日蘭辭典+

28 resultaten voor ‘ontslag’
日蘭辭典 (trefwoord)
an-anri no暗々裏の
(暗々裏・暗々裡) bn. stilzwijgend; stil; indirect. ¶ 暗々裏に承諾する stilzwijgende toestemming geven. ¶ 暗々裏に彼に辭職すべく諷した hij kreeg een wenk om zijn ontslag te nemen.
ji-suru辭する
i.w. (1) [辭任] ontslag nemen. t.w. (2) [辭退] weigeren; i.w. zich verschoonen. i.w. (3) [暇乞] afscheid nemen.
jiketsu自決
zn. eigen beslissing v.; ontslag (辭職) o. ¶ 自決する zelf beslissen; ontslag nemen.
renbei聯袂
(連袂) bw. allen tezamen; als een man; eensgezind. ¶ 連袂辭職する “en bloc” ontslag nemen.
kaiko解雇

zn. ontslag o. ¶ 解雇を求める ontslag vragen. ¶ 解雇する ontslag geven; ontslaan.

sōtai早退

zn. vroege ontslagaanvraag v.

RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <ontslag>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
お暇oitoma (1) afscheid; vertrek; vaarwel; terugkeer naar huis; thuiskeer; (2) ontslag; ontslagneming; ontslagname; resignatie; exit; uittreding; uitdiensttreding; ontheffing
men (1) ontslag; (2) vrijstelling; verlof; (3) vrijstelling van belasting; ontheffing; (a) ontloping; ontkoming; (b) vrijstelling; (c) vergunning; (d) ontslag
免じるmenjiru (1) ontslaan (uit); ontheffen (van); ontlasten (van); ontslag; ontheffing verlenen; demissie geven; decharge verlenen; dechargeren; removeren; (2) vrijstellen (van); kwijtschelden; kwiteren; excuseren; dispenseren; vrijstelling; kwijtschelding; dispensatie verlenen
免除menjo [jur.] vrijstelling; ontheffing; kwijtschelding; decharge; ontslag; dispensatie; ontlasting; exoneratie; immuniteit; vrijdom; exemptie
取り上げる ; 取りあげる ; 採りあげるtoriageru (1) opnemen; oppakken; (2) [een woord in een taal enz.] opnemen; honoreren; ingaan op; [een mening; ontslag; bezwaar enz.] aanvaarden; aannemen; [een mening enz.] opvatten; [een voorstel enz.] overnemen; [een idee enz.] adopteren; [een zaak enz.] entameren; in behandeling nemen; [een interessant punt enz.] opbrengen; aan de orde stellen; aanhangig maken; aandragen; ter tafel brengen; [fig.] aansnijden; (3) afnemen; afpakken; ontnemen; afhandig maken; [iem. iets] uit de hand slaan; [iem. van zijn bevoegdheden enz.] beroven; [een vergunning enz.] intrekken; [iem. uit de ouderlijke macht enz.] ontzetten; aanslaan; confisqueren; verbeurdverklaren; in beslag nemen; beslag leggen op; [smokkelwaar e.d.] aanhalen; [i.h.b.] onteigenen; [i.h.b.] expropriëren; [goederen] arresteren; (4) [m.b.t. kinderen] halen; geboren doen worden; ter wereld helpen
引退intai (1) het zich terugtrekken uit het actieve; openbare leven; het met pensioen gaan; het ontslag nemen; ontslag; (2) het zich terugtrekken uit de wereld; afzondering; het zich afzonderen; teruggetrokken levensstijl; kluizenaarsbestaan
放免houmen (1) vrijlating; loslating; ontslag; [jur.] invrijheidstelling; (2) vrijstelling; dispensatie; ontslag; ontheffing; (3) [Jap.gesch.] ± schoutsknecht
itoma (1) vrije tijd; (2) vrijaf; vakantie; verlof; (3) ontslag; uitdiensttreding; ontheffing; (4) afscheid; vertrek; vaarwel; (5) scheiding; (6) kier; opening; (7) rouwretraite
暇 ; 隙 ; 閑hima (1) vrijaf; vrij; vrije tijd; vrije uren; (2) tijd (om iets te doen); gelegenheid; kans; (3) vakantie; [i.h.b.] verlof; (4) verbreking; [i.h.b.] ontslag; [i.h.b.] scheiding; (5) slappe tijd; slapte [in handel]; komkommertijd [in nieuws]; (6) vrij; ~ waarin niet gearbeid wordt; arbeidsloos; (7) [m.b.t. handel] slap; slapjes; slepend; stil; [van markt] traag
罷免himen ontslag; ontheffing; ontzetting; afzetting (uit een ambt); amotie
解除kaijo (1) ontbinding; annulering; opzegging; [m.b.t. contract] vernietiging; herroeping; intrekking; (2) ontheffing; ontslag; opheffing; relevatie
解雇kaiko ontslag; afvloeiing; afdanking; afstoting
辞令jirei (1) formulering; uitdrukkingswijze; [i.h.b.] cliché; gemeenplaats; (2) stijlfiguur; uitdrukking; (3) benoemingsbrief of ontslagbrief; kennisgeving van benoeming; ontslag
辞任jinin ontslag; aftreding; ontslagneming; ontslagname; het opstappen; resignatie; uittreding; bedanking; [w.g.] afscheid; [arch.] demissie
辞職jishyoku ontslag; aftreden; aftreding; uittreding; demissie; ontslagneming; resignatie; ambtsverlating
辞職願jishyokunegai ontslag; ontslagbrief; ontslagaanvraag; [Belg.N.] opzeg
辞表jihyou ontslagbrief; ontslag; ontslagneming; aftreding; bedanking
退職taishyoku werkverlating; ambtsverlating; ontslag; [i.h.b.] pensionering; het met pensioen gaan
退陣taijin (1) terugtocht; aftocht; terugtrekking; het opbreken (van een kamp); decampement; (2) aftreden; aftreding; ontslag; uittreding
釈放shyakuhou vrijlating; loslating; ontslag; [jur.] invrijheidstelling
首切りkubikiri (1) onthoofding; onthalzing; (2) beul; onthalzer; (3) ontslag; afdanking; de zak; de bons; (4) kort slagzwaard; beulszwaard
首 ; 頸kubi (1) hals; nek; (2) hoofd; (3) kraag; (4) hals van een fles; (5) ontslag
Resultaten van japansnederlandswoordenboek.org   
Tijd: 0.49 sec. jiten.nl: 6 treffers, warandict: 22 treffers (zoekopdracht: 'ontslag', strategie: exact). 
2005-2023