
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
ichiban・一番
telw. eerst; bn. best; zn. spel (勝負) o.; bw. (一度試みに) om te probeeren; bij wijze van proef. ¶ 一番先の de voorste. ¶ 一番後の de achterste. ¶ 一番汽車 de eerste trein. ¶ 級中の一番 de eerste van de klasse. ¶ 一番弟子 de beste leerling; de primus; nummer een. ¶ 此れが一番好きだ dit bevalt mij het best. ¶ 一番良くて op zijn best; hoogstens. 一番やらうか zullen we een spelletje doen? ¶ 一番やって御覽 probeer het eens.
SUPPLEMENT (trefwoord)
kansō・感想
(znw, suru-ww) Iets over een bepaald onderwerp voelen en denken; een indruk hebben; gedachten hebben; gevoel hebben; reactie; ¶ …という感想を抱く ...to iu kansō wo idaku denken dat; het gevoel hebben dat ¶ それの感想は? Sore no kansō wa? Wat denk je ervan? (TTC) ¶ ゲームについてのご感想は? Gāmu ni tsuite no go-kansō wa? Wat vindt u van het spel? (TTC) ¶ 彼はその詩の感想を述べた。 Kare wa sono shi no kansō wo nobeta. Hij vertelde wat voor indruk het gedicht op hem maakte. (TTC)
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <spel>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
ゲームgeemu (1) spel; (2) [maatwoord voor spelletjes]
ドラマdorama (1) drama; toneel; (2) toneelstuk; toneelspel; drama; stuk; spel
プレーpuree (1) spel; (2) [sportt.] wedstrijd; [als commando] play!; (3) [ton.] toneelspel; spel; toneelstuk; stuk; drama; (4) opvoering; optreden; (5) katrol; riemschijf; poelie; (6) Phrae [= Thaise provincie of hoofdstad van de Thaise provincie Phrae]
一組hitokumi set; pakket; ploeg; [m.b.t. kaarten] spel; pak; [i.h.b.] servies; [m.b.t. 2 stuks] paar; span; stel
劇geki (1) toneelkunst; kunst van de opvoering van toneelstukken; acteerkunst; kunst van het toneelspelen; (2) drama; toneel; toneelspel; toneelstuk; theaterstuk; theater; (3) hevig; enorm; fel; (a) hevig; druk; sterk; (b) spel; drama; (c) schouwburg
勝負shyoubu (1) overwinning of nederlaag; zege of nederlaag; winst of verlies; (2) wedstrijd; partij; spel; kamp; match; strijd; wedkamp
博打 ; 博奕bakuchi (1) het gokken; gokkerij; gokspel; [pregn.] spel; het spelen; (2) risico; waagstuk; gok; gevaarlijke onderneming; [i.h.b.] speculatie
戯れtawamure (1) spel; (2) pret; lol; fun; vermaak; amusement; plezier; grap; scherts; gekheid; aardigheid; geestigheid; spielerei; (3) geflirt; gestoei; flirt; caprice
戯曲gikyoku (1) drama; toneel; (2) toneelstuk; toneelspel; drama; stuk; spel
狂言kyougen (1) [Jap.ton.] kyōgen [= tussen nō-stukken opgevoerde klucht; komisch tussenspel]; (2) [i.h.a.] toneelstuk; toneelspel; stuk; spel; drama; voorstelling; opvoering; (3) schijnvertoning; bedotterij; komedie; schijn; veinzerij; misleiding; bedrog; doorgestoken kaart; opgelegd pandoer; afgesproken zaak; werk; [Belg.N.] opgezet spel; [gew.] opgemaakt spel; [gew.] noten met gaatjes; [gew.; w.g.] bestoken werk; [veroud.] gemaakte mouw
番ban (1) volgorde; rangorde; orde; plaatsing (in een volgorde); plaats; (2) beurt; speelbeurt; (3) nummer; nr.; (4) wacht; het waken; het oppassen; bewaking; hoede; uitkijk; waak; [arch.] wake; (5) dienst; werkbeurt; (6) wacht; bewaker; hoeder; wachter; oppasser; (7) partij; spel; wedstrijd; rondje; potje
競技kyougi (1) [sportt.] wedstrijd; competitie; kamp; (2) spel; sport; (3) sportevenement
芝居shibai (1) toneelspel; toneelstuk; toneeluitvoering; toneel; drama; stuk; spel; vertoning; voorstelling; theatervoorstelling; toneelvoorstelling; opvoering; toneelopvoering; theater; (2) [fig.] komedie; komediespel; aanstellerij; veinzerij; theater; toneel; toneelspel; theatraal gedoe; [scherts.] aanstelleritis; verlakkerij; doorgestoken kaart; ingestudeerd nummertje poppenkast; poppenkasterij
試合 ; 仕合shiai (1) wedstrijd; partij; match; spel; potje; [sportt.] nummer; treffen; [i.h.b.] concours; toernooi; (2) [fig.] strijd; worsteling; gevecht; (3) [maatwoord voor wedstrijden]
賭けkake (1) weddenschap; gok(je); [w.g.] weddingschap; [spreekt.] wedje; [veroud.] wedspel; spel; (2) gok; riskante zaak
賭事kakegoto het gokken; gokkerij; kansspel; spel
踊り場; 踊場odoriba (1) plek waar men kan dansen; dancing; dansgelegenheid; danshuis; danstent; [Barg.] denderkit; [gew.] spel; dansvloer; (2) overloop; trapportaal; portaal; tussenbordes
遊び事asobigoto spel; spelletje; tijdverdrijf; ontspanning; vermaak; hobby; liefhebberij; verzetje; verstrooiing; afleiding
遊びasobi (1) spel; (2) hobby; recreatie; tijdverdrijf; passe-temps; ontspanning; (3) vermaak; vertier; amusement; plezier; fun; lol; entertainment; (4) boemel; boemelarij; braspartij; uitspattingen; (5) bezoekje; uitstapje; trip; tochtje; uitje; excursie; (6) [hand.] rust; inactiviteit; slapte; (7) speling; speelruimte; (8) [lit.] toeschouwershouding; onpartijdigheid; afstandelijkheid; (9) [drukw.] schutblad; dekblad; respectblad; (10) animatrice; animeermeisje; hostess; (11) [shintoïsme] liturgisch zangspel; dansspel
遊戯yuugi (1) spel; gespeel; vermaak; amusement; (2) [onderw.] bewegingsactiviteiten; dansactiviteiten op muziek
Tijd: 0.49 sec. jiten.nl: 10 treffers, warandict: 20 treffers (zoekopdracht: 'spel', strategie: exact).
2005-2023