
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
fusagaru・塞がる
i.w. (1) [閉塞] omkneld zijn; ingesloten zijn; versperd zijn. (2) [家が] bewoond zijn. (3) [室が] bezet zijn; genomen zijn. (4) [手が] bezet zijn; geen tijd hebben. (5) [息が] stikken v. ¶ 胸が塞がる overweldigd door smart. ¶ あの人のあとは塞がりました zijn plaats is weer vervuld. ¶ 下水はも泥土で塞がってゐる de goot is verstopt door modder. ¶ 傷口が塞がって居る de wond is gesloten.
tokubetsu・特別
zn. uitzondering v.; bijzonderheid v. ¶ 特別號 extra nummer; speciale aflevering; speciale correspondent. ¶ 特別の speciaal; bijzonder. ¶ 特別に speciaal; in het bijzonder; vooral; voornamelijk. ¶ 特別授權 speciale machtiging. ¶ 特別席 speciaal gereserveerde plaatsen. ¶ 特別手當 bijzondere toelage; extra-vergoeding. ¶ 特別税 speciale belasting; extra-heffing.
kaijō・會場
kuchi・口
zn. (1) [口] mond m. (2) [言語] taal v. ; woord v. (3) [味感] smaak m. (4) [入口] deur v.; ingang m. (5) [吸口] mondstuk o. (6) [穴] opening v.; gat o. (7) [空位] vacature v.; vacante plaats v.; betrekking v. (8) [人數] aantal personen m. (9) [割前] aandeel o.; portie v.; (10) [部類] soort v.; artikel o.; merk o. ¶ 口を開く den mond opendoen. ¶ 口をきく spreken met. ¶ 口を出す zich mengen in; zich bemoeien met. ¶ 口がすべる zich verspreken. ¶ 口が惡い gemeene taal uitslaan. ¶ 口と腹とは違ふ niet meenen wat men zegt. ¶ 口に合ふ naar den smaak zijn. ¶ 口を探す een baantje zoeken. ¶ 此の口は品切れになりました dit artikel is uitverkocht; deze soort hebben wij niet meer. ¶ 口にて mondeling.
kiseki・軌跡
zn. meetkundige plaats v.
ugoku・動く
i.w. (1) [動く] bewegen; zich bewegen. (2) [移動] van plaats veranderen; zich verplaatsen. (3) [運轉] loopen; gaan; werken. (4) [變動] veranderen; zich wijzigen. (5) [搖ぐ] schommelen; schudden. (6) [感ずる] geroerd worden; getroffen zijn. ¶ 動かざる onbewegelijk; roerloos; (心の) onbewogen; onverschillig. ¶ 動かざる事泰山の如し rotsvast; onwankelbaar. ¶ 品が一寸も動かない er wordt niets verkocht. ¶ 時計が動かなくなった het horloge staat stil. ¶ 一寸も動くことはならぬぞ verroer je niet!; blijf stokstil staan!
SUPPLEMENT (trefwoord)
kaigijō・会議場
zn. vergaderzaal; vergaderruimte; conferentiezaal; congreszaal; congres centrum (het); conventie centrum (het); plaats van bijeenkomst. ¶ 会議場内で自社の製品の展示場を設けたいとお考えでしたら、早急にご連絡下さい kaigijōnai de jisha no seihin no tenjijō wo mōketai to okangae deshitara, sakkyū ni gorenraku kudasai Laat u me het alstublieft zo snel mogelijk weten als u een deel van de conferentiezaal zou willen opzetten om uw producten te tonen. (TTC) ¶ もっと会議場に近い場所の部屋の方がよろしければ、ご連絡下さい。 Motto kaigijō ni chikai basho no heya no hō ga yoroshikeraba, gorenraku kudasai Neemt u alstublieft contact met mij op als u de voorkeur geeft aan een kamer dichter bij de conferentiezaal. (TTC)
pittari・ぴったり
(1) zonder tussenruimte; strak; nauw; naadloos; hermetisch. ¶ 窓は全部ぴったり閉まってたのに、どうやってその猫は家の中に入ったんだろう。 Mado wa zenbu pittari shimatte ta no ni, dō yatte sono neko wa ie no naka ni haittan darō. Dat ondanks dat alle ramen potdicht waren die kat toch is binnengekomen. Ik vraag me af hoe. ¶ 私はぴったりしたジーンズが好きです。 Watashi wa pittarishita jīnzu ga suki desu. Ik houd van strakke spijkerbroeken. (yamasv) (2) precies; exact. ¶ 2つの指紋がぴったり一致した。つまり彼が殺人犯だ。 Futatsu no simon ga pittari itchishita. Tsumari kare ga satsujinhan da. De twee vingerafdrukken zijn een exacte match. Dat betekent dat hij de moordenaar is. ¶ 日本の電車はいつもぴったりの時間に来る。 Nihon no densha wa itsu mo pittari no jikan ni kuru. Treinen in Japan zijn altijd precies op tijd. (yamasv) (3) past; past goed bij; geschikt [voor, om]. ¶ この料理はこのワインにぴったりだ。 Kono Ryōri wa kono wain ni pittari da. Dit gerecht past goed bij deze wijn. ¶ 温泉はリラックスするのにぴったりの場所だ。 Onsen wa rirakkususuru no ni pittari no basho da. Hete (natuur)baden zijn heel geschikte plaatsen om te ontspannen. (yamasv) ¶ その帽子は彼女にぴったりだ。 Sono bōshi wa kanojo ni pittari da. Die hoed [muts, pet] staat haar precies goed. ¶ ぴったり合うかどうか、この新調の服を着てみなさい。 Pittari au ka dō ka, kono shinchō no fuku wo kite minasai. Probeer eens of dit nieuwe pak goed past. (TTC) (4) opeens; plotsklaps (stoppen).
