日蘭辭典+

47 resultaten voor ‘over’
日蘭辭典 (trefwoord)
amaneku普く
(遍く) bw. overal; over het algemeen. ¶ 普く天下に over de geheele wereld. ¶ 彼は普く賞贊 hij werd algemeen geprezen.
amari餘り
(余り) zn. (1) [以上] meerdere o.; overmaat v. (2) [殘餘] rest v.; restant v.; overschot o.; teveel o. (3) [差額] saldo o. ¶ 悲しさの餘り overmaat van smart. ¶ 四十餘り over de veertig. ¶ 食事の餘り overblijfselen van eten. ¶ 餘りはお前にやる je mag de rest houden. (俗) laat maar zitten. ¶ 餘りの resteerend; waardeloos.
amari餘り
(余り) vz. & bw. (1) [より以上] meer dan; over; boven. (2) [過度に] te; al te; tezeer; erg; over. (3) [差程] zeer; bijzonder; zoozeer......, dat; zoo......dat. ¶ 餘り……ない niet erg; niet zeer; niet bijzonder; zelden. ¶ 餘り高くて手が屆かぬ zoo hoog, dat men er niet bij kan. ¶ そりゃあんまりだ dat is een beetje te erg.
amasu餘す
(余す) t.w. overlaten. ¶ 餘す所一日となった er is nog maar een dag over.
anjiru案じる
t.w. (1) [考へる] denken over; overdenken; nadenken over. (2) [工夫する] t.w. uitdenken; bedenken; verzinnen. (3) [心配する] ongerust zijn over; zich bezorgd maken over. ¶ 案じ煩ふ doodelijk ongerust zijn.
ashizamani惡樣に
(悪し様に) bw. ongunstig; afbrekend. ¶ 人に惡樣に言ふ zich ongunstig uitlaten over iemand; iemand afbreken;
afureru溢れる
i.w. overloopen; overstroomen; stroomde over (過去); is overgestroomd (過去分詞). ¶ 溢れる許りの boordevol.
ai
vnw. elkander; elkaar; mekaar; bn. wederzijdsch; bw. wederzijds; over en weer; tezamen; samen. ¶ 相信じる elkaar vertrouwen. ¶ 相竝んで行く tezamen gaan.
yakusuru扼する
t.w. beheerschen; in bedwang houden; i.w. de baas zijn over; Noot: In modern Japans: 扼す
yamagoshi o suru山越をする
i.w. over een berg trekken.
tsuite就いて
(ついて) vz. (1) [關して] met betrekking tot; aangaande; wat betreft; omtrent; van; over; voor. (2) [每に] per. (3) [沿って] langs. (4) [共に] met. ¶ 是に就いて wat dit betreft; hieromtrent. ¶ 一斤について五十 vijftig sen per kin. ¶ について行く langs de rivier loopen; de rivier volgen. ¶ 兄について行く met zijn broer meegaan.
de
vz. (1) [時間の場合] in; over; op. (2) [場所の場合] in; op; te. (3) [手段の場合] door; door middel van; per; met. (4) [年齡の場合] op. (5) [材料の場合] van. (6) [乘物の場合] per; met. (7) [價格の場合] voor; tegen. (8) [原因の場合] door; in verband met; naar aanleiding van; wegens. (9) [用語の場合] in. ¶ 一箇月で出來ます het is over een maand klaar. ¶ 銀座で逢ふ in de Ginza elkaar ontmoeten. ¶ 東京in Tokyo. ¶ バタビヤで op Batavia. ¶ の前で voor. ¶ の外で buiten. ¶ ひきで door protectie. ¶ 手紙per brief. ¶ 時間で借りる per uur huren. ¶ 斤で賣る per pond verkoopen. ¶ 廿歳で op zijn twintigste jaar. ¶ 作る van hout maken. ¶ 汽車で per spoor; met den trein. ¶ 一圓で賣る voor een yen verkoopen. tegen een yen verkoopen. ¶ 氣で缺席する wegens ziekte afwezig zijn. ¶ 肺病で死ぬ aan tering sterven. ¶ 蘭語in het Hollandsch.
kan-suru官する
etsu
zn. vreugde v. ¶ 悦に入る verheugd zijn over.
matagaru跨る
i.w. (1) [等に] schrijlings zitten op. (2) [亙る] zich uitstrekken over. (3) [等] overbruggen.
gisuru議する
kusaru腐る

i.w. bederven; verrotten; rotten; tot ontbinding overgaan. ¶ 腐り易い onderhevig aan bederf. ¶ が腐る ontmoedigd zijn; den moed laten zinken. ¶ 死體が腐りかかってゐる het lijk begint in staat van ontbinding over te gaan. ¶ 牛乳が腐って居る de melk is verzuurd.

