日蘭辭典+

7 resultaten voor ‘opendoen’
日蘭辭典 (trefwoord)
akeruあける
(開ける・空ける) t.w. (1) [開く] openen; opendoen; openmaken; ontsluiten; openleggen. (2) [空にする] ledigen; ontruimen. ¶ 二行をづつあける twee regels openlaten; twee regels overslaan. (3) [穴を] een gat boren. (4) [道を] uit den weg gaan. (5) [家を] ontruimen (借家を明拂ふ).
to
zn. deur v. ¶ 開ける deur opendoen. ¶ 開かぬ blinde deur. ¶ を敲く aan de deur kloppen.
kuchi
zn. (1) [] mond m. (2) [言語] taal v. ; woord v. (3) [味感] smaak m. (4) [入] deur v.; ingang m. (5) [吸] mondstuk o. (6) [] opening v.; gat o. (7) [空位] vacature v.; vacante plaats v.; betrekking v. (8) [人數] aantal personen m. (9) [割前] aandeel o.; portie v.; (10) [部類] soort v.; artikel o.; merk o. ¶ 開く den mond opendoen. ¶ をきく spreken met. ¶ 出す zich mengen in; zich bemoeien met. ¶ がすべる zich verspreken. ¶ 惡い gemeene taal uitslaan. ¶ と腹とは違ふ niet meenen wat men zegt. ¶ 合ふ naar den smaak zijn. ¶ を探す een baantje zoeken. ¶ 此のは品切れになりました dit artikel is uitverkocht; deze soort hebben wij niet meer. ¶ にて mondeling.
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <opendoen>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
kei (1) Geachte heer; mevrouw [= beleefdheidsformule in de aanhef van een brief of e-mailbericht]; (2) bescheid gericht aan de kroonprins of aan een keizerin; (3) [Nara-gesch.] privé-correspondentie; (a) opendoen; ontsluiten; (b) onderrichten; instrueren; (c) meedelen; informeren; (d) voorloper
開くhiraku (1) openen; opendoen; openmaken; vrijmaken; openstellen; [i.h.b.] stichten; oprichten; starten; beginnen; [van recepties; bijeenkomsten e.d.] houden; [een fuif e.d.] geven; (2) openvouwen; ontvouwen; uitpakken; (3) imikotoba voor "breken"; (4) [wisk.] de wortel trekken [uit een getal]; (5) ontsluiten; in cultuur brengen; in exploitatie brengen; ontwikkelen; beschaven; [道を] banen; (6) bevatten; met het verstand omvatten; (7) [drukk.] kanji in hiragana omzetten; (8) zich openen; opengaan; zich ontsluiten; (9) [van bloemen] ontluiken; openbloeien; [lit.t.] opluiken; (10) [van vergaderingen e.d.] uiteengaan; (11) [van aantallen; afstanden e.d.] uiteen gaan liggen; uiteenlopen; (zich) verwijden
開けるakeru (1) [門; 扉; 窓; 口; 目を] openen; opendoen; [鍵を] van het slot doen; ontsluiten; [封を] openmaken; [蓋を] lichten; (2) [店; 小屋を] openen
kai (a) opengaan; opendoen; (b) beginnen; aanvangen; (c) bouwrijp maken; (d) zich cultureel ontwikkelen; (e) [wisk.] het worteltrekken
Resultaten van japansnederlandswoordenboek.org   
Tijd: 0.52 sec. jiten.nl: 3 treffers, warandict: 4 treffers (zoekopdracht: 'opendoen', strategie: exact). 
2005-2023