
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
asobu・遊ぶ
i.w. (1) [遊ぶ] spelen; zich vermaken met. (2) [遊山] wandelen; een uitstapje maken; een wandeling doen. (3) [訪問] op bezoek gaan. (4) [遊惰] luieren. (5) [遊蕩] doordraaien; aan den zwabber zijn; zwabberen. (6) [失業] geen werk hebben; buiten betrekking zijn; leegloopen. ¶ 外國に遊ぶ een reisje maken naar het buitenland. ¶ お隣で遊んで來た ik heb hier naast een praatje gemaakt. ¶ 遊んで居る金はない ik heb geen geld vrij; ik heb geen geld beschikbaar.
hana・花
zn. (1) [植物の] bloem v.; bloesem v. (2) [骨牌] speelkaarten v.mv. (3) [祝儀] fooi v.; gratificatie v. (4) [精華] bloem v.; de trots v.; de keur v. ¶ 花が咲く bloeien; bloesems dragen. ¶ 花を摘む bloemen plukken. ¶ 花を手折る bloem afplukken; een vrouw bezitten (女を). ¶ 花を引く kaart spelen. ¶ 軍隊中の花 keur der troepen. ¶ 國民の花 de bloem van de natie. ¶ 花を咲かす furore maken; opgang maken. ¶ 言はぬが花 het is beter er niet over te spreken. ¶ 花ある言葉 bloemrijke taal.
itazura・いたづら
(いたずら, 悪戯, 惡戲, 徒, 徒ら) zn. (1) [惡戲] ondeugendheid v.; kwajongensstreek m. (2) [徒爲] nutteloosheid v. (3) [淫蕩] geiligheid v.; gemeenigheid v.; wulpschheid v. ¶ いたづらな (惡戲な) ondeugend; kwajongensachtig; (徒爲な) nutteloos; noodeloos; (淫蕩な) geil; onzedelijk. ¶ いたづらに (面白半分に) voor de grap; uit gekheid; zoo maar; (徒爲に) vergeefs; nutteloos. ¶ いたづらをする (わるさする) gekheid maken; kwajongensstreek uithalen; stoeien; spelen. ¶ いたづら者 ondeugd; vrouw van losse zeden (不品行な女) ¶ 徒になる op niets uitloopen. ¶ いたづら盛り de ondeugende leeftijd. ¶ いたづら兒 ondeugd; kwajongen.
onigokko・鬼ごっこ
zn. krijgertje o.; blindemannetje (目隱し) o.; 鬼ごっこする krijgertje spelen.
TEKST EN UITLEG (trefwoord)
bron:The Tanaka Corpus・ふざけ
¶ こんなおふざけはいかにもベーカー氏らしい。 Konna ofuzake wa ika ni mo Bēkāshi rashii. Dat soort gekheid is typisch voor Meneer Baker. ¶ 彼はふざけた調子でそう言った。 Kare wa fuzaketa chōshi de sō itta. Hij zei het op gekscherende toon. ¶ わたしたちは、さんざんふざけていたから、そろそろ仕事にとりかかる時だ。 Watashitachi wa, sanzan fuzakete ita kara, sorosoro shigoto ni torikakaru toki da. Aangezien we al een tijd hebben rondgedold wordt het zoetjesaan tijd om aan het werk te gaan.