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <plaats>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
ゆとりyutori (1) ruimte; plaats; gelegenheid; [fig.] speelruimte; speling; vrije tijd; (2) financiële ruimte; marge; manoeuvreerruimte; bewegingsruimte; bewegingsvrijheid; armslag; (3) experimenteerruimte
スペースsupeesu (1) plaats; ruimte; (2) [drukk.] spatie; tussenruimte; (3) ruimte; heelal
スポットsupotto (1) [radio; tv] spot; spotje; (2) plek; plaats; (3) spotlight; schijnwerpers; [fig.] belangstelling; (4) [biljart] acquit
一節issetsu (1) passage; passus; fragment; paragraaf; plaats; greep; (2) alinea; (3) strofe; couplet; stanza; (4) [bijb.] vers; (5) lettergreep; woorddeel; syllabe
位置ichi (1) positie; ligging; plaats; situatie; context; (2) maatschappelijke positie; stand; rang; status; (3) positie; betrekking
位kurai (1) rang; stand; klasse; (2) graad; maat; mate; (3) waardigheid; (4) positie; plaats; ligging; (5) troon; kroon; het koningschap; (6) (in een getal) cijfer; (7) […~] [partikel dat een hoeveelheid; mate bij benadering uitdrukt] ongeveer; circa; om en bij; omtrent; bij benadering; […~] hoeveel?; hoe lang?; hoeveel tijd?; (8) […~] [partikel dat een referentiepunt bij benadering uitdrukt] bijna; nagenoeg; haast; bijkans; zo … als; even … als; in die mate; genoeg om te …; (9) […~なら] [partikel dat een extreem voorbeeld geeft; of het belang van een voorbeeld nuanceert; overdrijft] tenminste; eerder … dan; liever … dan
余地yochi ruimte; plaats
個所 ; 箇所kashyo plek; plaats; punt
僻地hekichi afgelegen gebied; plaats; verlaten streek; buitenplaats; uithoek; ergens ver weg; periferie; [fig.] rimboe
分bun (1) deel; part; portie; (2) gedeelte; segment; (3) status; positie; plaats; stand; standing; hoedanigheid; capaciteit; (4) plicht; taak; (5) staat; omstandigheden; (6) veronderstelling; (7) soort; allooi; (8) enkel dat; (9) portie; dosis; hoeveelheid; (10) hoedanigheid; (11) -gehalte; (12) -tijd; (13) tiende; tiende deel; gedeelte; tien procent; (14) [oude lengtemaat] 0,1 sun 寸 [= ca. 3,03 mm]; (a) verdeling; opdeling; scheiding; (b) verduidelijking; (c) aftakking; apart deel; (d) bestanddeel; element; (e) tijdsgewricht; (f) attributie; plicht; (g) kwalificatie; hoedanigheid; positie; (h) staat; toestand; mate
園sono (1) tuin; gaard; gaarde; [Belg.N.] hof; (2) plek; plaats
土地tochi (1) grond; land; aarde; [vaderlandse enz.] bodem; (2) terrein; domein; stuk land; lap grond; [pregn.] lap; [pregn.] perceel; [lit.t.] landouw; (3) plaats; gebied; gewest; streek; regio; buurt; (4) territorium; domein; grondgebied
土do (1) grond; bodem; aarde; (2) terrein; gebied; domein; land; territorium; streek; plaats; (3) tǔ [= 3e fase binnen de wǔxíng 五行]]; (4) zaterdag; [afk.] za.; (5) provincie Tosa; (6) Turkije; (a) grond; aarde; (b) land; gebied; streek; (c) tǔ; (d) Saturnus; (e) provincie Tosa
地位chii status; stand; rang; positie; plaats; standing; stelling
地点chiten punt; plaats; plek
地理chiri (1) topografische situatie; bijzonderheden van een landstreek; plaats; buurt; omgeving; (2) aardrijkskunde; geografie
