
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (titelwoord)
man・萬
(万) telw. tienduizend. ¶ 萬に一つ duizend tegen een; zeer onwaarschijnlijk.
日蘭辭典 (trefwoord)
hito・人
zn. (1) [人類] menschdom o. (2) [個人] een man m.; persoon m. & v. (3) [世人] volk o. (4) [成人] volwassene m. & v. (5) [他人] een ander m.; anderen m.mv. ¶ 伊藤と言ふ人 een zekere Ito. ¶ 昔の人 de ouden. ¶ 人は好き好き ieder zijn smaak. ¶ 人の惡い人 iemand met onaangenaam karakter. ¶ 人となる een man worden; volwassen zijn. ¶ 人が何と言ふだろう wat zal men er van zeggen? wat zullen de menschen er van zeggen? ¶ 人中で in het publiek. ¶ 人がなくて困って居る wij hebben gebrek aan volk.
ningen・人間
zn. (1) [人] mensch m.; menschelijk wezen o.; schepsel o. (2) [人類] menschheid v. (3) [世間] de wereld v. ¶ 人間時代 het tijdperk van de mensch. ¶ 人間以上の bovenmenschelijk. ¶ 人間らしい menschelijk. ¶ 人間にする een man maken van. ¶ 人間の menschelijk; stervelijk. ¶ 人間嫌ひ menschenhater; misanthroop. ¶ 人間世界 de menchenwereld. ¶ 人間業 menschelijk werk; menschenwerk.
otoko・男
zn. (1) [男子] man m.; volwassen man (大人) m. (下僕) bediende m.; knecht m.; mannelijkheid (男子の意氣) v. (2) [情夫] minnaar m. ¶ 男の mannelijk. ¶ 男盛り bloei van de mannelijke kracht; kracht van het leven. ¶ 男になる (女が) climacterische leeftijd bereiken. ¶ 今度の赤ちゃんは男ですか女ですか is het een jongen of een meisje? ¶ 男知らず maagdelijk.
yasaotoko・優男
zn. man met beschaafde manieren.
okina・翁
zn. oude man m.
donna・どんな
vnw. wat voor?; wat voor soort?; welk soort van?; bw. hoe. ¶ どんな譯で waarom? ¶ どんなでも welke ook; ¶ どんなにも hoe zeer ook. ¶ どんなにしても in elk geval; hoe het ook zij; wat er ook gebeure. ¶ 彼はどんな人か wat is hij voor een man? ¶ 御商買の方は此頃どんなです hoe staat het met de zaken tegenwoordig? ¶ どんなに彼は嬉しいだらう wat zal hij blij zijn!
meiyo・名譽
kanja・冠者
zn. jonkman m.; jonge man m.
SUPPLEMENT (trefwoord)
kono yo・この世
(frase) het leven; de wereld; de aarde; het leven op aarde. ¶ ああ、金、金! この金のためにどれほど多くの悲しいことがこの世に起こることであろうか! Aa, kane, kane! Kono kane no tame ni dore hodo ooku no kanashii koto ga kono yo ni okoru koto de arō ka! Ach, geld, geld! Hoe vaak zal het (wel niet) zijn dat trieste dingen in dit leven gebeuren omwille van dat geld! (tweet) ¶ この世に新しいものはない。 Kono yo ni atarashii mono wa nai. Niks nieuws onder de zon. (TTC) ¶ 彼はこの世で一番の幸せ者だ。 Kare wa kono yo de ichiban shiawase mono da. Hij is de gelukkigste man op aarde. (TTC) ¶ 詩人はこの世を男が女を見つめるように見つめる。 Shijin wa kono yo wo otoko ga onna wo mitsumeru yō ni mitsumeru. Een dichter kijkt naar de wereld zoals een man naar een vrouw kijkt. (TTC)
shi・し
(voegwoord) (1) [tussen twee zinsdelen] en; en ook; tevens; eveneens. ¶ 私は気が短いし、口も軽い男だ。 Watashi wa ki ga mijikai shi, kuchi mo karui otoko da. Ik ben een man met een kort lontje en ik heb ook een losse tong. (TTC) (2) [aan het einde van een zin, een reden markerend maar ook afzwakkend] ¶ モロッコから帰ってきてからどうも調子悪い。咳が止まらないし Morokko kara kaette kite kara, dōmo chōshi ga warui. Seki ga tomaranai shi Sinds ik terug ben gekomen van Marokko voel ik me vreselijk beroerd. Het hoesten houdt maar niet op... (twitter)
TEKST EN UITLEG (trefwoord)
bron:Aozora Bunko╱Mori Ōgai╱De wilde gans 〈1:12-14〉・〈青空文庫〉森鴎外『雁』
この男は岡田と云う学生で、僕より一学年若いのだから、とにかくもう卒業に手が届いていた。岡田がどんな男だと云うことを説明するには、その手近な、際立った性質から語り始めなくてはならない。それは美男だと云うことである。
Kono otoko wa, Okada to iu gakusei de, boku yori ichigakunen wakai da kara, tonikaku mō sotsugyō ni te ga todoite ita. Okada ga donna otoko da to yū koto wo setsumeisuru ni wa, sono tejikana, kiwadatta seishitsu kara katawarihajimenakute wa naranai. Sore wa binan da to yū koto de aru.
