
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
au・合ふ
(合う) i.w. (1) [適合] passen. (2) [一致] het eens zijn; eensgezind zijn. (3) [符號] overeenstemmen; uitkomen; beantwoorden aan. (俗) kloppen. (4) [氣候食物が] goed bekomen; goed zijn voor. (5) [調律] harmonieeren; goed samenklinken. (6) [正當] juist zijn; goed loopen (時計が). ¶ 上衣が合はない de jas past niet. ¶ 意見が合ふ van dezelfde opinie zijn. ¶ 勘定が合はない de rekening klopt niet. ¶ 人相書に合って居る stemt overeen met het signalement; beantwoordt aan de beschrijving. ¶ 御口に合ひますか is het naar uw smaak? ¶ 蝦が性に合はない kreeft bekomt mij niet goed; ik kan niet tegen kreeft. ¶ 此のピアノは調子が合はない deze piano is ontstemd. ¶ 間に合ふ op tijd zijn.
SUPPLEMENT (trefwoord)
aishō・相性
(合い性、合性、相い性) zn. (1) tussen personen (man en vrouw, vrienden, superieur en ondergeschikte, etc.) de mate waarin ze bij elkaar passen; affiniteit; congenialiteit; geestesverwantschap; gedeeld temperament; meer algemeen verenigbaarheid. ¶ お互い相性がいい。 Otagai aishō ga ii. Het klikt tussen ons; We kunnen goed met elkaar opschieten. (TTC) ¶ あの夫婦は相性が悪い。 Ano fusai wa aishō ga warui. Dat echtpaar past niet bij elkaar. (TTC) ¶ あの2人は相性がいいようだ。 Ano futari wa aishō ga ii yō da. Het lijkt erop dat die twee goed bij elkaar passen. (TTC) ¶ あいつとはどうも相性が合わないんだ。 Aitsu to wa dō mo aishō ga awanain da. Ik kan echt niet met die gozer opschieten. (TTC) (NB De 大辞泉 Daijisen raadt de constructie 相性が合う/合わない aishō ga au/awanai af.) ¶ この時期は夏野菜が美味しいし、夏野菜はパスタと相性がいい。 Kono jiki wa natsu yasai ga oishii shi, natsu yasai wa pasuta to aishō ga ii. De zomergroenten van deze periode zijn heerlijk en zomergroenten passen goed bij pasta. (Tweet) (2) geschiktheid tussen man en vrouw volgens de astrologische kalender. ¶ 星占いによると彼女と僕はあまり相性がよくないようだ。 Hoshiuranai ni yoru to kanojo to boku wa amari aishō ga yoku nai yō da. Volgens de horoscoop past ze niet zo goed bij me. (TTC)
pittari・ぴったり
(1) zonder tussenruimte; strak; nauw; naadloos; hermetisch. ¶ 窓は全部ぴったり閉まってたのに、どうやってその猫は家の中に入ったんだろう。 Mado wa zenbu pittari shimatte ta no ni, dō yatte sono neko wa ie no naka ni haittan darō. Dat ondanks dat alle ramen potdicht waren die kat toch is binnengekomen. Ik vraag me af hoe. ¶ 私はぴったりしたジーンズが好きです。 Watashi wa pittarishita jīnzu ga suki desu. Ik houd van strakke spijkerbroeken. (yamasv) (2) precies; exact. ¶ 2つの指紋がぴったり一致した。つまり彼が殺人犯だ。 Futatsu no simon ga pittari itchishita. Tsumari kare ga satsujinhan da. De twee vingerafdrukken zijn een exacte match. Dat betekent dat hij de moordenaar is. ¶ 日本の電車はいつもぴったりの時間に来る。 Nihon no densha wa itsu mo pittari no jikan ni kuru. Treinen in Japan zijn altijd precies op tijd. (yamasv) (3) past; past goed bij; geschikt [voor, om]. ¶ この料理はこのワインにぴったりだ。 Kono Ryōri wa kono wain ni pittari da. Dit gerecht past goed bij deze wijn. ¶ 温泉はリラックスするのにぴったりの場所だ。 Onsen wa rirakkususuru no ni pittari no basho da. Hete (natuur)baden zijn heel geschikte plaatsen om te ontspannen. (yamasv) ¶ その帽子は彼女にぴったりだ。 Sono bōshi wa kanojo ni pittari da. Die hoed [muts, pet] staat haar precies goed. ¶ ぴったり合うかどうか、この新調の服を着てみなさい。 Pittari au ka dō ka, kono shinchō no fuku wo kite minasai. Probeer eens of dit nieuwe pak goed past. (TTC) (4) opeens; plotsklaps (stoppen).
