
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
baka・馬鹿
zn. (1) [人] zot m.; dwaas m.; domkop m. (2) [罵言] ezel m.; uil m.; idioot m; (3) [馬鹿な事] dwaasheid v.; domheid v.; onzin m.; nonsens v. ¶ 馬鹿話 kletspraat. ¶ 馬鹿な眞似 zotternij. ¶ 馬鹿げた dwaas; onzinnig; onbenullig. ¶ 馬鹿な、馬鹿の dwaas. ¶ 馬鹿に belachelijk; buitengewoon; zeer. ¶ 馬鹿に大きい ontzaggelijk groot. ¶ 馬鹿正直 overdreven eerlijkheid. ¶ 馬鹿を言ふ nonsens praten. ¶ 馬鹿にする voor den gek houden; erin laten loopen.
daben・駄辯
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <nonsens>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
ちゃらchara (1) opheffing; vereffening; kwijtschelding; [~にする] de spons erover halen; vergeten; quitte rekenen; (2) onzin; nonsens; larie; kletspraat; prietpraat; gebazel; geleuter; quatsch
ナンnan (1) [cul.] naan; naanbrood; (2) onzin; nonsens; larie; (3) [comp.] NaN; Not a Number
ナンセンスnansensu onzin; nonsens; quatsch; wartaal; kletskoek; kletspraat; kletserij; kletsverhaal; kolder; zotteklap; larie; lariekoek; [inform.] apekool; [inform.] flauwekul
出鱈目detarame (1) onzin; nonsens; larie(koek); [inform.] kul; [inform.] bullshit; [inform.] flauwekul; quatsch; [inform.] lulkoek; klets(praat); kletskoek; [inform.] apekool; beuzelarij; kletserij; leuterkoek; leuterpraat; kolder; snert; blabla; prietpraat; gekkenpraat; zottenpraat; dollemanspraat; (2) lukraak; nonchalant; achteloos; willekeurig; op goed geluk af; slordig; onnauwkeurig; onzorgvuldig; hapsnap; in het wilde weg; zomaar wat; met de Franse slag; onsamenhangend; [m.b.t. weer] grillig; [m.b.t. prijs] absurd; [m.b.t. methode] stelselloos
妄語bougo gratuïteit; ongegrondheid; onzin; nonsens; flauwekul; kletspraat; leugen; leugentaal; leugenachtigheid; prietpraat; beuzelpraat; beuzeltaal; [scherts.] kletsica
戯事tawagoto (1) dwaasheid; stommiteit; absurditeit; gekheid; malheid; zotheid; zottigheid; dwaas gedoe; dwaze; domme daad; stomme streek; stomheid; onzin; nonsens; onwijsheid; flauwekul; gekkemanswerk; gekkigheid; zotternij; idioterie; idiotie; [Belg.N.] zotte toeren; [Belg.N.] zottekesspel; (2) kletspraat; mallepraat; gekke; zotte; dwaze praat; lulkoek; flauwekul; larie; onzin; apekool; kletskoek; bakersprookje; [gew.] zotteklap; gebazel
滅相messou (1) [boeddh.] nirodha-lakṣaṇa [= teken van uitdoving]; (2) onzin; nonsens; absurditeit; (3) buitensporig; extreem; extravagant
滅相もないmessoumonai (1) absurd; ondenkbaar; onzinnig; nonsens; belachelijk; niet te geloven; ongelofelijk; de gedachte alleen al; ik moet er niet aan denken; God; de hemel verhoede het; dat meen je niet; laat me niet lachen; ben je mal?; je liegt het toch zeker?; je neemt me zeker in de maling; (2) natuurlijk niet; helemaal niet; welnee; (3) geen dank; niets te danken; tot uw dienst; graag gedaan; dat is niets; geen moeite; laat maar zitten
滅茶mecha (1) onredelijke dingen; nonsens; flauwekul; onzin; larie; dwaasheid; (2) onredelijk; redeloos; absurd; onzinnig; dwaas
無駄口mudaguchi ijdele woorden; holle frasen; fraseologie; praatje voor de vaak; kletspraat; prietpraat; beuzelpraat; onzin; nonsens; flauwekul; kletskoek; gebrabbel; gekakel; gesnater; keuvelarij; [Belg.N.; spreekt.] zever; leuterpraat
珍糞漢糞chinpunkanpun onzin; nonsens; wartaal; koeterwaals; potjeslatijn; kramerslatijn; Bargoens; brabbeltaal; jargon
譫言uwagoto (1) ijlpraat; woorden die men ijlt; geijlde uiting; raaskallerij; (2) onzin; nonsens; flauwekul
馬鹿 ; 莫迦 ; 破家baka (1) dwaas; gek; zot; nar; idioot; imbeciel; mafkees; mafketel; mafkikker; malloot; piechem; halvegare; stommeling; sukkel; uilskuiken; oen; sul; lijp; druif; ezel; rund; os; domoor; domkop; dommerik; stommerd; lijperd; stommerik; stomkop; eendenkuiken; onnozelaar; onbenul; minkukel [inform.] lijpo; (2) dwaasheid; domheid; zotheid; onverstand; onwijsheid; stommiteit; stomheid; stommigheid; onzinnigheid; gekheid; gekkemanswerk; gekkigheid; idioterie; idiotie; idiotisme; malheid; malligheid; onnozelheid; stupiditeit; zottigheid; aperij; onbenulligheid; onzin; nonsens; flauwekul; ridiculiteit; belachelijkheid; larie; lariekoek; kolder; absurditeit; (3) fan; fanaat; fanaticus; enthousiast; freak; liefhebber; -gek; -maan; (4) dwaas; mal; onnozel; dom; gek; stom; zot; dol; belachelijk; mallotig; ridicuul; stupide; idioot; onwijs; onzinnig; absurd; zinneloos; [inform.] kolderiek; imbeciel; maf; lijp; halfgaar; halfwijs; getikt; [inform.; fig.] bezopen; [fig.] halfzacht; (5) niet meer naar behoren functionerend; verdoofd [b.v. door kou]; gevoelloos; [i.h.b.] verschaald; [van schroeven enz.] dol; (6) buitengewoon [goedkoop enz.]; buitensporig; uitermate; overmatig; overdreven; al te ~; dol
Tijd: 0.49 sec. jiten.nl: 3 treffers, warandict: 13 treffers (zoekopdracht: 'nonsens', strategie: exact).
2005-2023