Aangezien deze man, Okada geheten, in het jaar voor mij zat, zou hij in ieder geval over niet al te lange tijd kunnen afstuderen. Om uit te leggen wat voor man Okada was, moet ik beginnen met een opvallende en voor de hand liggende eigenschap van hem. Dat is dat hij een knappe man was.
Kono otoko wa, Okada to iu gakusei de, boku yori ichigakunen wakai da kara, tonikaku mō sotsugyō ni te ga todoite ita. Okada ga donna otoko da to yū koto wo setsumeisuru ni wa, sono tejikana, kiwadatta seishitsu kara katawarihajimenakute wa naranai. Sore wa binan da to yū koto de aru.
Aangezien deze man, Okada geheten, in het jaar voor mij zat, zou hij in ieder geval over niet al te lange tijd kunnen afstuderen. Om uit te leggen wat voor man Okada was, moet ik beginnen met een opvallende en voor de hand liggende eigenschap van hem. Dat is dat hij een knappe man was.
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <man>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
やれyare (1) hé; hei; zeg; hallo [= aanroep of uitroep om de aandacht te trekken]; (2) hè; hèhè; pfiew; pfoe; poehpoeh; blij toe; goddank; godzijdank; gelukkig; de hemel zij dank [= uiting van opluchting; vreugde]; (3) o; oh; goh; ah; ach; jee; man; sjonge; nee maar; goeie genade; lieve hemel; asjemenou; amai [= uiting van verbazing; ergernis]; (4) komaan; vooruit; kom; allee; tsa [= uiting van aansporing]
マンman (1) [comp.] MAN [= metropolitan area network]; (2) Mann; Horace [= Amerikaans onderwijshervormer; 1796-1859]; (3) Mann; Heinrich [= Duits schrijver; 1871-1950]; (4) Mann; Thomas [= Duits schrijver; 1875-1955]; (5) Munn; Harold Warner [= Amerikaans schrijver; 1903-1981]; (6) Mann; Herbie [= Amerikaans jazzmusicus; 1930-2003]; (7) Mann; Michael Kenneth [= Amerikaans cineast; geb. 1943]; (8) Mann; Ami Canaan [= Amerikaans cineaste; geb. 1970]; (9) Man; (10) MAN [= Duits conglomeraat]; (11) -man
万man (1) tienduizend; (2) tienduizendtal; horde; myriade; zeer groot aantal
主人shyujin (1) heer (des huizes); huisheer; pater familias; gezinshoofd; (2) baas; meester; mijnheer; meneer; [m.b.t. zaak] patroon; chef; principaal; [i.h.b.] waard; [i.h.b.] hospes; (3) echtgenoot; man; (4) gastheer
亭主teishyu (1) eigenaar; waard; (2) man; echtgenoot; (3) gastheer
人jin iemand afkomstig uit ~; iemand wonend in ~; inwoner; bewoner van ~; -er; -aan; -ees; -aar; -man; -iet; -ling
人nin (1) mens; persoon; ziel; sterveling; (2) [maatwoord voor personen]; (3) -er; -aar; -e; -man; -ant
人 ; ヒトhito (1) mens; Homo sapiens; (2) persoon; mens; ziel; sterveling; [oorspr.bijb.] mensenkind; [oneig.] man; [oneig.] vrouw; figuur; individu; type; iemand; (3) karakter; inborst; aard; persoonlijkheid; [i.h.b.] talent; (4) de mensen; hij of zij; iemand anders; de andere; men; je
士shi (1) [Jap.gesch.] samoerai; Japanse ridder; (2) persoon; man; heer; (3) [bijb.] Rechters; Richteren; [in de Vulgaat] Iudices; [afk.] Re.; [afk.] Richt.; [afk.] Iud.
