
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
jiko・事故
zn. (1) [出來事] voorval o.; ongeval o. (2) [事由] omstandigheid v. oorzaak v. (3) [差支] beletsel o.; hindernis v.; bezwaar o. ¶ 不可抗的の事故 force majeure (佛語); overmacht; onvermijdelijke oorzaken.
akuun・惡運
(悪運) zn. pech v.; ongeluk o.; wanbof m.
ayamachi・過
(過ち) zn. (1) [過失] fout v. (2) [誤解] vergissing v.; misverstand o. (3) [事故] ongeluk o. ¶ 過なき feilloos ¶ 人誰か過なからん vergissen is menschelijk. ¶ ほんの過でした het wasgeheel bij ongeluk. ¶ 怪我の功名 meer geluk dan wijsheid.
fukō・不幸
gyaku・逆
bn. (1) [反對] tegengesteld; omgekeerd. (2) [叛逆] oproerig. ¶ 逆壓 tegen-druk. ¶ 逆潮 tegenstroom. ¶ 逆動する achteruitgaan. ¶ 逆緣 ongeluk; noodlot; omgekeerde volgorde van overlijden; dood van de kinderenvoor de ouders. ¶ 逆風 tegenwind. ¶ 逆擊 tegenaanval. ¶ 逆比 omgekeerdereden. ¶ 逆比例の omgekeerd evenredig. ¶ 逆意 verraderlijke bedoeling. ¶ 逆上 stijgen van bloed naar de hersenen; duizeligheid (眩暈). ¶ 逆上する gek worden. ¶ 逆戾りする teruggaan. ¶ 逆に in tegengestelde richting; den anderen kant uit; verkeerd. ¶ 逆流 tegenstroom. ¶ 逆算する terugrekenen. 逆説 paradox. ¶ 逆心 verraderlijke bedoeling. ¶ 逆臣 verrader. ¶ 逆進 achterwaartsche beweging; achteruitgaan. ¶ 逆襲 tegenaanval. ¶ 逆提供 contra-offerte. ¶ 逆轉 omzetting. ¶ 逆轉する terugdraaien; omzetten. ¶ 逆徒 verrader. ¶ 逆睹 voorspelling. ¶ 逆運 tegenspoed; tegenslag; ongeluk. ¶ 逆運動 teruggang; acherwaartsche beweging. ¶ 逆産 omgekeerde geboorte; geboorte met de voeten vooruit.
nan・難
(1) [難儀] moeilijkheid v.; tegenslag m. (2) [禍難] ongeluk o.; ramp v. (3) [缺點] fout v.; gebrek o. (4) [非難] critiek v. ¶ 難に當たる moeilijkheid het hoofd bieden. ¶ 難に遭ふ door een ramp bezocht worden; tegenslag ondervinden. ¶ 難に堪ふ zijn kruis dragen. ¶ 難を云はば als men een aanmerking zou willen maken, dan is het...... ¶ 難の打ち所がない er valt niets op aan te merken.
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <ongeluk>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
けちkechi (1) tegenspoed; ongeluk; pech; ongelukkig toeval; ongelukkige gebeurtenis; slecht voorteken; domper; koude douche; (2) vitterij; muggenzifterij; haarkloverij; kleingeestige kritiek; (3) gierigheid; vrekkigheid; schraperigheid; inhaligheid; karigheid; krenterigheid; overdreven zuinigheid; (4) kleinzieligheid; bekrompenheid; benepenheid; kleingeestigheid; pietluttigheid; krenterigheid; (5) gemeenheid; laagheid; vunzigheid; vuilheid; smerigheid; valsheid; (6) gierig; vrekkig; schraperig; inhalig; karig; krenterig; overdreven zuinig; (7) kleinzielig; bekrompen; benepen; kleingeestig; pietluttig; krenterig; (8) gemeen; laag; vuns; vuil; smerig; vals
アクシデントakushidento toevalligheid; voorval; incident; [i.h.b.] ongeluk; ongeval; accident; malheur
不幸fukou (1) ongeluk; ongelukkigheid; onzaligheid; [veroud.] wee; ellende; (2) tegenspoed; tegenslag; pech; rampspoed; [fig.] contrecoup; (3) sterfgeval in de familie; overlijden; verlies van een dierbare; (4) ongelukkig; onzalig; treurig; (5) tegenvallend; slecht; onfortuinlijk; jammer
不遇fuguu (1) tegenspoed; tegenslag; pech; ongeluk; ongelukkig lot; (2) onbekendheid; obscuriteit; (3) ongelukkig; onfortuinlijk; (4) onbekend; miskend; obscuur
不運fuun tegenslag; tegenspoed; ongeluk; pech; misfortuin; wanbof; tegenvaller; contrecoup; onfortuinlijkheid; rampspoed; noodlot; fatum; onfortuinlijk; ongelukkig; onzalig; tegenspoedig; pechvol; kwaad; gedoemd; rampzalig; noodlottig
事故jiko ongeval; ongeluk; accident; malheur; [i.h.b.] crash