SUPPLEMENT (trefwoord)
shaberu喋る
(-r stam) (1) babbelen; kletsen; (niet serieus, vrijblijvend) praten; roddelen. ¶ 日本人遭遇して日本語めっちゃしゃべった。 Nihonjin to sōgōshite nihongo mettcha shabetta. Toevallig een Japanner ontmoet, we hebben tijdenlang gebabbeld. (twitter) (2) informatie doorvertellen die niet voor anderen bestemd is; zich iets laten ontvallen; zich verspreken; roddelen. ¶ しゃべってしまった shabette shimatta ik versprak me (twitter) ¶ 眠すぎて真実しゃべってしまった Nemusugite shinjitsu shabette shimatta Ik was te slaperig en liet me ontvallen hoe het werkelijk in elkaar zit. (twitter) ¶ あ、ごめんなさい。聞かれてもいない余計なことをしゃべってしまったと思って、ツイート消しちゃった。 A, gomen nasai. Kikarete mo inai yokei na koto wo shabette shimatta to omotte, twiito keshichatta. O, neem me niet kwalijk. Omdat ik dacht dat ik nodeloos uitweidde over dingen die me niet eens gevraagd waren had ik de tweet verwijderd. (twitter) (3) praten over iets. ¶ テレビでは、我が国の将来の問題を誰かが深刻なをしてしゃべっている。 Terebi de wa, wagakuni no shōrai no mondai wo dare ka ga shinkoku na kao wo shite shabette iru. Op TV is iemand met een ernstige blik over de problemen van ons land aan het praten. (4) (in) een taal praten; een taal spreken. (TTC) ¶ 彼ら英語をしゃべっていますか。 Karera wa eigo wo shabette imasu ka. Spreken ze Engels? (TTC) ¶ 彼はとうとう中国語をしゃべるようになりました。 Kare wa tōtō chūgokugo wo shaberu yō ni narimashita. Hij is eindelijk Chinees gaan praten. (twitter)
kansō感想
(znw, suru-ww) Iets over een bepaald onderwerp voelen en denken; een indruk hebben; gedachten hebben; gevoel hebben; reactie; ¶ …という感想抱く ...to iu kansō wo idaku denken dat; het gevoel hebben dat ¶ それの感想は? Sore no kansō wa? Wat denk je ervan? (TTC) ¶ ゲームについてのご感想は? Gāmu ni tsuite no go-kansō wa? Wat vindt u van het spel? (TTC) ¶ はその感想を述べた。 Kare wa sono shi no kansō wo nobeta. Hij vertelde wat voor indruk het gedicht op hem maakte. (TTC)
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <over>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
けりが付くkerigatsuku over; voorbij zijn; beklonken; afgerond zijn; ten einde komen; eindigen; een eind nemen; het eindpunt bereiken
てばteba (1) […~] [topicaliseert de woorden van de gesprekspartner] gesproken van; over; nu je het er toch over hebt; nu dat onderwerp toch aan de orde is; (2) […~] [formuleert iets onvoorziens; kritiek omtrent de persoon waarvan sprake is]
どうぞdouzo (1) gelieve; alstublieft; asjeblief; toe; wees zo goed; mag ik (u) vragen; graag; (2) ga je gang; zeker; welzeker; begin maar; ga voort; [radiotechn.] over
に就いてnitsuite (1) omtrent ~; over ~; betreffende ~; met betrekking tot ~; in verband met ~; aangaande ~; wat betreft ~; ten aanzien van ~; op het punt van ~; (2) langs ~; aan de zijde van ~; naast ~; (3) met ~; in gezelschap van ~; onder [begeleiding van ~]; (4) voor ~; à ~; per ~
に関してnikanshite omtrent; betreffende; aangaande; met betrekking tot; in verband met; in aansluiting op; over; inzake; [form.] nopens; qua; re; ([voor] wat) betreft; wat ~ aangaat; in samenhang met; samenhangend met; ten aanzien van; onder; met referte aan; onder referentie aan; onder verwijzing naar; ten opzichte van; betrekkelijk tot; [afk.] m.b.t.; i.v.m.; t.a.v.; t.o.v.