大物oomono (1) groot exemplaar; prachtexemplaar; kanjer; kokkerd; kokker; (2) kopstuk; zwaargewicht; belangrijk iemand; hoge ome; piet; bigshot; man; vrouw van gewicht; iemand van kaliber; leidende figuur; (3) [sportt.] sterspeler; topspeler
大統領daitouryou (1) president; (2) [groot gelijk,] joh!; [zo mogen wij het horen,] maat!; [heel juist,] man!
夫otto man; echtgenoot; huwelijkspartner; levensgezel; levenspartner; wederhelft; eega
奴yatsu (1) kerel; vent; gast; knul; man; baas; knaap; gozer; heerschap; snuiter; vriend; jongen; [inform.] klant; creatuur; sujet; (2) ding; zaak; exemplaar; geval; (3) [denigrerend of sympathiserend] hij; zij
妻tsuma (1) echtgenote; vrouw; gade; gemalin; eega; wederhelft; (2) wolfeind; driehoekig zijvlak van een Japans zadeldak (kirizuma-yane 切妻屋根) of wolfdak (irimoya-yane 入母屋屋根); (3) garneersel (bestaande uit rauwkost of zeewier); garnering; garnituur; versiering; [i.h.b.] ~ van het tweede garnituur; bijzaak [alternatieve kanji: 具]; (4) echtgenoot; man; gade; gemaal; eega; wederhelft [epistolaire term waarmee een briefschrijfster haar man aanduidt; spelling: 夫]
子shi (1) kind; [i.h.b.] jongen; (2) deugdzame man; meester; [i.h.b.] Confucius; (3) zǐ [± traktaat; één van de vier categorieën boeken in het Klassiek Chinees]; (4) burggraaf; (5) rente; interest; (6) [go-spel] schijf waarmee men go speelt; (7) jij; je; (8) -er; -or; -aar; -eur [maakt van een zelfst. naamw. een nomen agentis]; (9) [Nara; Heian-gesch.] [achtervoegsel bij namen van edelvrouwen]; (10) [honoratief achtervoegsel bij persoonsnamen]; (11) [achtervoegsel na de eigen naam ten teken van bescheidenheid]; (a) kind; zoon; dochter; telg; (b) ei; vrucht; (c) deeltje; (d) heer; leraar; meester; (e) man; mens; (f) vrouwe …; (g) ding; zaak; iets; (h) burggraaf; (i) [astrol.] rat
小父さんojisan (1) [kindert.] man; vent; kerel; (2) [als aanspreekvorm (yobikake 呼びかけ)] meneer; mijnheer; u
御主人 ; ご主人goshyujin (1) echtgenoot; man; huwelijkspartner; (2) gezinshoofd; het hoofd van een huishouden; huisvader; pater familias ; (3) gastheer; gastvrouw; heer des huizes; vrouw des huizes; (4) werkgever; persoon die werkkrachten in dienst heeft; baas; chef; meerdere; (5) uitbater; eigenaar; winkelier; winkelhouder; hotelhouder; waard; kastelein
愛縁 ; 相縁 ; 合縁aien (1) [boeddh.] liefdesrelatie; liefdesbetrekking; minne; min; (2) hechte relatie als tussen ouder; kind; man; vrouw of leraar; discipel
旦那さんdannasan (1) meester; heer; baas; mijnheer; meneer; (2) echtgenoot; man; (3) mainteneur; beschermheer; patroon; (4) mijnheer; meneer
旦那様dannasama (1) meester; heer; baas; mijnheer; meneer; (2) echtgenoot; man; (3) mainteneur; beschermheer; patroon; (4) mijnheer; meneer
楫取りkajitori (1) roerganger; stuurman; man-te-roer; [inform.] stuur; [lit.t.] palinuur; (2) het sturen; stuurmanskunst; (3) leiding; het besturen; bestuur; management
法師houshi (1) [boeddh.] boeddhistisch leermeester; [oneig.] goeroe; [i.h.a.] bonze; boeddhistisch priester; monnik; (2) leek in de gedaante van een geestelijke; meester; (3) jongetje; knaap; (4) -man; -figuur
