日蘭辭典+

43 resultaten voor ‘laten’
日蘭辭典 (trefwoord)
arayuru有らゆる
(凡ゆる) bn. alle; geheel. ¶ 有らゆる人 alle menschen; iedereen. ¶ 有らゆる處 overal. ¶ 有らゆる手段を盡す niets onbeproefd laten.
atama
zn. (1) [頭] hoofd o.; kop m. (2) [頭腦] hersens m. (3) [頭初] begin o. (4) [首領] hoofd o.; aanvoerder m. ¶ 頭の天邊から足の爪迄 van top teen. ¶ 頭をはねる commissie nemen op loon, dat men uitbetaalt. ¶ 頭を痛める zich het hoofd breken; zich ongerust maken. ¶ 頭を刈って貰ふ zijn haar laten knippen. ¶ 頭を上げる het hoofd buigen. ¶ 頭がある verstandig. ¶ 頭なき onverstandig; dom; zinneloos.
akasu明す
(明かす) t.w. (1) [告げる] openbaren; vertellen. (2) [夜を明す] den geheelen nacht opblijven. (3) [隙かす] openlaten; ruimte laten.
akirameru諦る
(諦める) i.w. berusten in; genoegen nemen met; zich neerleggen bij; (放棄) hoop opgeven; hoop laten varen.
yariba遣場
(遣り場) zn. plaats voor een ding. ¶ 遣場に困る ik weet niet, waar ik er mee blijven moet; ik weet niet waar ik het laten zal.
yarippanashi遣放し
(遣りっ放し) zn. niet-afdoening v. ¶ 遣放しにする niet afdoen; onvoltooid laten liggen. ¶ 遣放しの slordig; niet accuraat.
yarisugosu遣過ごす
(遣り過ごす) t.w. voor laten gaan; laten passeeren. ¶ 機會を遣過ごす gelegenheid laten voorbijgaan.
ii善、好、良、宜い
bn. (1) [良い] goed. (2) [美い] mooi; fraai. (3) [香、] lekker; aangenaam. (4) [比較して] beter; verkieselijk. i.w. (5) [許可] mogen. telw. (6) [十分] genoeg. ¶ いい事を話して上げよう ik heb je goed nieuws te vertellen. ¶ 彼女は仲々姿がいい zij is een mooi meisje. ¶ 天氣がいい het is mooi weer; het is lekker weer. ¶ 此の花は香が良い deze bloem ruikt lekker. ¶ 氣持ちが好い ik voel mij lekker; ik ben goed geluimd. ¶ 今朝は氣持ちが少し良い ik voel me wat beter van morgen. ¶ は梨子より林檎の方が好い ik houd meer van appels dan van peren. ¶ 彼が早く癒ればいい ik hoop, dat hij gauw beter wordt. ¶ 君は何時行ってもいい ge moogt gaan, wanneer ge wilt. ¶ 笑ったっていいぢゃないか waarom zou ik niet lachen?; mag ik soms niet lachen? ¶ 何かそれに良い藥はありませんか is daar een geneesmiddel tegen?; is er een middel, dat daar goed voor is? ¶ 明日は來なくてもいい je behoeft morgen niet te komen; niet noodig, dat je morgen komt. pp それは無くてもいい het is niet noodig; ik heb het niet noodig. ¶ それでいい laat maar; het is al genoeg.
damaru默る

(黙る) i.w. zwijgen. ¶ 默って zwijgend; zonder iets te zeggen. ¶ 默って居て zonder iets te doen; zonder een hand uit te steken. ¶ 默れ zwijg!; hou je mond!; stilte! ¶ こんなをされては默って居れぬ ik kan dat niet op me laten zitten.

tatakai
(戦い、闘い、鬪ひ) zn. strijd m.; (合戰) gevecht o.; slag m.; (戰役) oorlog m.; krijg m.; (競爭) wedkamp m.; wedstrijd m. ¶ 戰を始める strijd beginnen; vijandelijkheden openen. ¶ 戰を宣する oorlog verklaren. ¶ 戰をする oorlog voeren. ¶ 戰好きの oorlogzuchtig; strijdlustig. ¶ 戰利あり overwinning behalen. ¶ 戰ふ vechten; strijden; kampen. ¶ 自由に戰ふ strijden voor de vrijheid. ¶ 誘惑と戰ふ strijden tegen de verleiding. ¶ 困難と戰ふ moeilijkheden bestrijden. ¶ 鬪はす laten vechten. ¶ 論を鬪はす argumenteeren; argumenten aanvoeren.
