RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <meisje>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
De weergave van het Japans van de resultaten hieronder is gespeld in een vorm van
waapuro-spelling. De spelling komt overeen met de originele spelling in
hiragana in het Japans. De verschillen met de
Hepburn-spelling van de overige resultaten zijn eenvoudig:
spelling |
uitspraak |
uu |
lang aangehouden /oe/ (Hepburn spelling: ū) |
ou |
lang aangehouden /o/ (Hepburn spelling: ō) |
(soms, als in 酔う you "dronken zijn") uitspraak: /o/ + /oe/ |
ei |
lang aangehouden /ee/ (dit is identiek in Hepburn spelling) |
ha |
/ha/ (identiek aan Nederlands en Hepburn spelling) |
alleen voor het partikel は: uitspraak /wa/ |
he |
/he/ (identiek aan Nederlands en Hepburn spelling |
alleen voor het partikel へ: uitspraak /e/ |
[verberg]
あんこanko (1) [sumojargon] dikbuikige sumoworstelaar; (2) dochter; meisje; (3) jongen; jongeman
お姉さんoneesan (1) oudere zuster; oudere zus [honorifieke term (sonkeigo 尊敬語) voor ane 姉]; (2) dienster; dienstmeisje; serveerster; serveuse; (3) meisje; meiske; (4) juffrouw!; mejuffrouw! [als aanspreekvorm (yobikake 呼び掛け)]
お嬢ojou (1) meisje; ongetrouwde dame [honorifieke term (sonkeigo 尊敬語)]; (2) dochter [honorifieke term (sonkeigo 尊敬語)]
お嬢さんojousan (1) meisje; ongetrouwde dame [honorifieke term (sonkeigo 尊敬語)]; (2) dochter [honorifieke term (sonkeigo 尊敬語)]; (3) [als aanspreekvorm] juffrouw!; jonge dame!; mademoiselle! [honorifieke term (sonkeigo 尊敬語)]
お嬢ちゃんojouchan (1) dochtertje; meisje; (2) meisje; meis; [gew.] meiske; meisken
ガールgaaru (1) meisje; (2) [plantk.] guar; guarplant; guarstruik; Cyamopsis tetragonoloba (psoralioides); (3) Gard
ギャルgyaru griet; meisje; meid; chick
三女sanjo (1) drie dochters; meisjes; (2) drie dames; vrouwen; (3) derde dochter; meisje; (4) [conf.] vrouw op wie de shichikyo sanjū 七去三従-geboden van toepassing zijn
女の子onnanoko (1) jong meisje; meisje; (2) dochter; (3) vrouwelijke baby
女児joji (1) meisje; (2) meisjesbaby; dochtertje
女児menago meisje; dochter
女子onnago (1) dochter; (2) meisje; jongedame; juffrouw
女子joshi (1) meisje; [attr.] meisjes-; (2) vrouw; [attr.] vrouwelijk ~; [attr.] vrouwen-; [attr.] dames-
姫 ; 媛hime (1) meisje; (2) freule; lady; prinses; (3) [Kansai-dialect] meisje van plezier; (4) rijststijfsel; rijstlijm; (5) klein ~; lief ~; schattig ~
娘musume (1) dochter; meisje; meid; [bij joden; volkst.] kalle; (2) juffrouw; ongehuwde vrouw; [arch.] jongejuffrouw; juffer; juffertje; griet; deern; deerne; wicht; [veroud.] mamzel
嬢jou (1) meisje; meid; deerne; juffrouw; jongedame; [veroud.] juffer; juffertje; (2) mejuffrouw; juffrouw; (a) dochter; jongedame; juffrouw
子供kodomo (1) kind; jongen; meisje; [meton.] jonge harten; (2) baby; zuigeling; (3) nakomeling; zoon; dochter; kroost; afstammeling
子女shijo (1) zonen en dochters; jongens en meisjes; kinderen; (2) meisje; dochter
子等kora (1) kinderen; nakomelingen; (2) [vleinaam en aanspreekwoord] kind; meisje
少女shyoujo meisje; kleine meid; [hypocoristisch] meiske; [arch.] deerne; [Ind.N.] keet
幼年younen (1) jonge; vroege leeftijd; kinderjaren; kindertijd; kinderleeftijd; kindsheid; jeugd; [男性の] jongenstijd; jongensjaren; [女性の] meisjesjaren; (2) kind; [男性の] jongen; [女性の] meisje
愛人aijin (1) minnaar; geliefde; lief; beminde; liefste; amant; vrijer; liefde; vlam; vriend; [inform.] kloris; [w.g.; gew.] vent; [scherts.] trekpleister; [gew.; veroud.] pol; (2) minnares; maîtresse; geliefde; lief; meisje; beminde; vrijster; liefste; liefde; vlam; vriendin; belle; [iron.] dulcinea; [Barg.; volkst.] mokkel; [scherts.] trekpleister; [lit.t.; veroud.] gebiedster; [veroud.] boelin; [euf.] chère amie
童部warawabe (1) kind; jongetje; meisje; kinderen; (2) m'n vrouwtje; (3) knechtje; hulpje; meidje; (4) tempeldienaartje; (5) straatjochie; straatbengel; straatvlegel; boefje
色iro (1) kleur; (2) verf; kleur; kleurstof; pigment; (3) gelaatskleur; gelaatsuitdrukking; voorkomen; uiterlijk; look; houding; (4) liefde; liefdesaffaire; romance; liefdesavontuur; idylle; (5) wellust; lust; vleselijk verlangen; seksuele begeerte; sexuele passie; zinnelijk plezier; sensueel genot; (6) liefje; vrijer; meisje; jongen; liefste; geliefde; minnaar; minnares; maîtresse; (7) schoonheid; beminnelijkheid; schattigheid; vrouwelijke charmes; aantrekkelijkheid; (8) verfraaiing; versiering; decoratie; ornament; opschik; tooi; (9) soort; aard; type; klasse; (10) [maatwoord voor kleuren]