満man (1) volheid; volte; (2) vol jaar; (3) [~…歳] ten volle … jaar; (a) volledig gevuld raken; (b) (aantal; termijn) volmaken; (c) volstaan; voldoende zijn; tevredenstellen; (d) overvloedig; weelderig; (e) alles; integraal; (f) Mantsjoerije
漢kan (1) China; (2) [Chin.gesch.] Hàn [= naam van meerdere Chinese dynastieën]; (3) Han-Chinezen; (4) Melkweg; (5) streek van Hànzhōng; (6) -man; -kerel; -type; (a) Hàn-rivier; (b) Melkweg; (c) man; (d) [Chin.gesch.] Hàn-dynastie; (e) China; [i.h.b.] Han-Chinezen
男の人otokonohito man; persoon van het mannelijke geslacht
男子danshi (1) jongen; knaap; (2) man; [mv.; opschrift enz.] heren
男性dansei (1) man; [biol.] mannetje; [mv.] man(s)volk; [mv.] man(s)lui; [verzameln.] sterke geslacht; (2) mannelijkheid; het man-zijn; masculiniteit; (3) [taalk.] masculinum; mannelijk genus; geslacht
男otoko (1) man; persoon van het mannelijke geslacht; (2) kerel; vent; makker; baas; oude baas; oude knar; (3) volwassene; volwassen man; (4) knecht; huisknecht; dienstbode; bediende; dienaar; (5) mannelijkheid; viriliteit; manhaftigheid; flinkheid; eer; reputatie; goede naam; eergevoel; ponteneur; (6) minnaar; geliefde; vrijer; lief; beminde
老齢者roureishya bejaarde; oudje; man; vrouw op leeftijd; [verzameln.] ouden van dagen
蔓man (a) kruipend gewas; kruiper; klimplant; klimmer; (b) wild groeien; woekeren; kruipen; klimmen
通tsuu (1) kenner; expert; connaisseur; deskundige; autoriteit; sommiteit; (2) vertrouwdheid; kennis; deskundigheid; autoriteit; (3) begrip; inleving; (4) subtiel persoon; geraffineerd iemand; (5) man; vrouw van de wereld; mondain iemand; (6) het vertrouwd zijn met; het goed op de hoogte zijn van; het goed ingelicht zijn over; het goed ingevoerd zijn in; het goed thuis zijn in; het geverseerd zijn in; het doorkneed zijn in; het bedreven zijn in; het goed onderlegd zijn in; het bekend zijn met; het wegwijs zijn in; (7) x brieven; x stuks; x exemplaren [kwantor voor brieven; documenten; afschriften enz.]
配偶者haiguushya (1) echtgenoot; wederhelft; gemaal; huwelijkspartner; man; [scherts.; deftig] eega; [scherts.; deftig] eegade; [arch.] gade; [gew.] soos; (2) echtgenote; wederhelft; betere helft; gemalin; huwelijkspartner; vrouw; [scherts.; deftig] eega; [scherts.; deftig] eegade; [arch.] gade; [gew.] soos
野郎yarou (1) [min.] lul; zak; klootzak; idioot; klier; hufter; schoft; schurk; smeerlap; [Belg.N.] crapuul; rotvent; rotzak; ploert; (2) man; kerel; vent; makker; maat; (3) jongeman met kaalgeschoren voorschedel; [i.h.b.] kabuki-acteur met kaalgeschoren voorschedel; (4) kaalgeschoren voorschedel; maantje; (5) schandknaap
金玉kintama (1) gouden juweel; gouden bol; (2) [inform.] bal; ballen; [vulg.] kloot; kloten; [gew.; vulg.] schaal; schalen; (3) man; kerel; gast; knul; (4) Japanse kumquat; Fortunella japonica
鰻man [dierk.] paling; aal
Tijd: 0.51 sec. jiten.nl: 20 treffers, warandict: 35 treffers (zoekopdracht: 'man', strategie: exact).
2005-2023