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <passen>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
パスするpasusuru (1) passeren; (2) slagen (voor); (3) [sportt.] passeren; passen; een pass geven; toespelen; aanspelen; doorspelen; (4) [o.a. kaartsp.] passen
似うsoguu passen; harmoniëren; staan; matchen; overeenkomen; overeenstemmen; kloppen; stroken; gepast zijn; passend zijn
似合うniau passen; betamen; voegen; sieren; [着物が] (goed) staan; (goed) zitten; (goed) kleden; [場合に] geschikt zijn; passend zijn; voegzaam zijn
合うau (1) passen; gepast zijn; passend zijn; geschikt zijn; zitten; (2) goed staan; passen; betamen; behoren; voegen; sieren; (3) overeenstemmen; overeenkomen; stroken; matchen; beantwoorden aan; in overeenstemming zijn; harmoniëren; samengaan; samenvallen; coïncideren; (4) kloppen; juist zijn; correct zijn; [帳尻が] sluiten; gelijk uitkomen; (5) [時計が] gelijklopen; (6) renderen; lonend zijn; de moeite lonen
填まる ; 嵌まるhamaru (1) geraken in; (verzeild) raken in; vallen in; terechtkomen in; belanden in; (2) passen; geschikt; gepast; geknipt zijn voor; [条件に] voldoen aan; (3) klem raken; lopen; varen in; vast komen te zitten in; vastraken in; blijven steken in; (4) verliefd; smoorverliefd; dolverliefd zijn op; smoor; gek; dol zijn op; helemaal weg zijn van; stapel zijn op; (5) trappen in; beetgenomen worden; [計略に] in de val lopen; (6) gek; verzot; dol; verkikkerd; wild; tuk zijn op; weg zijn van; helemaal bezeten zijn van; zich zwaar interesseren voor; een ~freak zijn; helemaal into ~ zijn; geheel vervuld zijn van; warm lopen voor; enthousiast zijn over; verslaafd zijn aan
妥当するdatousuru passen; op zijn plaats zijn; steek houden; terecht zijn; gepast zijn; aangewezen zijn; juist zijn; billijk zijn; gerechtvaardigd zijn; adequaat zijn; toepasselijk zijn; passend zijn; geëigend zijn; geschikt zijn; gegrond zijn; steekhoudend zijn; valabel zijn; [veroud.] valide zijn
当tou (1) terechtheid; redelijkheid; billijkheid; gepastheid; wat juist; rechtvaardig; billijk is; (2) [boeddh.] anāgata; toekomst; (3) dit; deze; ons; huidig; onderhavig; in kwestie; gegeven; zich voordoend; genoemd; waarover; over wie we het hebben; waar het om gaat; dat aan de orde is; (a) vervuld worden; passen; (b) voldoen aan; beantwoorden aan; (c) op zich nemen; zich belasten met; (d) op de situatie afgaan; (e) toewijzen; (f) huidig; voor het ogenblik; (g) die; deze; (h) zoals het hoort; (i) verkozen zijn
投ずるtouzuru (1) [敵軍に] zich overgeven; capituleren; zwichten; (2) [時流に] meegaan; meedoen; te baat nemen; gebruik maken van; aangrijpen; inspelen op; benutten; (3) [意気相~] passen; overeenkomen; overeenstemmen; op één lijn zitten; klikken; (4) [旅宿に] logeren; verblijven; doorbrengen; z'n intrek nemen; (5) [直球を] werpen; gooien; smijten; keilen; (6) [白票を] uitbrengen; deponeren; [獄に] ingooien; inwerpen; (7) [身を] zich werpen op; zich storten in; zich inzetten voor; zich wijden aan; [Belg.N.] zich smijten; (8) [影; 光を] tot ver vooruit werpen; (9) [資金を] verstrekken; investeren; besteden; beleggen; steken in; (10) [薬餌を] toedienen
有り付くaritsuku (1) krijgen; verkrijgen; te pakken krijgen; vinden; komen aan; in de wacht slepen; (2) gewennen; gewoon worden; (3) kalmeren; bedaren; (4) zich settelen; zich vestigen; (5) intrekken; gaan inwonen; inhuwen; (6) passen; z'n draai vinden; (7) in een bep. stand; milieu geboren worden; (8) aan de kost komen; de kost verdienen; (9) houvast bieden; doen settelen; (10) doen settelen; aan een vaste betrekking helpen; een geregeld; gezapig; burgerlijk leven doen leiden
歩ho (1) stap; pas; schrede; [lit.t.] schred; tred; trede; (2) gang; loop; wandel; [i.h.b.] vooruitgang; stap vooruit; vordering; (3) infanterie; voetvolk [afkorting van hohei 歩兵]; (4) [kwantor om het aantal stappen; passen; schreden enz. te tellen]
相応するsouousuru (1) passen; betamen; behoren; geschikt zijn (voor); staan; voegen; (2) overeenkomen met; corresponderen met; beantwoorden aan
試着するshichakusuru aanpassen; passen; proberen
適すtekisu geschikt zijn; in aanmerking komen; gepast zijn; passend zijn; [form.] voegzaam zijn; aangewezen zijn; toepasselijk zijn; adequaat zijn; toereikend zijn; geëigend zijn; geknipt zijn; passen; liggen
Tijd: 0.48 sec. jiten.nl: 4 treffers, warandict: 13 treffers (zoekopdracht: 'passen', strategie: exact).
2005-2023