte iru to shitekisuru koe mo aru. Het is van alle tijden en plaatsen dat kinderen hun waarden ontlenen aan hun ouders. Er zijn evenwel ook mensen aangeven dat de opvattingen van de zogeheten ‘kyōiku mama’ (onderwijs mama’s) over onderwijs, kinderen een opvoeding bezorgen die mentaal verwrongen is. (TTC)
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <kind>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
キッドkiddo (1) geitenleer; (2) kind; joch; jong; (3) Kidd; Kyd
児童jidou (1) (onmondig) kind; onvolwassene; [verzameln.] jeugd; (2) [jur.] minderjarige
子供kodomo (1) kind; jongen; meisje; [meton.] jonge harten; (2) baby; zuigeling; (3) nakomeling; zoon; dochter; kroost; afstammeling
子等kora (1) kinderen; nakomelingen; (2) [vleinaam en aanspreekwoord] kind; meisje
子 ; 児ko (1) kind; (2) jong (van een dier); pasgeboren dier; (3) rente; interest
子shi (1) kind; [i.h.b.] jongen; (2) deugdzame man; meester; [i.h.b.] Confucius; (3) zǐ [± traktaat; één van de vier categorieën boeken in het Klassiek Chinees]; (4) burggraaf; (5) rente; interest; (6) [go-spel] schijf waarmee men go speelt; (7) jij; je; (8) -er; -or; -aar; -eur [maakt van een zelfst. naamw. een nomen agentis]; (9) [Nara; Heian-gesch.] [achtervoegsel bij namen van edelvrouwen]; (10) [honoratief achtervoegsel bij persoonsnamen]; (11) [achtervoegsel na de eigen naam ten teken van bescheidenheid]; (a) kind; zoon; dochter; telg; (b) ei; vrucht; (c) deeltje; (d) heer; leraar; meester; (e) man; mens; (f) vrouwe …; (g) ding; zaak; iets; (h) burggraaf; (i) [astrol.] rat
小人shyounin [m.b.t. prijslijst e.d.] kind
小姓koshyou (1) [Jap.gesch.] page; schildknaap; edelknaap; ridderdienaar; [i.h.b.] mignon; schandknaap; (2) [Jap.gesch.] hofjonker aan het shogunaat te Edo; (3) kind; knaap
尼っ子amakko [bel.] wicht; meid; griet; kind; deerne; deern
尼ama (1) [boeddh.; chr.] non; kloosterzuster; zuster; (2) [Jap.gesch.] ama-coiffure [Heian-dameskapsel waarbij het haar tot op de schouders gedragen wordt]; (3) meisje met een ama-kapsel; (4) [Kantō-jargon; min.] wijf; bitch; mokkel; deerne; deern; griet; miep; trien; treze; trees; madam; kind; kip; (5) rouge; blush; blusher; (6) wijfjeshond; teef; [gew.] klits; klis; (7) kyōgen-masker dat een non voorstelt; nonnenmasker
幼児youji kind; peuter; kleuter; klein grut
幼年younen (1) jonge; vroege leeftijd; kinderjaren; kindertijd; kinderleeftijd; kindsheid; jeugd; [男性の] jongenstijd; jongensjaren; [女性の] meisjesjaren; (2) kind; [男性の] jongen; [女性の] meisje
御子oko (1) [hon.] (uw) kind; (2) meisje (van plezier); (3) mens; persoon
御子miko (1) godenkind; kind van een god; (2) keizerskind; keizerlijke nazaat; kind van een keizer; (3) Keizerlijke Hoogheid; prins van den bloede; (4) [hon.] (uw) kind; (5) [chr.] Gods Zoon; Zoon van God [= Jezus Christus]
愛縁 ; 相縁 ; 合縁aien (1) [boeddh.] liefdesrelatie; liefdesbetrekking; minne; min; (2) hechte relatie als tussen ouder; kind; man; vrouw of leraar; discipel
未熟児mijukuji te vroeg geboren baby; kind; premature baby; couveusekind; vroeggeborene; prematuurtje
童子douji (1) kindje; koter; jochie; kind; kereltje; baasje; [i.h.b.] schoolkind; leerling; (2) knechtje; page; (3) [boeddh.] kumāra [= lekenkind; bodhisattva; dienstknecht; incarnatie als jongeling; jonge pupil van een bonze]; (4) [nō-jargon] dōji-masker [= masker dat een kami of magiër in kindergedaante voorstelt]; (5) pupil; oogpupil; oogappel
童部warawabe (1) kind; jongetje; meisje; kinderen; (2) m'n vrouwtje; (3) knechtje; hulpje; meidje; (4) tempeldienaartje; (5) straatjochie; straatbengel; straatvlegel; boefje
童warabe (1) kind; (2) kind dat dienaar is; page
胎児taiji [geneesk.] conceptus; embryo; vrucht; foetus; ongeboren vrucht; kind; leven; baby; [jur.] ongeborene; [uitdr.] hansje-in-de-kelder
若葉wakaba (1) jong blad; blaadje; (2) jonge blaren; jong gebladerte; frisgroene loof; (3) [fig.] spruit; kind
阿魔ama [Kantō-jargon; min.] wijf; bitch; mokkel; deerne; deern; griet; miep; trien; treze; trees; madam; kind; kip
Tijd: 0.5 sec. jiten.nl: 16 treffers, warandict: 22 treffers (zoekopdracht: 'kind', strategie: exact).
2005-2023