kakeruかける
(掛ける, 懸ける) (1) [吊す] ophangen; hangen. (2) [計量する] wegen. (3) [かけ渡す] bouwen; leggen; slaan. (4) [果す] opleggen; heffen. (5) [心配を] veroorzaken; bezorgen. (6) [, 時間を] besteden. (7) [錠を] sluiten. (8) [乘ずる] vermenigvuldigen. (9) [注ぎかける] besprenkelen. i.w. (10) [腰を] gaan zitten. t.w. (11) [を放す] in brand steken. (12) [掛を] afbetalen. (13) [交尾さす] laten paren. (14) [著せる] aankleeden; bekleeden met. (15) [上へ廣げる] overdekken met; overspreiden. (16) [鑑定に] onderwerpen aan. ¶ 電話線をかける telefoon aanleggen. ¶ 刷毛をかける afborstelen. ¶ かける vier met drie vermenigvuldigen. ¶ 電報をかける telegram zenden; telegrafeeren. ¶ 電話を掛ける telefoneeren; opbellen. ¶ 醫者かける dokter consulteeren. ¶ 氣に掛ける ter harte nemen. ¶ 問を掛ける vraag richten tot. ¶ 思を掛ける verliefd worden op. ¶ 讀み掛ける beginnen te lezen. ¶ に掛ける op het vuur zetten.
raireki來歷
(来歴) zn. levensloop m.; geschiedenis v.; carriere v. ¶ まづ其の來歷を聞かう laten wij eerst hooren, hoe het gebeurd is.
iya嫌、厭
zn. afkeer m.; ergernis v.; verveling v. ¶ 嫌な onaangenaam; ergerlijk; vervelend. ¶ 嫌な stank. ¶ いやな天氣 beroerd weer. ¶ 嫌な beroerde vent; lamme vent. ¶ 厭になる iets moede zijn; het land hebben aan. ¶ 貸して呉れ嫌か leen me wat, of wil je het niet? ¶ 嫌ですよ laat dat toch!; je hindert me; niet doen!
kami
zn. haar o. ¶ の房 haarlok. ¶ を結ぶ het haar opdoen. ¶ 解く het haar los laten hangen. ¶ を刈る het haar laten knippen. ¶ 逆立つ de haren te berge gerezen.
mottainai勿體ない
(勿体ない) bn. (1) [不敬] oneerbiedig. (2) [過分] te goed; te mooi; meer dan men verdient. zn. (3) [無駄] zonde; bn. oneconomisch. ¶ 神佛に對して勿體ない heilig schennend. ¶ そんなを戴いては勿體ない het geschenk is veel te mooi voor mij. ¶ こんなに廣い地所を遊ばして置くとは勿體ない het is zonde zoo’n groot stuk land ongebruikt te laten liggen.
SUPPLEMENT (trefwoord)
-saseru, -seruさせる、せる
(achtervoegsel of hulpwerkwoord) Het achtervoegsel heeft de vorm van -sase na werkwoorden met een klinkeruitgang (dat zijn werkwoorden als 食べる tabe(ru), 見る mi(ru), 出る de(ru)) en de vorm van -ase na werkwoorden werkwoorden met een medeklinkeruitgang (werkwoorden als 呼ぶ yob(u), 知る shir(u)). Onregelmatige vormen: 来る kuru (wordt kosaseru) en する suru (wordt saseru). (Martin:287) (1) (causatief) Iets of iemand maken, dwingen, laten doen. ¶ みんな、も全力でフォローするこのイベントかならず成功させるぞ。 Minna, boku mo zenryoku de forōsuru. Kono ibento kanarazu seikōsaseru zo. Mensen, ik sta volledig achter jullie. We zullen dit evenement beslist tot een succes maken! (TTC) ¶ は冷蔵庫でミルクを凍らせた。 Watashi wa reizōko de miruku wo kooraseta. Ik heb melk in de koelkast laten bevriezen. (ADOBJG) (2) Toestaan te doen; laten doen. ¶ 子供遅くまでで遊ばせておくのはよくないですKodomo wo yoru osoku made soto de asobasete oku no wa yoku nai desu. Het is niet goed om de kinderen tot 's avonds laat buiten te laten spelen. (BJED)
mamaママ
