
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
shishō・師匠
zn. meester m.
kyōshi・教師
zn. leeraar m.; leermeester m.
tamashii・魂
zn. ziel v.; geest m. ¶ 大和魂 de geest van Japan. ¶ 魂を入れる bezielen. ¶ 魂を入れ替へる zijn leven beteren. ¶ 魂を打ち込んで met hart en ziel. ¶ 魂を奪はれる betooverd zijn; bekoord zijn. ¶ 魂の無い niet bezield; zielloos. ¶ 魂が据る zichzelf meester zijn. ¶ 魂が身に添はない niet weten wat men doet; de kluts kwijt zijn; buiten zichzelf zijn.
SUPPLEMENT (trefwoord)
kimi・君
zn. (1) jij; je; (informeel) gozer; kerel; vriend; vent. ¶ 君の kimi no jouw. ¶ 君たち kimitachi jullie; mensen; makkers; lui. ¶ 田島くん・・・。君はもう少し品のいい話はできないのか? Tajima... Kimi wa mō shukoshi hin no ii hanashi wa dekinai no ka. Tajima... Kun je het niet een beetje beleefd [fatsoenlijk] houden? (TTC) ¶ 君たちは学生なんだ、こんなことをやれるのは今だけだ。 Kimitachi wa gakusei nan da, konna koto wo yareru no wa ima dake da. Jullie zijn studenten! Alleen nu kunnen jullie zoiets flikken! (TTC) (2) (archaïsch) monarch; vorst; heerser; meester.
NB Het gebruik van 君 kimi in bet. (1) is net als あなた anata aan regels gebonden. 君 kimi is meestal informeel en wordt vooral gebruikt door mannen voor een vriend, of iemand die lager in status is. Maar het wordt ook gebruikt door mannen om vrouwen aan te spreken, bijvoorbeeld door een superieur, of door een man voor zijn vrouw of vriendin. (Miura:109)
NB Het gebruik van 君 kimi in bet. (1) is net als あなた anata aan regels gebonden. 君 kimi is meestal informeel en wordt vooral gebruikt door mannen voor een vriend, of iemand die lager in status is. Maar het wordt ook gebruikt door mannen om vrouwen aan te spreken, bijvoorbeeld door een superieur, of door een man voor zijn vrouw of vriendin. (Miura:109)
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <meester>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
お上okami (1) [hon.] keizer; majesteit; shogun; (2) [hon.] regering; shogunaat; rijksoverheid; overheid; gevestigde macht; [meton.] de kroon; (3) [hon.] edele heer; vrouwe; hoogheid; (4) [hon.] heer; vrouw des huizes; meester; meesteres; baas; bazin; (5) [hon.] uw; zijn vrouw; echtgenote; mevrouw; (6) waardin; kasteleinse
コック長kokkuchou chef-kok; chef de cuisine; maître; meester-kok; hoofdkok; eerste kok
シェフshixefu [cul.] chef-kok; chef de cuisine; maître; meester-kok; hoofdkok; eerste kok
上手jouzu (1) expert (in); deskundige; meester; vakkundige; kenner; baas; piet; [inform.] kei; [inform.] kraan; (2) vleierij; mooipraterij; flemerij; (3) goed (in); vaardig; bedreven; behendig; kundig; knap; meesterlijk; deskundig; vakkundig; bekwaam; sterk; ervaren; habiel; handig; geverseerd; onderlegd; [Belg.N.; niet alg.] beslagen
主人shyujin (1) heer (des huizes); huisheer; pater familias; gezinshoofd; (2) baas; meester; mijnheer; meneer; [m.b.t. zaak] patroon; chef; principaal; [i.h.b.] waard; [i.h.b.] hospes; (3) echtgenoot; man; (4) gastheer
主aruji (1) heer des huizes; huisheer; meester; [arch.] mijnheer; (2) baas; chef; patroon; (3) landsheer; landsvorst; vorst; prins; (4) gastheer
主nushi (1) heer; meester; (2) eigenaar; [手紙の] schrijver; auteur; (3) oergeest; geest die er reeds bij het begin was; genius
先生sensei (1) leraar; leermeester; meester; instructeur; sensei; (2) mijnheer; mevrouw; meneer; [i.h.b.] meester; [i.h.b.] dokter; [i.h.b.] doctor; [i.h.b.] professor; [studentent.] ome; (3) [scherts.] heerschap
博士hakase (1) meester; geleerde; erudiet; expert; deskundige; (2) doctor; dr.
