日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典＋
28 resultaten voor ‘onduidelijk’ 日蘭辭典 (trefwoord)
aimai・曖昧
zn. (1) [不明瞭] vaagheid v. ¶ 曖昧な vaag; onduidelijk. (2) [不確實] onzekerheid v. ¶ 疑はしい twijfelachtig; onzeker. ¶ 曖昧屋 verdacht huis.
mōrō・朦朧
bn. onduidelijk; nevelig; vaag ¶ 朦朧車夫 rikishakoelie van verdacht karakter. ¶ 朦朧派 ultra-impressionistische school.
minikui・見にくい
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <onduidelijk>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
あやふやayafuya onbepaald; vaag; onduidelijk; onbestemd; onbeslist; vrijblijvend; nietszeggend; een slag om de arm houdend; ambigu; dubbelzinnig; meerduidig; equivoque
あやふやなayafuyana onbepaald; vaag; onduidelijk; onbestemd; onbeslist; vrijblijvend; nietszeggend; een slag om de arm houdend; ambigu; dubbelzinnig; meerduidig; equivoque
うやむやuyamuya (1) vaag; onduidelijk; wazig; onbestemd; obscuur; (2) in het onzekere gelaten; onbepaald; onbeslist; onbeslecht; onbesloten; onafgedaan; onafgerond; onuitgeklaard
のらくらnorakura (1) lui; nietsdoend; inactief; vadsig; ledig; (2) vaag; onduidelijk; [fig.] mistig; doezelig; (3) luiheid; luiaardij; nietsdoenerij; ledigheid; lediggang; leegloperij; (4) luiaard; nietsdoener; vadsigaard; ledigganger; leegloper
ぼうっとboutto (1) vaag; onduidelijk; schemerig; vaagjes; vagelijk; dof; schemerachtig; (2) wezenloos; suf; verdwaasd; afwezig; leeg; absent; verstrooid; afgetrokken; (3) laaiend; oplaaiend; vlammend; opvlammend
ぼやけるboyakeru onduidelijk; vaag; onscherp; flou; wazig; gevoileerd; schemerachtig; doezelig; flets worden; vervagen; [m.b.t. kleuren] verfletsen
ぼやっとboyatto (1) wazig; vaag; schemerig; mistig; onduidelijk; onscherp; (2) gedachteloos; uitdrukkingsloos; wezenloos; leeg; afwezig; suf
ぼんやりbonyari (1) afwezigheid; absentie; afgetrokkenheid; verstrooidheid; sufheid; dommel; dommeling; dommeligheid; (2) sufferd; sufkop; slaapkop; dommelaar; dromer; warhoofd; stommerd; stomkop; domoor; uilskuiken; ezel; oen; (3) wazig; schemerig; vaag; dof; onduidelijk; onklaar; gevoileerd; onhelder; troebel; doezelig; mistig; fuzzy; wollig; flou; nevelig; nebuleus; zweverig; (4) flets; suf; suffig; lusteloos; futloos; slaperig; lodderig; dommelig; (5) afwezig; afgetrokken; verstrooid; met zijn gedachten er niet bij; warrig; wezenloos; geesteloos; ongeconcentreerd; gedachteloos; onoplettend; achteloos; [i.h.b.] werkeloos; nietsdoend; passief; [Lat.] praesens absens; (6) stom; dof (van geest); bot; dom; stompzinnig; afgestompt; onbevattelijk; (7) [van markt; beurs enz.] gedrukt; flauw; slap; zwak
ぼんやりしたbonyarishita (1) verstrooid; afwezig; afgetrokken; dromerig; wezenloos; leeg; absent; uitdrukkingsloos; in gedachten verzonken; (2) vaag; onduidelijk; onbepaald; dof; wazig; schimmig; mistig; nevelig; obscuur; onomlijnd; troebel
不明なfumeina onduidelijk; onhelder; vaag; obscuur; onklaar; schimmig; [fig.] wazig
不明瞭 fumeiryou onduidelijk; vaag; duister; obscuur; schimmig; onscherp
不詳fushyou onduidelijk; niet duidelijk; onbekend; niet bekend; niet geweten; niet vastgesteld; niet geïdentificeerd; anoniem
幽かkasuka nauwelijks waarneembaar; flauw; vaag; onduidelijk; zwak; gering; dof; wazig
幽かにkasukani nauwelijks waarneembaar; flauw; vaag; vaagweg; onduidelijk; zwak; dof; wazig
心許ないkokoromotonai (1) ongerust; bezorgd; onzeker; hachelijk; bevreesd; bang; precair; (2) onbetrouwbaar; niet te vertrouwen; twijfelachtig; dubieus; bedenkelijk; (3) ongeduldig; (4) onduidelijk; vaag
暈けるbokeru (1) [色が] ontkleuren; z'n kleur verliezen; verschieten; vervalen; verbleken; (2) flou worden; z'n scherpte verliezen; vervagen; vaag; onduidelijk; onscherp worden
暗然anzen (1) somber; treurig; triestig; mistroostig; droefgeestig; pessimistisch; (2) donker; duister; onduidelijk
曖昧aimai (1) vaag; onduidelijk; onbestemd; obscuur; schemerig; wazig; fuzzy; (2) ambigu; dubbelzinnig; meerduidig; equivoque; tweeslachtig; (3) vrijblijvend; zich niet blootgevend; een slag om de arm houdend; nietszeggend; wollig; lubberiaans
曖昧なaimaina (1) vaag; onduidelijk; onbestemd; obscuur; schemerig; wazig; fuzzy; (2) ambigu; dubbelzinnig; meerduidig; equivoque; tweeslachtig; (3) vrijblijvend; zich niet blootgevend; een slag om de arm houdend; nietszeggend; wollig; lubberiaans
朦朧mourou (1) nevelig; schemerig; dommelig; [gew.] hazengrauw; (2) vaag; schimmig; flou; wazig; dof; onscherp; onduidelijk; (3) beneveld; (4) afzetterij plegende riksjaman
漠然とbakuzento vaag; op vage wijze; onduidelijk; onbepaald; schemerig; schimmig; vaagjes; vagelijk; onomlijnd
漠然としたbakuzentoshita vaag; onduidelijk; onbepaald; schemerig; schimmig; onomlijnd
蒙昧moumai (1) duister; donker; (2) wazig; mistig; onduidelijk; vaag; schimmig; onhelder; onscherp; (3) onwetend; onverlicht; onontwikkeld
髣髴houfutsu (1) nagenoeg identiek; erg gelijkend; treffend; frappant; (2) bijna tastbaar; onloochenbaar; onmiskenbaar; haarscherp; levendig; (3) vaag; onduidelijk; onscherp; wazig; onomlijnd
Tijd: 0.47 sec. jiten.nl: 4 treffers, warandict: 24 treffers (zoekopdracht: 'onduidelijk', strategie: exact).
2005-2023