に関するnikansuru betrekking hebbend op; verband houdend met; in verband staand met; in relatie staand tot; met; gerelateerd aan; met betrekking tot; betreffende; over; aangaande; inzake; [form.] rakende; betrekkelijk tot; wat betreft; [veroud.] nopens
を伝わってwotsutawatte langs; erlangs; via; over
世界中sekaijuu [~に] over; in de hele wereld; de hele wereld door; in alle windstreken
以上ijou (1) het bovenstaande; het bovenvermelde; (2) [na een getal] … en meer; meer dan …; (3) [na een meishi] boven …; over …; van … af; (4) nu dat; nu eenmaal; als eenmaal; aangezien; (5) [om een uiteenzetting; lezing; opsomming etc. af te sluiten] Dit is alles; Dit was het; (6) [radio] over
余りのamarino overgebleven; overblijvend; resterend; overig; overtollig; residuaal; over-; surplus-; reserve-; rest-
余分yobun (1) overschot; surplus; het teveel; iets extra’s; overbodigheid; overtolligheid; overtalligheid; reserve; excrescentie; (2) overbodig; overtollig; overtallig; extra-; over-; meer-; reserve-
余分なyobunna overbodig; overtollig; overtallig; extra-; over-; meer-; reserve-
同意するdouisuru akkoord gaan met; het eens zijn met; over; dezelfde mening toegedaan zijn; beamen; onderschrijven; instemmen met; toestemmen in; toestaan; goedkeuren; goedvinden; inwilligen
向こうのmukouno (1) ginds; [arch.] gene; het; de … daarginder; (2) tegenoverliggend; tegenoverstaand; tegen-; over-; (3) zijn; haar; hun; … van de wederpartij; tegenpartij
回る; 廻る; 巡る; 繞るmeguru (1) lopen om; gaan om; draaien om; cirkelen om; ronddraaien; omringen; omgeven; (2) circuleren; omlopen; rondgaan; een cyclus vormen; zich herhalen; (regelmatig) terugkeren; roteren; (3) rondlopen; rondtrekken; rondreizen; rondgaan; ronddrentelen; heen en weer gaan; (4) te maken hebben met ~; omtrent ~; in verband met ~; betreffende ~; over ~
掠るkasuru (1) rakelings gaan over; langs; scheren langs; over; schampen; schuren; (2) een percentage opstrijken
率いるhikiiru leiden; aanvoeren; aan de leiding staan van; aan het hoofd staan van; het hoofd zijn van; de leiding hebben van; over; het bevel voeren over
目を付けるmewotsukeru (1) in het oog houden; een waakzaam; wakend oog houden op; over; met de ogen volgen; de ogen; blik gericht houden op; in de gaten houden; niet uit het oog verliezen; z'n aandacht vestigen op; (2) het gemunt hebben op; het voorzien hebben op; de pik hebben op
直すnaosu (1) [m.b.t. fout] goedmaken; herstellen; [pregn.] maken; redresseren; corrigeren; verbeteren; ophalen; rechtzetten; rechttrekken; rechtbreien; rectificeren; in de juiste stand zetten; in orde brengen; opknappen; bijwerken; [een euvel; gebrek e.d.] verhelpen; [zich; iem. een gewoonte enz.] afleren; afhelpen (van); (2) herstellen; repareren; maken; opknappen; helen; kalfaten; kalfateren; (3) wijzigen; veranderen; herzien; hervormen; omzetten; transponeren; ombuigen; omschakelen; converteren; omwisselen; (4) vertalen; overbrengen; overzetten; (5) verheffen tot; transcenderen; doen rijzen tot; promoveren tot; (6) opnieuw ~; nog eens ~; van voren af aan ~; over-; her-; re-; om- [aangesloten op de ren'yōkei van dōshi]