名人meijin (1) meester; virtuoos; baas; bolleboos; [inform.] kraan; (2) meijin; grootmeester in het go of shōgi
名手meishyu (1) meester; expert; kei; kraan; bolleboos; hele goeie; (2) [go; shogi] meesterzet; meesterlijke; tactische zet
君kimi (1) heerser; keizer; monarch; meester; (2) jij; je; [veroud.] gij; ge
和尚oshyou (1) [boeddh.] priester (met wijdingsrecht); geestelijke; (2) [boeddh.] upādhyāya [= leraar; meester]; (3) [krijgskunsten; theeceremonie] meester
堪能kannou (1) [boeddh.] karmaṇya [= doorzettingsvermogen]; (2) volmaakte beheersing; meesterschap; (3) meester
大家taika (1) groot huis; (2) voorname familie; groots geslacht; (3) meester; deskundige; expert; autoriteit; sommiteit; (4) iedereen; allen; (5) schoonmoeder; schoonmama; (6) [Chin.gesch.] mejuffrouw; mejuffer
大旦那oodanna (1) oude heer des huizes; oude baas; meester; de oude mijnheer [= vader van de heer des huizes]; (2) hoofddonateur (van een tempel); belangrijkste parochiaan; grootste begunstiger; gulste schenker
子shi (1) kind; [i.h.b.] jongen; (2) deugdzame man; meester; [i.h.b.] Confucius; (3) zǐ [± traktaat; één van de vier categorieën boeken in het Klassiek Chinees]; (4) burggraaf; (5) rente; interest; (6) [go-spel] schijf waarmee men go speelt; (7) jij; je; (8) -er; -or; -aar; -eur [maakt van een zelfst. naamw. een nomen agentis]; (9) [Nara; Heian-gesch.] [achtervoegsel bij namen van edelvrouwen]; (10) [honoratief achtervoegsel bij persoonsnamen]; (11) [achtervoegsel na de eigen naam ten teken van bescheidenheid]; (a) kind; zoon; dochter; telg; (b) ei; vrucht; (c) deeltje; (d) heer; leraar; meester; (e) man; mens; (f) vrouwe …; (g) ding; zaak; iets; (h) burggraaf; (i) [astrol.] rat
宗匠soushyou meester; leraar; leermeester; instructeur
宿主yadonushi (1) waard; herbergier; kastelein; (2) heer des huizes; meester; [w.g.] huisheer; (3) [biol.] gastheer
師shi (1) leraar; leermeester; meester; (2) Eerwaarde (Heer); [afk.] Eerw.; E.H.