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <spelen>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
プレーするpureesuru (1) spelen; (2) gamen
上演するjouensuru opvoeren; vertonen; voorstellen; uitvoeren; vertolken; spelen; (ten tonele) brengen; presenteren; tonen; een voorstelling geven van; op de planken brengen
公演するkouensuru (1) optreden; een uitvoering; voorstelling geven; spelen; performen; (2) opvoeren; uitvoeren; vertonen; op de planken brengen; presenteren
務めるtsutomeru (1) dienen als; werken als; werkzaam zijn als [parlementslid enz.]; fungeren (als); optreden (als); zich kwijten [van zijn opdracht enz.]; [zijn ambt; mil. dienst enz.] vervullen; uitoefenen; bekleden; (2) [een rol] spelen; voor zijn rekening nemen; vertolken; neerzetten; [pej.; de held enz.] uithangen
吐く ; 嘔くhaku (1) spuwen; [spreekt.] spugen; opgeven; opspuwen; ophoesten; uitkotsen; (2) braken; overgeven; opgeven; [inform.] kotsen; vomeren; [uitdr.; volkst.] over zijn nek gaan; [uitdr.; volkst.] rendez-vous houden; spelen; [uitdr.] aan Neptunus offeren; (3) uiten; zeggen; uiting geven aan; luchten; slaken; uitdrukken; laten zien; uitspreken; [fig.] spuien; (4) uitstoten; uitwerpen; uitbraken; uitspuwen; [rook enz.] uitademen; [spreekt.] uitspugen; afgeven; afscheiden; van zich doen uitgaan; (5) [泥を] bekennen; opbiechten; toegeven; doorslaan; [Barg.] kotsen; [Barg.] poekelen; [Barg.; uitdr.] poep van zeike gaan
嘔吐するoutosuru braken; vomeren; overgeven; spuwen; kotsen; over z'n nek gaan; [volkst.] rendez-vous houden; spelen; [uitdr.] aan Neptunus offeren
奏するsousuru (1) [muz.] bespelen; spelen; ten gehore brengen; uitvoeren; (2) behalen; verwerven; [効を] effect sorteren; uitwerking hebben; (3) de keizer(-emeritus) petitioneren
奏でるkanaderu spelen; bespelen
巫山戯る ; 不山戯るfuzakeru (1) grappen; grollen; grapjassen; gekscheren; railleren; schertsen; geinen; gekheid; grappen maken; gekken; gekheden uithalen; gebbetjes maken; [arch.] kortswijlen; boerten; onzin vertellen; [Belg.N.; spreekt.] zwanzen; niet serieus zijn; (2) stoeien; spelen; ravotten; robbedoezen; dartelen; (3) flirten; sjansen; het aanleggen met; (4) voor de gek houden; gekscheren met; lachen met; dollen met; gekken met; de draak steken met; de spot drijven met; een loopje nemen met; voor de mal houden; op de hak nemen
弾くhiku [muz.] spelen; bespelen; tokkelen op; betokkelen; aanslaan
戻すmodosu (1) terugbrengen; terugbezorgen; teruggeven; terugplaatsen; retourneren; terugzetten; terugzenden; terugstellen; terugsturen; terugleggen; achteruitzetten; achteruitstellen; weer in zijn oude staat brengen; (2) overgeven; braken; opgeven; vomeren; [volkst.] rendez-vous houden; spelen; [uitdr.] aan Neptunus offeren
打つutsu (1) slaan; een slag geven; kloppen; beuken; botsen; [タイプライターを] tikken; typen; aanslaan; (2) [een klok] luiden; [een uurwerk] slaan; (3) roeren; ontroeren; beroeren; indruk maken; raken; (4) [een nagel] indrijven; (5) besprenkelen; besproeien; bewateren; (6) een vlecht maken; vlechten; (7) [een spel] spelen; (8) [land] bebouwen; ploegen; (9) [een zwaard e.d.] smeden; (10) [een net; vangnet] werpen; [een net; vangnet] gooien; (11) [een telegram] sturen
扮するfunsuru (1) [ton.] vertolken; de rol spelen van; spelen; uitbeelden; voorstellen; neerzetten; representeren; (2) zich verkleden; zich vermommen; zich uitdossen als
指すsasu (1) richten; wijzen; aanwijzen; aanduiden; aangeven; (2) bedoelen; refereren aan; (3) zich op weg begeven naar; koers zetten naar; gaan naar; gericht zijn naar; aanhouden op; (4) [m.b.t. schaakspel] spelen; [m.b.t. schaakstuk] een zet doen; (ver)zetten; (5) verklikken; aangeven; aanbrengen; [inform.] klikken; [Barg.] baldoveren
掻くkaku (1) (zich) krabben; (2) [sneeuw] scheppen; [熊手で] harken; aanharken; bijeen schrapen; (3) peddelen; (4) afsnijden; afhakken; (5) zweten; (6) [op een snaarinstrument] spelen; (7) [in kleermakerszit] gaan zitten