事koto (1) ding; voorwerp; zaak; (2) zaak; aangelegenheid; affaire; omstandigheid; belang; (3) probleem; vraagstuk; kwestie; vraag; (4) feit; feitelijkheid; (5) omstandigheid; omstandigheden; toestand van een zaak; staat van zaken; toestand; situatie; (6) geval; (7) voorval; incident; onverwachte gebeurtenis; ongewone gebeurtenis; (8) ongeluk; ongeval; tegenspoed; pech; onheil; moeilijkheid; verwikkeling; (9) werk; werkzaamheid; ambtelijke werkzaamheid; functie; taak; opdracht; plicht; wat van iemand geëist wordt; (10) oorzaak; motief; reden; beweeggrond; (11) ervaring; ondervinding
厄yaku (1) ongeluk; ellende; kwaad; onheil; tegenspoed; tegenslag; pech; ramp; (2) ongeluksjaar; pechjaar; (3) [geneesk.] pokziekte; kinderpokken; pokken; variola
因果inga (1) oorzaak en gevolg; [boeddh.] hetu-phala; (2) vergelding; straf; nemesis; (3) karma; lot; gesternte; (4) noodlot; tegenspoed; ongeluk; pech; doem; (5) onfortuinlijk; ongelukkig; onzalig; gedoemd; noodlottig
困難konnan (1) moeilijkheid; hindernis; obstakel; (2) nood; ontbering; beproeving; (3) beproeving; moeite; ongeluk; bezoeking; (4) verwarring; verlegenheid; het niet goed weten wat men moet doen; (5) moeilijk; niet gemakkelijk; problematisch; (6) vervelend; lastig; hinderlijk; onaangenaam; naar; (7) gênant; lastig; verlegen makend; ongemakkelijk; ongelukkig; pijnlijk; [Belg.N.; spreekt.] ambetant; (8) hard; bitter; doornig; vol doornen en distels; moeilijk; verdrietelijk
変異heni (1) ongeluk; ongeval; iets ongewoons; (2) variatie
怪我kega (1) wond; verwonding; kwetsuur; letsel; blessure; (2) ongelukkig toeval; ongeval; ongeluk; (3) vergissing; fout; dwaling; error; blunder; misslag
悪運akuun (1) pech; ongeluk; tegenslag; kwaad lot; (2) hoerengeluk; pervers; onverdiend geluk
悲運hiun treurig; droevig; ongelukkig lot; noodlot; ongeluk; onheil; doem
故障koshyou (1) belemmering; beletsel; moeilijkheid; storing; struikelblok; handicap; (2) ongeval; ongeluk; (3) gebrek; defect; tekortkoming; fout; (4) schade; beschadiging; averij; (5) bezwaar; tegenwerping; bedenking; protest; tegenkanting
故yue (1) reden; oorzaak; (2) aanzienlijke afkomst; goede komaf; (3) smaak; charme; (4) band; betrekking; relatie; (5) ongeval; ongeluk; (6) […ゆえ] door; wegens; vanwege; (7) […ゆえ] hoewel; ofschoon; schoon; terwijl
死亡事故shiboujiko dodelijk ongeval; ongeluk; ongeval; ongeluk met dodelijke afloop; ongeval; ongeluk met fatale gevolgen; [m.b.t. verzekeringswezen] ongeval; ongeluk waarbij de verzekerde omkomt
災いwazawai (1) onheil; tegenslag; tegenspoed; ongeluk; narigheid; pech; ernstige moeilijkheden; (2) ramp; rampspoed; ellende; [Belg.N.] miserie; wee; (3) ongemak; ongerief
災厄saiyaku ramp; drama; onheil; ongeluk
災難sainan ongeluk; tegenspoed; tegenslag; pech; rampspoed; ramp; onheil; catastrofe; calamiteit
異変ihen (1) onvoorziene gebeurtenis; buitengewone toestand; aangrijpend voorval; ingrijpende verandering; abnormale gesteldheid; (2) [i.h.b.] ongeluk; ongeval; accident; drama; ramp; opschudding; beroering
薄命hakumei (1) pech; onfortuin; ongeluk; tegenslag; tegenspoed; onfortuinlijkheid; (2) korte duur van leven; kort leven; kortstondigheid van het leven
遭難sounan ongeluk; ongeval; ramp; [船の] schipbreuk
間違いmachigai (1) vergissing; fout; abuis; misvatting; dwaling; doling; lapsus; méprise; [fig.] mispas; misstap; misslag; feil; erreur; error; verkeerdheid; (2) ongeluk; malheur; tegenslag; tegenvaller; narigheid; problemen; trubbels; (3) onbetamelijkheid; estrapade; [i.h.b.] slippertje
Tijd: 0.48 sec. jiten.nl: 7 treffers, warandict: 24 treffers (zoekopdracht: 'ongeluk', strategie: exact).
2005-2023