
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
atama・頭
zn. (1) [頭] hoofd o.; kop m. (2) [頭腦] hersens m. (3) [頭初] begin o. (4) [首領] hoofd o.; aanvoerder m. ¶ 頭の天邊から足の爪迄 van top teen. ¶ 頭をはねる commissie nemen op loon, dat men uitbetaalt. ¶ 頭を痛める zich het hoofd breken; zich ongerust maken. ¶ 頭を刈って貰ふ zijn haar laten knippen. ¶ 頭を上げる het hoofd buigen. ¶ 頭がある verstandig. ¶ 頭なき onverstandig; dom; zinneloos.
hito・人
zn. (1) [人類] menschdom o. (2) [個人] een man m.; persoon m. & v. (3) [世人] volk o. (4) [成人] volwassene m. & v. (5) [他人] een ander m.; anderen m.mv. ¶ 伊藤と言ふ人 een zekere Ito. ¶ 昔の人 de ouden. ¶ 人は好き好き ieder zijn smaak. ¶ 人の惡い人 iemand met onaangenaam karakter. ¶ 人となる een man worden; volwassen zijn. ¶ 人が何と言ふだろう wat zal men er van zeggen? wat zullen de menschen er van zeggen? ¶ 人中で in het publiek. ¶ 人がなくて困って居る wij hebben gebrek aan volk.
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <men>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
世間seken (1) wereld; samenleving; maatschappij; leven; (2) het publiek; het openbaar; de mensen; medemensen; men; ze; (3) omgeving; leefomgeving; leefwereld; kennissenkring; (4) [boeddh.] loka [= wereld; universum]; (5) [boeddh.] laukika [= het wereldse; mondaine]
人々hitobito (1) mensen; personen; volk; lui; (2) de mensen; men; ze; (3) ieder mens; elke persoon; ieder; elkeen; iedereen; alleman
人 ; ヒトhito (1) mens; Homo sapiens; (2) persoon; mens; ziel; sterveling; [oorspr.bijb.] mensenkind; [oneig.] man; [oneig.] vrouw; figuur; individu; type; iemand; (3) karakter; inborst; aard; persoonlijkheid; [i.h.b.] talent; (4) de mensen; hij of zij; iemand anders; de andere; men; je
免men (1) ontslag; (2) vrijstelling; verlof; (3) vrijstelling van belasting; ontheffing; (a) ontloping; ontkoming; (b) vrijstelling; (c) vergunning; (d) ontslag
大衆taishyuu grote publiek; men; menigte; massa; gemene; gewone volk; publiek in het algemeen; gepeupel
綿men (1) katoen [draad; garen]; (2) katoen; katoentje [weefsel; stof]
面men (1) gezicht; aangezicht; gelaat; figuur; snuit; snoet; smoel; facie; [inform.] toet; [volkst.] snufferd; [volkst.] bakkes; [vulg.] smoelwerk; [volkst.; fig.] postzegel; [Barg.] treiter; [Barg.; volkst.] ponem; [min.] tronie; [Barg.] gebbe; [Barg.] kakement; [slang] fiselefasie; [slang] fiselemie; (2) masker; mombakkes; mom; [Barg.] schiebaart; (3) masker [bij lassen; sport: kendō; honkbal enz.]; (4) pagina (van een krant); bladzijde; (5) [wisk.] oppervlakte; vlak; (6) [technol.] facet [afschuining onder een hoek van 45°]; helling; schuinte; wand; (7) kant; aspect; zijde; latus; vlak; opzicht; gebied; (8) men [klap in het gezicht: bepaalde score in het kendō]; (9) [maatwoord voor vlakke voorwerpen (bv.: spiegels; luiten; suzuri 硯 [inktstenen]; maskers; schaakborden; bundels papier; kaartspelen; tennisbanen e.d.)]
麺 ; 麪men (1) tarwebloem; tarwemeel; (2) deegwaren; pasta; noedels; mi
Tijd: 0.88 sec. jiten.nl: 8 treffers, warandict: 8 treffers (zoekopdracht: 'men', strategie: exact).
2005-2021