終了するshyuuryousuru (1) aflopen; er komt een einde aan ~; ten einde lopen; tot een einde komen; een einde nemen; eindigen; ophouden; over; uit; voorbij; gedaan zijn; [i.h.b.] expireren; (2) afsluiten; een eind maken aan; tot een einde brengen; afmaken; eindigen; besluiten; beëindigen; termineren; voltooien; afwerken; zijn; haar beslag geven
経由keiyu (1) het passeren langs een bepaalde plaats; passage door ~; route via ~; koers via ~; het gaan via ~; het gaan over ~; het gaan door ~; een reis via ~; een reis over ~; een reis door ~; (2) via ~; over ~; door ~; langs ~
見渡すmiwatasu (1) uitzien over; uitkijken over; afkijken; uitzicht bieden op; over; (2) z'n blik laten gaan over; overzien; overkijken; overschouwen; opnemen
越しgoshi (1) over; langs … heen; via; (2) aan de andere kant van; aan de overkant van; (3) [年~] gedurende; achtereen
過ぎるsugiru (1) voorbijgaan; passeren; voorbijtrekken; voorbijkomen; voorbijlopen; achter zich laten; (2) verstrijken; voorbijgaan; verlopen; [form.] vlieden; [i.h.b.] aflopen; [i.h.b.] expireren; [i.h.b.] vervallen; (3) te boven gaan; overschrijden; overgaan; te buiten gaan; te ver gaan; meer zijn dan; (4) (zich) over-; te (veel …); overdreven … zijn [voegt de nuance van onmatigheid; overdadigheid toe]
過剰kajou (1) overvloed; overmaat; buitensporigheid; overschot; overdadigheid; overdaad; (2) overmatig; buitensporig; overdadig; overtollig; excessief; overdreven; over-; surplus-; meer dan genoeg
過剰のkajouno overbodig; overtollig; redundant; surplus-; overdadig; excessief; overdreven; overmatig; buitensporig; over-; meer dan genoeg; te veel
非常hijou (1) nood; noodgeval; emergency; uitzonderlijkheid;  ; (2) buitengewoon; bijzonder; ongewoon; ongemeen; buitengemeen; extreem; immens; enorm; grandioos; verschrikkelijk;  ; (3) (heel) erg; heel; zeer; buitengewoon; buitengemeen; hevig; enorm; ongemeen; ongewoon; geweldig; ontzaglijk; intens; vehement; extreem; bijzonder; uitzonderlijk; mateloos; danig; hoogst; zeerst; uiterst; in hoge mate; ontzettend; razend; verschrikkelijk; vreselijk; bot; bar; ~ tot-en-met; reuze ~; machtig; uitermate; bovenmate; buitenmate; hooglijk; deerlijk; grotelijks; schromelijk; angstig [klein enz.]; [inform.] ontiegelijk; [inform.] hartstikke; [inform.] onwijs; [inform.] stierlijk; dol-; [inform.] oer-; over-; steen-; [inform.] kei-
非常にhijouni (heel) erg; heel; zeer; buitengewoon; buitengemeen; hevig; enorm; ongemeen; ongewoon; geweldig; ontzaglijk; intens; vehement; extreem; bijzonder; uitzonderlijk; mateloos; danig; hoogst; zeerst; uiterst; in hoge mate; ontzettend; razend; verschrikkelijk; vreselijk; bot; bar; ~ tot-en-met; reuze ~; machtig; uitermate; bovenmate; buitenmate; hooglijk; deerlijk; grotelijks; schromelijk; [scherts.] angstig [klein enz.]; [inform.] ontiegelijk; [inform.] hartstikke; [inform.] onwijs; [inform.] stierlijk; dol-; [inform.] oer-; over-; steen-; [inform.] kei-
Resultaten van japansnederlandswoordenboek.org   
Tijd: 0.52 sec. jiten.nl: 19 treffers, warandict: 28 treffers (zoekopdracht: 'over', strategie: exact). 
2005-2023