地ji (1) grond; aarde; bodem; (2) streek; land; (3) basis; fundering; grondslag; (4) natuurlijke huid; (5) ondergrond; grondlaag; fond; veld; (6) stof; weefsel; textiel; (7) aard; karakter; (8) grondtekst; (9) werkelijkheid; realiteit; feit; (10) [go] ingenomen gebied; (11) muzikale begeleiding bij Japanse dans; (12) [Jap.muz.] motief; (13) [shamisen-muz.] grondtoon; (14) [nō-theater] koorgezang; koorzang; koorlied; koorstuk; (15) jiai-recitatie [= intonering onder shamisen-begeleiding]; (a) grond; aarde; land; (b) streek; plaats; (c) [boeddh.] bhūmi [= stadium binnen iems. religieuze ontwikkeling]; (d) grondstof; onbewerkt materiaal; (e) aard; karakter; natuur
地chi (1) aarde; bodem; land; grond; gebied; terrein; (2) plek; plaats; (3) [m.b.t. boek; bladzijde] voet
場所bashyo (1) plaats; plek; oord; lokaliteit; het waar; (2) plaats; ligging; lokatie; situering; zetel; haard; [fig.] toneel; (3) plaats; ruimte; [i.h.b.] zitplaats; (4) sumō-toernooi; één van de kampioenschappen in het sumō; basho
場jou -terrein; -veld; -plaats; -ruimte; -perk; -stadium; [i.h.b.] -baan; [i.h.b.] -droom; [i.h.b.] -piste; [m.b.t. golf] -links
場ba (1) plek; plaats; [i.h.b.] zitplaats; (2) ruimte; plaats; (3) omstandigheden; gelegenheid; (4) [ton.; film] scène; (5) beursvloer; beurssessie; effectenhandel; effectenmarkt; (6) veld; terrein
局所kyokushyo (1) deel; plaats; (2) [geneesk.] aangetast deel; zieke plek; (3) [anat.] schaamstreek; schaamdelen; geslachtsdelen
局部kyokubu (1) deel; plaats; (2) geslachtsdelen; genitaliën; edele delen
席seki (1) zitplaats; plaats; zitgelegenheid; zitje; zetel; gestoelte; (2) locatie; gelegenheid; [i.h.b.] bijeenkomst; (3) positie; betrekking; post; functie; (4) variététheater; (5) rieten mat; bamboemat; (6) [maatwoord voor zitplaatsen; plaatsen]
広場hiroba (1) open ruimte; plein; esplanade; plaza; piazza; [niet alg.] plaats; [i.h.b.] agora; [i.h.b.] marktplein; (2) platform [plaats waar men z'n mening kan zeggen]
座席zaseki plaats; zitplaats; zitje; bank
弱点jakuten zwakke plek; plaats; zwak; teer punt; zwak; achilleshiel; zwakheid; kwetsbare plaats; zijde; gevoelige; pijnlijke; zere plek; gebrek; tekortkoming
所 ; 処tokoro (1) plaats; plek; stee; oord; zetel [der regering enz.]; gebied; lokatie; ruimte; afstand; ligging; (2) adres; verblijfplaats; (3) [bij iem.] thuis; (4) [~の] streek-; … van het platteland; plaatselijk; plaatselijke; gewestelijk; gewestelijke; (5) deel; gedeelte; stuk; passage; (6) [弱い; 強い] punt; kant; trek; (7) positie; rol; (8) omstandigheid; geval; gelegenheid; (9) [maatwoord voor plekken; stuks e.d.]; (10) [maatwoord voor godheden; edellieden e.d.]; (11) [op het] moment [dat …]; de tijd dat …; [op het] punt [staan te …]; [op het] ogenblik [dat …]; (12) een kwestie van …; in de orde van …; (13) dat wat …; datgene wat …; (14) waaraan; waarover; (15) toen …; wanneer …
所toko (1) plaats; plek; (2) huis; thuis; (3) familie; afkomst; (4) moment; (5) geval; (6) […がとこ] ten bedrage van
文章bunshyou (1) zin; passage; locus; plaats; tekst; (2) opstel; artikel; schriftstuk; geschrift; [i.h.b.] stijl
