
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
warau・笑ふ
(笑う) i.w. lachen; lachen om.; t.w. bespotten. ¶ 笑ふべき belachelijk; lachwekkend; bespottelijk; grappig. ¶ 笑ひながら lachend; met een lachend gezicht. ¶ 笑はれる uitgelachen worden. ¶ 陰にて笑ふ in zijn vuistje lachen. ¶ 皮肉に笑ふ smalend lachen. ¶ 笑ひ崩れる schudden van ’t lachen; zich doodlachen. ¶ 笑って迎える glimlachend verwelkomen. ¶ 笑はずに居れぬ zijn lachen niet kunnen bedwingen.
yurugi・揺ぎ
zn. schommeling v.; slingering v.; zwaai m.; schudding v. ¶ 揺ぐ schommelen; schudden; slingeren; zwaaien.
yure・揺れ
ugoku・動く
i.w. (1) [動く] bewegen; zich bewegen. (2) [移動] van plaats veranderen; zich verplaatsen. (3) [運轉] loopen; gaan; werken. (4) [變動] veranderen; zich wijzigen. (5) [搖ぐ] schommelen; schudden. (6) [感ずる] geroerd worden; getroffen zijn. ¶ 動かざる onbewegelijk; roerloos; (心の) onbewogen; onverschillig. ¶ 動かざる事泰山の如し rotsvast; onwankelbaar. ¶ 品が一寸も動かない er wordt niets verkocht. ¶ 時計が動かなくなった het horloge staat stil. ¶ 一寸も動くことはならぬぞ verroer je niet!; blijf stokstil staan!
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <schudden>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
動かすugokasu (1) in beweging brengen; doen bewegen; bewegen; aandrijven; drijven; (2) verplaatsen; verzetten; de positie van iets veranderen; elders; anders zetten; (3) doen schommelen; schommelen; schudden; (4) rijden; [een voertuig] besturen; [een machine; toestel] doen functioneren; bedienen; laten draaien; laten werken; aan de gang brengen; aan de praat brengen; (5) [een leger; troepen; mankracht] mobiliseren; inzetbaar maken; voor actie klaarmaken; (6) veranderen; wijzigen; [binnen een bedrijf personeel] herschikken; (7) ontkennen; (8) [心を] roeren; ontroeren; treffen; in beroering brengen; in het gemoed treffen; aangrijpen; aanpakken; tot het gemoed spreken; invloed hebben op; aandoen; beïnvloeden; prikkelen
動くugoku (1) bewegen; zich bewegen; in beweging zijn; (2) van plaats veranderen; van positie veranderen; zich verplaatsen; (3) schommelen; wiegen; heen en weer bewegen; schudden; (4) [m.b.t. machine; toestel] lopen; aan staan; werken; in werking zijn; aangeschakeld zijn; functioneren; gaan; (5) handelen; doen; actief zijn; werken; bezig zijn; onledig zijn; in de weer zijn; in het getouw zijn; (6) beïnvloed worden; een invloed ondergaan; beheerst worden; wankelen; fluctueren; schommelen; (7) ontroerd zijn; geroerd zijn; onder de indruk zijn; getroffen zijn; geraakt zijn; geëmotioneerd zijn; (8) veranderen; veranderd worden; zich wijzigen; een wijziging ondergaan; (9) overgeplaatst worden [naar een andere positie; werkplaats]; een andere standplaats krijgen
動揺するdouyousuru (1) schokken; horten; stoten; hobbelen; denderen; [m.b.t. schip] rollen; deinen; slingeren; schommelen; heen en weer; op en neer bewegen; wiebelen; beven; stampen; schudden; oscilleren; [niet alg.] daveren; (2) schommelen; fluctueren; (3) weifelen; dubben; wankelen; [fig.] walen; aarzelen; heen en weer geslingerd worden; in dubio staan; (4) huiveren; in beroering zijn; geagiteerd; woelig; roerig zijn; geschokt zijn; onrustig; rusteloos; ongerust; verontrust zijn; ontsteld; in de war; van streek; ontdaan; van de kook; van de wijs; uit z'n doen zijn
振う ; 奮う ; 揮うfuruu (1) [暴力を] plegen; gebruiken; aanwenden; laten gelden; [権力を] uitoefenen; hanteren; voeren; [刀を] zwaaien; wuiven; schudden; [手腕を] tentoonspreiden; demonstreren; aan de dag leggen; (2) [勇気を] scheppen; vatten; verzamelen; bij elkaar schrapen; (3) gedijen; tieren; welvaren; bloeien; floreren; welvarend zijn; voorspoedig zijn; succes hebben; het goed doen
振り動かすfuriugokasu zwaaien; schudden; heen en weer bewegen
振るfuru (1) zwaaien; heen en weer bewegen; wuiven met; kwispelen met; zwiepen met; (2) strooien; sprenkelen; schudden; (3) toedelen; toewijzen; toebedelen; (4) afwijzen; dumpen; laten vallen; in de steek laten; verlaten; laten zitten; de bons geven; afdanken; (5) opgeven; ter beschikking stellen; opofferen; overslaan; wegblijven van; (6) uitgeven; in omloop brengen
揺さ振るyusaburu (1) wiegen; schommelen; heen en weer slingeren; zwaaien; (2) schudden; schokken; dooreenschudden; doen beven; choqueren
揺するyusuru schudden; heen en weer schommelen; wiegen; slingeren; zwaaien
揺るがすyurugasu (1) schokken; schudden; (2) choqueren
揺れるyureru (1) beven; trillen; schudden; deinen; wiegen; wiebelen; [m.b.t. zeewier] golven; schokken; horten; [m.b.t. trein] hotsen; slingeren; schommelen; zwaaien; [m.b.t. schip] rollen; [m.b.t. schip] stampen; op en neer gaan; [m.b.t. kaarslicht] flakkeren; (2) wankelen; schudden [op zijn grondvesten]; in beroering zijn; in opschudding verkeren; in rep en roer zijn; (3) aan het wankelen raken; weifelen; onzeker zijn; in dubio staan
Tijd: 0.48 sec. jiten.nl: 5 treffers, warandict: 10 treffers (zoekopdracht: 'schudden', strategie: exact).
2005-2023