(1) mama; mam; mams; mammie; moeder. NB evenals in het Nederlands wordt ‘mama’ in het Japans vooral gebruikt door kinderen voor ‘moeder’ en door volwassenen om zichzelf of een andere moeder aan te duiden aan kinderen; tevens komt het ook voor dat ‘mama’ gebruikt wordt door volwassenen om hun moeder aan te spreken of aan te duiden, maar veel minder vaak. (2) titel voor de eigenares van een bar. ¶ ママのお手伝いをしたって? Mama no otetsudai wo shita tte? Heb jij mammie geholpen? (TTC) ¶ 宿題をやってから、私はママとおしゃべりした。 Shukudai wo yatte kara, watashi wa mama to oshaberishita. Nadat ik m’n huiswerk gedaan had heb ik met mam gebabbeld. (TTC) ¶ ママ、パパの書斎はパパに掃除してもらったらどうなの。 Mama, papa no shosai wa papa ni sōjishite morattara dō na no. Mam, waarom laat je pappa zelf zijn studeerkamer niet schoonmaken? (TTC) どこの国でも、何時の時代でも、子供は親の価値観を見習って育つものである。いわゆる「教育ママ」の教育に対する考え方が、子供を精神的にいびつに育ててしまっていると指摘する声もある。 Doko no kuni de mo, itsu no jidai de mo, kodomo no oya no kachikan wo minaratte sodatsu mono de aru. Iwayuru ‘kyōiku mama’ no kyouiku ni taisuru kangaegata ga, kodomo wo seishinteki ni ibitsu ni sodatete shimatte iru to shitekisuru koe mo aru. Het is van alle tijden en plaatsen dat kinderen hun waarden ontlenen aan hun ouders. Er zijn evenwel ook mensen aangeven dat de opvattingen van de zogeheten ‘kyōiku mama’ (onderwijs mama’s) over onderwijs, kinderen een opvoeding bezorgen die mentaal verwrongen is. (TTC)
de wa nai kaではないか
(frase) In de spreektaal tevens ja nai ka じゃないか. Terwijl de wa nai / ja nai eenvoudigweg de voorafgaande stelling ontkent (kare wa nihonjin de wa nai 彼は日本人ではない ‘hij is geen Japanner’) is de wa nai ka / ja nai ka bevestigend op een suggestieve manier. ¶ 彼は日本人ではないかと思う。Kare wa nihonjin de wa nai ka to omou. ‘Ik denk dat hij een Japanner is’ ‘Is hij niet gewoon een Japanner? ’Letterlijker: ‘Ik vraag me af of hij niet een Japanner is.’ ¶ 彼は食べたのではないかと思う。 Kare wa tabeta no de wa nai ka to omou. ‘Ik denk dat hij het opgegeten heeft.’ ¶ 腱鞘炎ではないかと思うのです。 Kenshōen de wa nai ka to omou no desu. ‘Ik denk dat ik een peesontsteking heb.’ ‘Ik vraag me af of ik geen peesontsteking heb.’ ¶ 面倒が起こるのではないかと私は恐れている。 Mendō ga okoru no de wa nai ka to watashi wa osorete iru.Ik ben bang dat het leidt tot problemen.’ ¶ 女は彼が寂しく思い忘れられてしまうのではないかと思ったのです。 Kanojo wa kare ga sabishiku omoiwasurerarete shimau no de wa nai ka to omotta no desu. ‘Ze dacht dat hij zich misschien alleen en vergeten zou voelen.’
Net als in het Nederlands, kan zo’n vorm verrassing uitdrukken. ¶ これは、私の車じゃないか! Kore wa, watashi no kuruma ja nai ka! ‘Hee, is dit niet mijn auto!’ ¶ 田中さんじゃないか!久しぶり。 Tanaka-san ja nai ka! Hisashiburi. ‘Hee, Tanaka. Lang geleden dat ik je heb gezien!’ ‘Als dat Tanaka niet is! Lang geleden man!’
