
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
gyaku・逆
bn. (1) [反對] tegengesteld; omgekeerd. (2) [叛逆] oproerig. ¶ 逆壓 tegen-druk. ¶ 逆潮 tegenstroom. ¶ 逆動する achteruitgaan. ¶ 逆緣 ongeluk; noodlot; omgekeerde volgorde van overlijden; dood van de kinderenvoor de ouders. ¶ 逆風 tegenwind. ¶ 逆擊 tegenaanval. ¶ 逆比 omgekeerdereden. ¶ 逆比例の omgekeerd evenredig. ¶ 逆意 verraderlijke bedoeling. ¶ 逆上 stijgen van bloed naar de hersenen; duizeligheid (眩暈). ¶ 逆上する gek worden. ¶ 逆戾りする teruggaan. ¶ 逆に in tegengestelde richting; den anderen kant uit; verkeerd. ¶ 逆流 tegenstroom. ¶ 逆算する terugrekenen. 逆説 paradox. ¶ 逆心 verraderlijke bedoeling. ¶ 逆臣 verrader. ¶ 逆進 achterwaartsche beweging; achteruitgaan. ¶ 逆襲 tegenaanval. ¶ 逆提供 contra-offerte. ¶ 逆轉 omzetting. ¶ 逆轉する terugdraaien; omzetten. ¶ 逆徒 verrader. ¶ 逆睹 voorspelling. ¶ 逆運 tegenspoed; tegenslag; ongeluk. ¶ 逆運動 teruggang; acherwaartsche beweging. ¶ 逆産 omgekeerde geboorte; geboorte met de voeten vooruit.
hōgaku・方角
zn. richting v.
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <richting>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
動向doukou (1) [psych.] conatie; streving; (2) stroming; stroom; tendens; trend; richting; ontwikkeling; tendentie
向きmuki (1) richting; ligging; oriëntatie; positie; gerichtheid; (2) bestemming; geschiktheid; aangewezenheid; bedoeling; (3) betrokkene; belanghebbende; mensen die ~; (4) opvliegendheid
宗派shyuuha (1) [rel.] religieuze groepering; denominatie; gezindte; kerkgenootschap; (2) [boeddh.] boeddhistische stroming; kerk; sekte; (3) [i.h.a.] gezindte; gemeente; stroming; groepering; school; richting
寄りyori (1) bijeenkomst; vergadering; samenkomst; treffen; verzameling; opkomst; (2) [m.b.t. puist; huiduitslag enz.] het zich op één plek voordoen; (3) [sumō-jargon] techniek waarbij men de tegenstander wegduwt terwijl men diens band vasthoudt; (4) (uit) ~ richting; neigend tot ~
当て所なくatedonaku doelloos; richtingloos; zonder doel; richting; plan; op goed geluk
当て所もなくatedomonaku doelloos; richtingloos; zonder doel; richting; plan; op goed geluk
手te (1) hand; [volkst.] jat; [inform.] klauw; krauwel; [Barg.] fietsen; (2) arm; (3) poot; [i.h.b.] voorpoot; (4) handvat; oor; (5) [meton.] hand; arbeidskracht; kracht; hulpkracht; hulp; helper; (6) [meton.] iems. handen; iems. bezit; (7) handschrift; schrift; (8) middel; truc; foefje; manoeuvre; techniek; (9) verwonding; wond; (10) [将棋の] zet; (11) [トランプの] hand; kaarten; (12) richting; kant; zijde; (13) soort; slag; merk; (14) vaardigheid; bekwaamheid; (15) betrekking; band; (16) hand-; handgemaakt; handgemaakte …; (17) hand-; meeneem-; (18) [~keiyōshi; keiyōdōshi] [beklemtonend voorvoegsel]; (19) in de richting van …; -waarts; (20) [noemt een zekere kwaliteit]; (21) [RYK~] -er [achtervoegsel waarmee nomina agentis gevormd worden]; (22) [maatwoord voor shogi-; schaakzetten]
方位houi hoek; streek; richting; positie; hemelstreek; windstreek; [羅針盤の] kompasstreek; kompasrichting; [astron.; landmeetk.] azimut
方向houkou (1) richting; oriëntatie; koers; loop; (2) weg; koers; [i.h.b.] loopbaan
方向転換するhoukoutenkansuru wenden; draaien; zich keren; ombuigen; zwenken; omdraaien; z'n koers verleggen; van koers; richting; front veranderen; een andere koers nemen; zich heroriënteren; [fig.] koers; z'n standpunt wijzigen; [fig.] het roer omgooien; [fig.] het over een andere boeg gooien
方角hougaku (1) windstreek; windrichting; hemelstreek; hoek; (2) ligging; positie; oriëntatie; (3) richting; (4) middel; instrument
方面houmen (1) richting; streek; [ter] hoogte [van]; [in de] buurt [van]; ~ en daaromtrent; ~ en omgeving; ~ en omstreken; (2) gebied; terrein; vlak; facet; domein; kring; kant; aspect
方kata (1) richting; directie; (2) mijnheer; mevrouw; (3) -wijze; manier van ~; (4) per adres; p; a
方hou (1) richting; kant; zijde; ~ heen; -waarts; [mijner-; jouwer-; enz] -zijds; (2) vlak; (competentie)gebied; terrein; domein; (3) veeleer ~; aan de ~ kant; eerder ~ (dan ~); wat beter; verkieslijker enz. is [verwijst vaak naar het voorkeursalternatief]; (4) kwadraat; tweede macht; vierkant; (5) methode; manier; wijze
本家honke (1) hoofdlinie van een familie; hoofdfamilie; (2) hoofdwinkel; hoofdvestiging; (3) hoofd van een stroming; richting; school; (4) grondlegger; initiator; initiatiefnemer; geestelijke vader
流派ryuuha school; richting
流ryuu (1) [maatwoord voor vlaggen en vaandels]; (a) op de wijze van …; in de stijl van …; op de manier van …; naar …; à la …; (b) school [van denkers]; richting; (c) -(st)e klas; -(st)e rang; -(st)e orde
照準shyoujun het aanleggen op; aanleg; het mikken op; mik; het richten naar; richting; doel
狙い ; 狙nerai (1) aanleg [van het geweer enz.]; richting; mik; het mikken; het richten; het aanleggen; (2) doel; streven; oogmerk; bedoeling; doelstelling; doeleinde
見当kentou (1) doel; doelwit; doeleinde; mikpunt; (2) richting; (3) verwachting; vooruitzicht; perspectief; (4) schatting; raming; begroting; taxatie; (5) veronderstelling; onderstelling; vermoeden; hypothese; presumptie; (6) circa ~; ongeveer ~; om en bij de ~; rond de ~; in de buurt van ~; bij benadering ~
針路shinro (1) koers; (2) [fig.] koers; richting
Tijd: 0.45 sec. jiten.nl: 5 treffers, warandict: 21 treffers (zoekopdracht: 'richting', strategie: exact).
2005-2023