日蘭辭典+

30 resultaten voor ‘overtreffen’
日蘭辭典 (trefwoord)
ue
zn. (1) [頂] top m. (2) [] bovenste gedeelte v.; bovenkant m. ¶ このない喜び grootste vreugde. ¶ いやがにも tot overmaat. ¶ 下からまで van onder tot boven. ¶ の bovenst; hoogst. ¶ の文 bovenstaande zin. ¶ 五つからの子供 kinderen van vijf jaaren ouder. ¶ 丘の huis op den heuvel. ¶ 其の bovendien; daarenboven. ¶ naar boven. ¶ op; bovenop; na (後に). ¶ onder invloed van drank. ¶ 歸京の toen ik in Tokyo terug kwam. ¶ 再考ので bij nadere overweging. ¶ かくなるは nu het zoover gekomen is. ¶ ……のに出る overtreffen; meer zijn dan. ¶ 一番は八つです het oudste kind is acht. ¶ にはある niets is volmaakt; alles is voor verbetering vatbaar.
katsu勝つ
t.w. (1) [勝利] overwinnen; i.w. overwining behalen. t.w. (2) [優る] overtreffen. ¶ 戰に勝つ den slag winnen. ¶ 困難に克つ moeilijkheden te boven komen. ¶ にはが勝ち過ぎる het is te zwaar voor mij.
masari勝り
zn. superioriteit v. ¶ 勝る overtreffen; beter zijn dan; te verkiezen zijn boven.
nuku拔く
t.w. (1) [引拔く] uitrekken. i.w. [抽出] uittreksel maken. t.w. (3) [引用] aanhalen; citeeren. (4) [取除] verwijderen; uitzonderen. (5) [省略] weglaten. (6) [抽んでる] overtreffen; i.w. uitblinken; uitmunten. t.w. [攻落] veroveren; innemen. (8) [追ひ越す] inhalen. [色を脱く] verkleuren; verschieten. ¶ 空氣を拔く lucht eruit pompen. ¶ 難解の所を脱く moeilijke passages overslaan. ¶ 釘を拔く spijker uittrekken.
chōetsu超越

zn. uitstekendheid v.; voortreffelijkheid v.; superioriteit v. P 超越する overtreffen. ¶ 權限を越える bevoegdheid te buiten gaan.

shinogu凌ぐ

t.w. (1) [耐へる] dulden; doorstaan; uithouden; verduren. i.w. (2) [防ぐ] zich behoeden voor; zicht beschutten tegen. (3) [凌駕する] de baas zijn; t.w. overtreffen. i.w. (4) [聳える] zich verheffen boven. ¶ 退屈を凌ぐ den tijd dooden. ¶ 困難を凌ぐ moeilijkheden te boven komen. ¶ を凌ぐ zich van zijn superieuren niets aantrekken. ¶ 凌ぎ難い onduldbaar; ondragelijk; niet door te komen.

RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <overtreffen>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
オーバーするoobaasuru overdreven zijn; buitensporig zijn; exorbitant zijn; te buiten gaan; overschrijden; overtreffen
上回るuwamawaru overtreffen; te boven gaan; beter; groter; hoger; meer; -er zijn dan; uitstijgen boven; overstijgen; meer bedragen dan; bovenliggen; de overhand hebben
上手に出るuwatenideru […の~] de overhand krijgen; nemen op; een voorsprong behalen op; overtreffen; de loef afsteken
乗り越える ; のり越えるnorikoeru (1) klimmen; komen over; erover(heen) geraken; klimmen; komen; overtrekken; oversteken; passeren; (2) overwinnen; te boven komen; zich eroverheen zetten; de baas worden; doorkomen; doorstaan; overleven; (3) overtreffen; voorbijstreven
乗り越すnorikosu (1) [verkeers.] je bestemming voorbijrijden; te ver reizen; (2) klimmen; komen over; eroverheen geraken; klimmen; komen; overtrekken; oversteken; passeren; (3) met een voertuig inhalen; passeren; (4) voorbijsteken; voorbijstreven; overtreffen; achter zich laten; de loef afsteken
余るamaru (1) overblijven; overschieten; resten; overtollig zijn; (2) overschrijden; overtreffen; te boven gaan; uitgaan boven; te veel zijn
優る ; 勝るmasaru beter zijn dan; uitsteken boven; overtreffen; voorbijstreven
優れる ; 勝れるsugureru (1) uitblinken; uitmunten; knap zijn; excelleren; zich onderscheiden; superieur zijn; voortreffelijk zijn; excellent zijn; uitstekend zijn; uitmuntend zijn; (2) overtreffen; uitsteken boven; beter zijn (dan); er bovenuit schitteren; voorbijstreven; te boven gaan; overvleugelen [i.c.m. comparatieve constructie]; (3) [i.c.m. 気分が; 健康が enz.] niet lekker; niet fit; niet wel; onwel; onpasselijk; minnetjes; pips; onprettig; onfris; te wensen overlatend [in de constructie sugurenai 優れない of sugurezu 優れず]
優越するyuuetsusuru superieur zijn; beter zijn; overtreffen; de meerdere zijn van
yuu (1) elegant; verfijnd; keurig; (2) bevallig; lieftallig; knap; fraai; mooi; (3) voortreffelijk; uitstekend; superieur; uitmuntend; uitnemend; excellent; (4) [onderw.] A; hoogste graad; een tien; (a) ontspannen; relaxed; (b) elegant; verfijnd; knap; mooi; (c) zorgzaam; attent; hartelijk; warm; (d) beter zijn dan; uitsteken boven; overtreffen; (e) acteur; artiest
凌ぐshinogu (1) verdragen; uitstaan; dragen; verduren; uithouden; [急場を] doorstaan; doorkomen; overleven; (2) afwenden; van zich af houden; beschermen tegen; afweren; weghouden; op een afstand houden; mijden; buiten houden; blijven uit; schuilen voor; (3) er doorheen komen; doorkomen; overbruggen; zich erdoorheen slaan; te boven komen; weerstaan; trotseren; het hoofd bieden; (4) overtreffen; overstijgen; te boven gaan; voorbijstreven; beter zijn dan; staan boven; verheven zijn boven; overklassen; uitsteken boven; excederen; in de schaduw stellen; overvleugelen; de loef afsteken; de baas zijn; achter zich laten; vliegen afvangen
凌駕するryougasuru overtreffen; te boven gaan; uitmunten boven; de overhand hebben op; voorbijstreven; de loef afsteken; beter zijn dan; uitsteken boven; achter zich laten; in de schaduw stellen; overschaduwen; overtroeven; [Belg.N.; niet alg.] voorbijsteken
勝つ ; 克つ ; 贏つkatsu winnen; overwinnen; overtreffen; superieur zijn in iets; de overhand krijgen
shyou (1) mooi plekje (in de natuur); plekje natuurschoon; bezienswaardigheid; (2) overwinning; zege; winst; (3) [maatwoord voor overwinningen; zeges; gewonnen partijen]; (a) winnen; zegevieren; (b) overtreffen; uitmunten; (c) pittoresk; landschapsschoon
圧するassuru (1) drukken; aandrukken; (2) zwaar drukken op; onderdrukken; verdrukken; onderwerpen; opprimeren; (3) overweldigen; overdonderen; overmannen; overstelpen; domineren; overheersen; overtreffen
圧倒するattousuru overstelpen; overweldigen; overdonderen; overmannen; overmeesteren; overstemmen; overbluffen; overtreffen; [fig.] verpletteren; [sportt.] overrulen
抜くnuku (1) dringen in; doordringen; penetreren; (2) inhalen; voorbijstevenen; achter zich laten; het verder brengen dan; overtreffen; voorbijstreven; te boven gaan; de loef afsteken; uitsteken boven; overvleugelen; [i.h.b. sportt.] verslaan; (3) uittrekken; trekken; [een fles enz.] opentrekken; (4) eruit halen; te voorschijn halen; uitlichten; uitpikken; uitkiezen; selecteren; uitzoeken; [i.h.b.] pikken; [i.h.b.] stelen; (5) verwijderen; wegnemen; lichten; uithalen; [i.h.b. van bad; ballon enz.] laten leeglopen; lozen; (6) besparen; daarlaten; overslaan; weglaten; achterwege laten; (7) [een blanco plek enz.] uitsparen; openlaten; (8) innemen; veroveren; (9) ten einde toe ~; uit-; af-; ~ tot de lust daartoe voorbij is [gebruikt als werkwoordelijk suffix]; (10) overslaan; (11) masturberen
抽んでるnukinderu overtreffen; te boven gaan; te buiten gaan; uitsteken boven; uitblinken boven; uitmunten boven; uitschitteren boven; uitstijgen boven; in … beter zijn dan; een schitterend figuur slaan
秀でるhiideru (1) uitsteken boven; er bovenuit steken; schitteren; uitblinken; uitmunten; knap zijn; overtreffen; overvleugelen; zich onderscheiden; op de voorgrond treden; stukken beter zijn; (2) duidelijk uitkomen; geprononceerd zijn; afsteken; opvallen
突破するtoppasuru (1) doorbreken; (2) te boven komen; overwinnen; [目標を] bereiken; (3) overschrijden; passeren; te boven gaan; overtreffen
超えるkoeru (1) overtreffen; overschrijden; te boven gaan; meer zijn dan; (2) voorbijstreven; overstralen; overvleugelen; de loef afsteken; vliegen afvangen; met kop en schouders uitsteken boven
越えるkoeru (1) oversteken; overtrekken; overgaan; over iets heen passeren; over iets heen gaan; (2) overtreffen; overschrijden; te boven gaan; meer zijn dan; (3) voorbijstreven; overstralen; overvleugelen; de loef afsteken; vliegen afvangen; met kop en schouders uitsteken boven
追い抜くoinuku (1) inhalen; voorbijsteken; voorbijstevenen; achter zich laten; (2) overtreffen; voorbijstreven; te boven gaan; verder komen dan; het verder brengen dan; passeren
追い越す ; 追越すoikosu (1) inhalen; voorbijgaan; passeren; inhalend voorbijrijden; voorbijlopen; achterhalen; (2) overtreffen; overvleugelen; overstijgen; voorbijstreven; te boven gaan; in de schaduw stellen; achter zich laten; vliegen afvangen; de loef afsteken
Resultaten van japansnederlandswoordenboek.org   
Tijd: 0.49 sec. jiten.nl: 6 treffers, warandict: 24 treffers (zoekopdracht: 'overtreffen', strategie: exact). 
2005-2023