師匠shishyou meester; leraar
師範shihan (1) model; toonbeeld; voorbeeld; (2) leraar; leermeester; meester; (3) [onderw.] pedagogische academie; kweekschool; [veroud.] normaalschool
役者yakushya (1) acteur; actrice; toneelspeler; toneelspeelster; speler; speelster; artiest; performer; uitvoerder; (2) steracteur; steractrice; diva; prima donna; talent; meester; uitblinker; virtuoos; (3) functionaris; ambtsdrager; ambtsbekleder; beambte; overheidsambtenaar; ambtenaar; rijksambtenaar; staatsambtenaar; staatsdienaar; regeringsambtenaar; (4) officiant; voorganger; celebrant; bonze die de dienst opdraagt; (5) […が一枚上だ] een maatje te groot zijn; beter zijn dan; met kop en schouders uitsteken boven; de baas zijn; het winnen van
御主oshyuu [hoff.] heer des huizes; meester
手足れtedare (1) meesterschap; bedrevenheid; deskundigheid; behendigheid; vaardigheid; (2) meester; expert; deskundige; adept
指南役shinanyaku instructeur; onderrichter; onderwijzer; leermeester; oefenmeester; leraar; meester; lesgever; coach
支配者shihaishya heerser; regeerder; meester; machthebber; bestuurder
料理長ryourichou [cul.] chef-kok; chef de cuisine; maître; meester-kok; hoofdkok; eerste kok
旦那 ; 檀那danna (1) meester; heer; baas; mijnheer; meneer; (2) iems. echtgenoot; iems. man; (3) mainteneur; beschermheer; patroon; (4) [als aanspreektitel] mijnheer; meneer
旦那さんdannasan (1) meester; heer; baas; mijnheer; meneer; (2) echtgenoot; man; (3) mainteneur; beschermheer; patroon; (4) mijnheer; meneer
旦那様dannasama (1) meester; heer; baas; mijnheer; meneer; (2) echtgenoot; man; (3) mainteneur; beschermheer; patroon; (4) mijnheer; meneer
曲者kusemono (1) verdacht persoon; onguur type; verraderlijk iemand; [i.h.b.] boef; schurk; bandiet; schelm; booswicht; schobbejak; snoodaard; schoelje; (2) lastig; moeilijk persoon; dwarsligger; enfant terrible; ongeleid projectiel; (3) sluwerd; leperd; geslepen persoon; (4) buitengewoon persoon; buitenbeentje; non-conformist; excentriekeling; (5) talent; meester; (6) monster
棟梁touryou (1) vorst en balken [hoofddelen van een dakconstructie]; (2) [Jap.gesch.] gouverneur; (3) hoofd; leider; aanvoerder; chef; baas; voorman; (4) ploegbaas; [i.h.b.] meester-timmerman
武将bushyou (1) samoerai-generaal; militair leider; krijgsheer; (2) uitmuntend generaal; meester-generaal
法師houshi (1) [boeddh.] boeddhistisch leermeester; [oneig.] goeroe; [i.h.a.] bonze; boeddhistisch priester; monnik; (2) leek in de gedaante van een geestelijke; meester; (3) jongetje; knaap; (4) -man; -figuur
猛者mosa (1) held; dappere; taaie; keiharde; (2) uitblinker; bolleboos; geweldenaar; veteraan; expert; meester
聖hijiri (1) wijze; heilige; (2) meester; virtuoos; (3) [boeddh.] eminent geestelijke; [i.h.a.] geestelijke; (4) [boeddh.] asceet; (5) [boeddh.] bedelmonnik; pelgrim; (6) keizer; (7) klare sake; verfijnde sake
腕利きudekiki iemand met grote capaciteiten; bedreven; vaardig iemand; kei; meester; kraan; crack; uitblinker; talent
親方oyakata (1) meester; patroon; baas; coach; (2) [aanspreekvorm] chef; (3) [sumō-jargon] senior; (4) leider; voorman; (5) pleegouder; voogd; (6) oudere broer; [i.h.a.] senior
達人tatsujin meester; expert; deskundige; vakman; specialist; kenner
達者tasshya (1) meester; expert; deskundige; vakman; specialist; kenner; (2) goed; knap; sterk; thuis in; vaardig; bedreven; behendig; deskundig; doorkneed; geverseerd; vertrouwd; ervaren; kundig; vakkundig; bekwaam; capabel; geroutineerd; routineus; habiel; (3) uitstekend; prima; fris en gezond; tiptop; kerngezond; fit; kranig; kras; fiks; flink; springlevend; (4) gewiekst; leep; bijdehand; gehaaid; uitgekookt
長chou (1) hoofd; chef; baas; leider; oudste; aanvoerder; meerdere; meester; directeur; voorzitter; patroon; president; principaal; (2) meerdere in jaren; (3) het beste (onder ~); sterk punt; gunstig element; goede eigenschap; fort; kwaliteit; voordeel; merites; (4) [muz.] majeur; dur
Tijd: 0.49 sec. jiten.nl: 9 treffers, warandict: 42 treffers (zoekopdracht: 'meester', strategie: exact).
2005-2023