某bou (1) zeker iemand; dinges; die en die; zekere plaats; zeker tijdstip; x [= onbekende; geanonimiseerde persoon; plaats of datum]; (2) [♂; hum.] ik; (a) x; onvernoemde persoon; plaats; datum
椅子isu (1) stoel; zetel; divan; (2) plaats; vacature; openstaande betrekking; (3) [大臣の~] portefeuille
欄ran (1) rubriek; kolom; -berichten; kroniek; (2) vakje; hokje; plaats; ruimte; veld
番手bante (1) garennummer; (2) slotwachter; kasteelbewaker; schildwacht; (3) rotatie; toerbeurt; wisselbeurt; (4) [sportt.] positie; plaats; (5) [mil.] linie
番ban (1) volgorde; rangorde; orde; plaatsing (in een volgorde); plaats; (2) beurt; speelbeurt; (3) nummer; nr.; (4) wacht; het waken; het oppassen; bewaking; hoede; uitkijk; waak; [arch.] wake; (5) dienst; werkbeurt; (6) wacht; bewaker; hoeder; wachter; oppasser; (7) partij; spel; wedstrijd; rondje; potje
短tan (1) gebrek; onvolkomenheid; tekortkoming; fout; mankement; tekort; behepsel; euvel; zwakke plek; plaats; zijde; zwak punt; manco; defect; [form.] feil; (2) [muz.] mineur; (3) tanka [verkorting van tanka 短歌]; (4) kort; kortstondig
短所tanshyo gebrek; onvolkomenheid; tekortkoming; fout; mankement; tekort; behepsel; euvel; zwakke plek; plaats; zijde; zwak punt; zwakte; zwakheid; nadeel; ongunstige factor; min(punt); tegen; deficiëntie; imperfectie; onvolmaaktheid; manco; defect; [form.] feil
空間kuukan (1) ruimte; plaats; (2) [maatwoord voor ruimtes]
立場tachiba (1) positie; situatie; plaats; stelling; hoedanigheid; [fig.] iems. schoenen; [対等の] voet; [苦しい~] parket; (2) standpunt; stellingname; houding; opstelling; opvatting; [oneig.] gezichtspunt; [oneig.] oogpunt; [fig.] hoek
節fushi (1) [plantk.] knoop; nodus; [i.h.b.] stengelknoop; knorf; kwast; knoest; war; noest; kwar; knobbel; gewricht; gewrichtsknobbel; geleding; kneukel; knokkel; knokel; kluwen; knot; knoedel; (2) punt; plek; plaats; passage; locus; (3) moment; gewichtige gebeurtenis; tijdsgewricht; overgangspunt; sluitstuk; (4) [muz.] melodie; toon; noot; [muz.] passage; (5) intonatie; klemtoon; accent; (6) gedroogde bonito (Katsuwonus pelamis); (7) [maatwoord voor knopen; kneukels]
船位seni [scheepv.] bestek; plaats; positie van een schip; scheepspositie
辺地henji (1) [boeddh.] plaats waar Amida-sceptici herboren worden; (2) [vanuit China's of India's standpunt] Japan; (3) uithoek; afgelegen oord; plaats; streek; buitenplaats; buitengewest; buitenpost; boerengat; negorij; negerij
辺地henchi (1) uithoek; afgelegen oord; plaats; streek; buitenplaats; buitengewest; buitenpost; boerengat; negorij; negerij; (2) [boeddh.] plaats waar Amida-sceptici herboren worden; (3) [vanuit China's of India's standpunt] Japan
郷gou (1) platteland; dorp; (2) [ritsuryō] gemeente; (3) [ritsuryō] ± kanton; (4) Gō; (a) dorp; (b) thuisdorp; geboortestreek; (c) plaats; plek; oord
間ma (1) ruimte; plaats; tussenruimte; interval; entre-deux; (2) vertrek; kamer; ruimte; (3) pauze; onderbreking; tijdsinterval; (4) tijd; moment; poos; (5) gelegenheid; kans; ruimte; [i.h.b.] geluk; (6) [muz.] maat; [i.h.b.] cesuur; rustpunt; [oneig.] ritme; tempo; timing
Tijd: 0.5 sec. jiten.nl: 20 treffers, warandict: 45 treffers (zoekopdracht: 'plaats', strategie: exact).
2005-2023