
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
arasoi・爭
(争い) zn. (1) [喧嘩] twist m.; strijd m.; kwestie v.; herrie v. (2) [論爭] dispuut o.; woordenwisseling v. (3) [爭訟] proces o.; rechtszaak v. (4) [競爭] wedstrijd m. (5) [不和] oneenigheid v. ¶ 競爭者 tegenstander; mededinger; concurrent.
jitan・事端
naka・仲
zn. verhouding v.; betrekking v. ¶ 深い仲 intieme relatie; innige verhouding. ¶ 仲が惡い oneenigheid hebben; kwestie hebben. ¶ 仲がよい bevriend zijn.
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <kwestie>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
一件ikken aangelegenheid; kwestie; zaak; geval; affaire
事件jiken (1) incident; voorval; gebeurtenis; gebeuren; evenement; geval; affaire; kwestie; (2) [jur.] zaak; [Lat.; jur.] res; affaire; [i.h.b.] schandaal
事柄kotogara aangelegenheid; zaak; kwestie; affaire; omstandigheden
事案jian geval; kwestie; zaak
事koto (1) ding; voorwerp; zaak; (2) zaak; aangelegenheid; affaire; omstandigheid; belang; (3) probleem; vraagstuk; kwestie; vraag; (4) feit; feitelijkheid; (5) omstandigheid; omstandigheden; toestand van een zaak; staat van zaken; toestand; situatie; (6) geval; (7) voorval; incident; onverwachte gebeurtenis; ongewone gebeurtenis; (8) ongeluk; ongeval; tegenspoed; pech; onheil; moeilijkheid; verwikkeling; (9) werk; werkzaamheid; ambtelijke werkzaamheid; functie; taak; opdracht; plicht; wat van iemand geëist wordt; (10) oorzaak; motief; reden; beweeggrond; (11) ervaring; ondervinding
件ken (1) zaak; geval; aangelegenheid; affaire; kwestie; materie; casus; (2) [maatwoord voor gevallen van misdaad; ongevallen]; (3) [maatwoord voor faillissementen; schandalen; kwesties]; (4) [maatwoord voor aanvragen; bevragingen; aangiftes; petities]; (5) [maatwoord voor transacties]; (6) [maatwoord voor bezoeken aan een internetsite; treffers]; (7) [maatwoord voor agendapunten; onderwerpen]; (8) [maatwoord voor ingesproken boodschappen of ingestuurde berichten]
問題mondai (1) vraag; vraagstuk; probleem; opgave; kwestie; zaak; aangelegenheid; perikelen; (2) onderwerp; (discussie)punt; geschilpunt; (3) controverse; moeilijkheden; problemen; kritiek
喧嘩kenka (1) ruzie; twist; onenigheid; gehakketak; gekibbel; gekrakeel; geharrewar; (2) redetwist; dispuut; kwestie; onenigheid; woordenstrijd; woordentwist; woordenwisseling; (3) handgemeen; gevecht; strijd; worsteling; kamp
案件anken (1) kwestie; zaak; geding; voorwerp van bespreking; (2) vraagpunt; discussiepunt; punt
段dan (1) trap; trede; sport; stap; opstapje; opstap; (2) dan; sterktegraad; meestergraad; graad; klasse; rang; niveau; [fig.] kaliber; (3) schap; plank; laag; verdieping; etage; (4) rubriek; kolom; column; (5) tafel (van vermenigvuldiging); (6) alinea; paragraaf; passage; (7) [ton.] bedrijf; akte; (8) het feit (… te zijn); (9) fase; stadium; geval; moment; situatie; (10) [~ではない; じゃない] mate; kwestie
沙汰sata (1) keuring; oordeel; vonnis; verdict; [i.h.b.] proces; verhandeling; (2) besluit; instructie; bevel; opdracht; order; lastgeving; (3) bericht; nieuws; informatie; inlichting; mededeling; tijding; (4) affaire; kwestie; incident; (5) gerucht; praatjes
点ten (1) punt; stip; stippel; [als decimaalteken] komma; [Lat.] punctum; (2) puntje; stipje; tittel; [op letterteken; veroud.] tip; (3) punctuatie; interpunctie; interpunctieteken; [taalk.; veroud.] sluitteken; (4) punt; waarderingspunt; waarderingscijfer; cijfer; [m.b.t. een Japans dichtwerk] waarderingsteken; (5) punten; score; [voetbal] doelpunt; treffer; [cricket; honkbal] run; (6) punt; kwestie; opzicht; standpunt; gezichtspunt; oogpunt; (7) [maatwoord voor punten; runs]; (8) [maatwoord voor stuks; artikelen]
物mono (1) ding; voorwerp; zaak; goed; stuk; artikel; waar; iets; object; brok; spul; materiaal; (2) aangelegenheid; kwestie; historie; affaire; materie; onderwerp; punt; (3) eigendom; bezit; have; goed; (4) kwaliteit; (5) rede; wat redelijk is; (6) -werk; -stuk; (7) -wekkend; -aanjagend; -barend; -gevend; wat ~ veroorzaakt
苦情kujou (1) klacht; reden tot klagen; grief; ergernis; (2) moeilijkheid; probleem; narigheid; kwestie
話 ; 咄 ; 噺hanashi (1) het praten; praat; praatje; praats; opmerking; zeggen; woord; woordje; gesprokene; [w.g.] spraak; [w.g.] zegsel; (2) gesprek; conversatie; onderhoud; babbel; propoost; [i.h.b.] overleg; (3) onderwerp (van gesprek); propoost; topic; (4) verhaal; vertelling; relaas; historie; story; geschiedenis; vertelsel; verslag; [w.g.] verhaling; (5) geklets; gebabbel; [veroud.] gesnap; gerucht; praatje; smoesje; [Bar.] kabielesementje; roddel; on-dits; spraak; (6) geval; affaire; kwestie; zaak [gebruikt als keishiki meishi 形式名詞]
課題kadai (1) onderwerp; thema; (2) oefening; opgave; taak; opdracht; [i.h.b.] huiswerk; (3) probleem; vraagstuk; kwestie; (4) [maatwoord voor onderwerpen; thema's; opgaven]
論点ronten geschilpunt; twistpunt; vraagpunt; punt; argument; strijdvraag; kwestie
論ron (1) theorie; (2) redenering; redenatie; betoog; (3) visie op ~; mening; opvatting; inzicht; opinie; (4) debat; redetwist; discussie; dispuut; twistgesprek; controverse; kwestie; (5) vertoog; verhandeling; essay; traktaat; Over ~
警察沙汰keisatsuzata kwestie; zaak voor de politie; politiezaak
議案gian (1) [pol.] wetsvoorstel; [政府提出の] wetsontwerp; bill; (2) agendapunt; kwestie
議題gidai (1) onderwerp; punt van discussie; discussiepunt; agendapunt; gespreksstof; gespreksonderwerp; gespreksthema; kwestie; [verzameln.] agenda; (2) [maatwoord voor discussiepunten; kwesties]
Tijd: 0.54 sec. jiten.nl: 6 treffers, warandict: 21 treffers (zoekopdracht: 'kwestie', strategie: exact).
2005-2022