Het kan ook gebruikt worden voor een aansporing of uitnodiging, wat ook op die manier niet onbekend is in het Nederlands. ¶ 飲みに行こうじゃないか。 Nomi ni ikō ja nai ka. ‘Laten we iets gaan drinken.’ Letterlijker: ‘Zullen we niet iets gaan drinken?’ ¶ ゲームで遊ぼうじゃないか。 Geemu de asobō ja nai ka. ‘Laten we gaan gamen.’ (yamasv) (TTC)


RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <laten>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
せるseru (1) [causatief flexiemorfeem] doen; laten; ertoe brengen; maken dat; [i.h.b.] dwingen; (2) […せていただく; せてもらう] [flexiemorfeem dat de toegesprokene eert voor het mogen stellen van een handeling]; (3) […せられる; せたもう] [honoratief flexiemorfeem]
上昇させる ; 上升させるjoushyousaseru escaleren; opdrijven; omhoogdrijven; laten; doen stijgen; omhoog doen gaan; doen klimmen; doen opgaan
任せる ; 委せるmakaseru (1) overlaten aan; toevertrouwen; overgeven [in iemands handen]; opdragen; belasten [met een taak enz.]; [in iemands handen enz.] bevelen; overdragen; ter beschikking stellen; (2) laten; overlaten aan
nin (1) opdracht; taak; missie; plicht; verantwoordelijkheid; (2) ambt; positie; betrekking; post; (a) opdragen; met een taak belasten; (b) overheidsambt; functie; (c) overlaten; laten
会わせるawaseru laten; doen ontmoeten; in contact brengen; samenbrengen; voorstellen aan; laten kennismaken met
儘 ; 任 ; 随 ; 侭mama (1) toestand zoals hij is; als zodanig; gegeven situatie; zoals het is; originele staat; zo; blauwblauw; onaangeroerd [blijven; laten; zijn enz.]; intact ~; onaangetast ~; met rust ~; ongemoeid ~; (2) zoals men wil; [naar de] wens; inval van 't ogenblik; z'n zin [krijgen; geven enz.]; (3) zoals ~; naar ~; volgens ~; (4) [drukwezen] correctie vervalt; sic; zoals het er staat; stet
放置するhouchisuru (1) (alleen) laten; met rust laten; zich niet bemoeien met; laten begaan; laten betijen; z'n vrije loop laten; maar laten zitten; laten staan; onbeheerd; onbewaakt achterlaten; laten rondslingeren; (2) in de steek laten; aan zijn lot overlaten; laten zitten; [gew.] plakken; veronachtzamen; geen acht slaan op; verwaarlozen; laten sloffen
散らすchirasu (1) doen uiteenvallen; doen uiteendwarrelen; (2) (her en der) verspreiden; strooien; verstrooien; [水滴を] sprenkelen; [火花を] schieten; (3) [geneesk.] [腫瘍を] doen verminderen; (vanzelf) doen verdwijnen; doen slinken; [痛みを] stillen; doen wegtrekken; (4) [雲を] doen vervliegen; doen oplossen,[霧を] doen optrekken; doen wegtrekken; hevelen; (5) [命を] laten; vergooien; (6) […~] erop los …; in het wilde weg …
断つtatsu (1) breken; snijden; afsnijden; afbreken; afhakken; doorsnijden; doorhakken; (2) staken; uitscheiden met; stoppen met; ophouden met; verbreken; laten; niet langer doen; opgeven; [悪習; 麻薬を] afkicken; (3) [電流を] uitschakelen; uitdraaien; afzetten; [接続を] afkoppelen
止すyosu ophouden (met); stoppen met; uitscheiden (met); kappen (met); nokken met; (achterwege) laten; opgeven
止めるyameru (1) ophouden met; stoppen met [werken enz.]; uitscheiden met; beëindigen; nokken met; aftaaien; [het vuren enz.] staken; kappen met; geen [ruzie enz. meer] maken; een eind maken aan; [m.b.t. een gewoonte] afschaffen; afleggen; breken met; terugkeren van; afzweren; er de brui aan geven; [het roken enz.] laten; (2) [m.b.t. een plan] laten varen; laten schieten; opgeven; [m.b.t. een contract] opzeggen; (3) afleren; afwennen; (4) wachten tot de regen enz. voorbij is
歩かせるarukaseru (1) laten; doen lopen; [犬を] geleiden; uitlaten; (2) [honkb.] een vrije loop geven; toestaan
残すnokosu (1) overlaten; doen overblijven; doen resteren; doen nablijven; (2) [後に] laten; achterlaten; nalaten; [i.h.b.] overleveren; (3) overhebben; overhouden; in reserve houden; sparen; bewaren; opzij leggen; (4) [de aanval enz.] pareren; afslaan; weerstaan
浮かすukasu (1) laten; doen drijven; drijvend houden; reliëf geven; doen uitkomen; (2) [腰を~] zich verheffen; van z'n zetel opstaan; (3) [費用を~] kosten doen teruglopen; uitsparen; bezuinigen op; (4) opwekken; opvrolijken
略すryakusu (1) afkorten; inkorten; verkorten; bekorten; abbreviëren; vereenvoudigen; (2) achterwege laten; weglaten; laten; laten vallen; overslaan; afzien van; omitteren
略するryakusuru (1) afkorten; inkorten; verkorten; bekorten; abbreviëren; vereenvoudigen; (2) achterwege laten; weglaten; laten; laten vallen; overslaan; afzien van; omitteren
発散するhassansuru (1) uitwasemen; afgeven; laten; [m.b.t. stoom] afblazen; [m.b.t. woede] afreageren; ventileren; (2) stralen; uitstralen; (3) [natuurk.; wisk.] divergeren
示すshimesu (1) tonen; laten zien; te zien geven; vertonen; [jur.] overleggen; [jur.] produceren; [m.b.t. voorbeeld; voorwaarde; bewijs] geven; [i.h.b.] bewijzen; (2) laten; doen blijken; tentoonspreiden; te kennen geven; aan de dag leggen; kenbaar; duidelijk maken; uiten; blijk geven; betonen; tot uitdrukking brengen; (3) wijzen; aanwijzen; aanduiden; aangeven; duiden; aantonen; indiceren; beduiden
置く ; 措く (bet. 6) ; 擱く (bet. 17)oku (1) plaatsen; zetten; leggen; stellen; installeren; (2) laten liggen; achterlaten; (3) laten; zo laten; toelaten; toestaan; (4) oprichten; vestigen; instellen; stichten; grondvesten; openen; houden; (5) bewaren; opslaan; stockeren; conserveren; houden; een voorraad vormen; (6) uitzonderen; terzijde leggen; (7) erbij laten; er zich verder niet meer mee bemoeien; (8) tewerkstellen; werk geven; in dienst hebben; [bedienden] houden; (9) huisvesten; logeren; logies verlenen; (10) aanstellen als; [een persoon] in een zekere functie plaatsen; benoemen; (11) [soldaten] posteren; legeren; plaatsen; opstellen; (12) een tussenruimte laten; een tijdsinterval laten; tijd tussen laten; afscheiden; op een afstand houden [zie ook het suffix -oki 置き]; (13) verpanden; belenen; in onderpand geven; (14) [m.b.t. een laagje goud; zilver etc.] voorzien; beleggen; bekleden; vergulden; verzilveren; (15) [m.b.t. dauw; rijp; rijm; nachtvorst etc.] zich vormen; (16) iets op voorhand doen; iets alvast doen [na een て-vorm van een werkwoord]; (17) stoppen met schrijven; de pen neerleggen; een brief afsluiten
解き放すtokihanasu vrijlaten; loslaten; losmaken; in vrijheid stellen; laten; bevrijden; vrijmaken
解き放つtokihanatsu vrijlaten; loslaten; losmaken; in vrijheid stellen; laten; bevrijden; vrijmaken
負わせるowaseru belasten; beladen; bezwaren; laten; doen dragen; opleggen; op zich doen nemen; [責任を] aansprakelijk stellen; [罪を] schuiven op; verwijten; aanwrijven; ten laste leggen; in de schoenen schuiven; [傷を] toebrengen; toedienen
貰うmorau (1) krijgen; ontvangen; verkrijgen; bekomen; verwerven; behalen; boeken; scoren; in ontvangst nemen; winnen; [in zijn gezin] opnemen; [tot vrouw] nemen; tot zijn eigendom maken; [een infectie] opdoen; oplopen; (2) laten ~; doen ~; gedaan krijgen
面目を失うmenbokuwoushinau z'n gezicht verliezen; afgaan; gezichtsverlies lijden; inleveren; z'n prestige verliezen; van z'n reputatie inboeten; [Belg.N.] van z'n pluimen verliezen; laten
馳せるhaseru (1) lopen; rennen; hollen; snellen; ijlen; draven; galopperen; (2) jagen; drijven; doen galopperen; galop brengen; (3) [気持ち; 思いを] laten; doen uitgaan naar; toedragen; (4) [名前; 名声を] z'n naam vestigen; verbreiden; bekend maken; beroemd worden
Resultaten van japansnederlandswoordenboek.org   
Tijd: 0.5 sec. jiten.nl: 18 treffers, warandict: 25 treffers (zoekopdracht: 'laten', strategie: exact). 
2005-2023