演じるenjiru (1) uitvoeren; opvoeren; vertolken; vertonen; spelen; acteren; de rol spelen van; uitbeelden; neerzetten; op de planken; het toneel brengen; ten tonele brengen; [醜態を] bieden; (2) spelen; zich gedragen als; zich voordoen als
演ずるenzuru (1) uitvoeren; opvoeren; vertolken; vertonen; spelen; acteren; de rol spelen van; uitbeelden; neerzetten; op de planken; het toneel brengen; ten tonele brengen; [醜態を] bieden; (2) spelen; zich gedragen als; zich voordoen als
演奏するensousuru [muz.] spelen; brengen; ten gehore brengen
熟すkonasu (1) aan; in; tot gruis slaan; in stukken breken; uit elkaar doen vallen; stukbreken; brekend stukmaken; vergruizen; vergruizelen; verpulveren; verkruimelen; fijnmaken; (2) verteren; verwerken; digereren; (3) afhandelen; behandelen; [仕事を] klaren; opknappen; doen; afdoen; volbrengen; afmaken; afwerken; klaarspelen; fiksen; (4) verkopen; van de hand doen; zetten; (5) [役を] spelen; brengen; zijn rol volhouden; in zijn rol blijven
筍 ; 竹子 ; 笋takenoko (1) [plantk.] bamboescheut; bamboeloot; bamboespruit; (2) opvallende verstellapjes in een oud kledingstuk; (3) kwakzalver; charlatan; boerenbedrieger; [inform.] wonderdokter; lapzalver; kakadoris; kakkedoris; [gew.] heggendokter; [gew.] tandentrekker; (4) uitverkoop van persoonlijke bezittingen om rond te komen; (5) [Barg.] samenwerking; samenspanning; geheul; het onder één hoedje spelen; het handjeklap doen; spelen
興行するkougyousuru op de planken brengen; opvoeren; uitvoeren; spelen; vertonen; brengen
試合する ; 仕合するshiaisuru spelen; een wedstrijd; partij enz. spelen; een spel doen
通ずるtsuuzuru (1) lopen; passeren; heen en weer gaan; voeren naar; leiden naar; uitgeven op; uitkomen op; toegang geven; verlenen tot; in verbinding staan met; communiceren; verbinden; aansluiten op; [電話が] verbinding; contact krijgen met; bereiken; (2) overkomen; begrepen worden; verstaan worden; duidelijk zijn; [言語が] gesproken worden; (3) bedreven zijn in; ervaren zijn in; geverseerd zijn in; vertrouwd zijn met; goed op de hoogte zijn van; goed ingelicht zijn over; thuis zijn in; z'n weetje weten van; bekend zijn met; goed kennen; veel afweten van; beheersen; (4) intieme omgang hebben; een affaire hebben met; in het geheim een liefdesverhouding hebben met; vreemdgaan; overspel plegen; [Barg.] eisjedies gaan; (5) [敵に] in verbinding staan met de vijand; onder een hoedje spelen; samenzweren; collaboreren; samenspannen; handjeklap doen; spelen; handjeklappen; gemene zaak maken; heulen met; (6) [natuurk.] doorlaten; geleiden; [電流を] onder stroom zetten; (7) duidelijk maken; bekendmaken; kenbaar maken; informeren; inlichten; doorgeven; op de hoogte brengen; kennis geven van; communiceren; overbrengen; [敵に] verraden; (8) [一年を] zich uitstrekken over; beslaan; bestrijken; omvatten; innemen; in beslag nemen; belopen; (9) [情けを] vreemdgaan; overspel plegen; [veroud.] achteruitslaan; (10) inzenden; insturen; indienen; bezorgen; [名前; 名刺を] geven; (11) [ラジオを] als medium gebruiken
遊ぶasobu (1) spelen; zich vermaken; pret maken; plezier maken; zich amuseren; zich bezighouden; (2) niets uitvoeren; nietsdoen; niksen; niets te doen hebben; er z'n gemak van nemen; z'n tijd verdoen; werkeloos blijven; luieren; rondhangen; lummelen; lanterfanten; [gew.] wepele armen hebben; (3) werkloos zijn; inactief zijn; (4) het ervan nemen; de bloemetjes buitenzetten; fuiven; uitgaan; stappen; cafés bezoeken; aan de boemel gaan; boemelen; aan de zwier gaan; pierewaaien; zwierbollen; (5) [土地が] braak liggen; [機械が] ongebruikt liggen; onbenut blijven; stilliggen; buiten bedrijf zijn; buiten werking zijn; sluimeren; [手が] niets omhanden hebben; [資本が] slapen; renteloos liggen; op stok liggen; (6) […に~] reizen; een tocht maken; een uitstapje maken; een bezoek afleggen; (7) […に~] studeren; (8) [honkb.] opzettelijk wijd gooien; (9) een spel drijven; sollen; dollen; gekscheren; de draak steken met; (10) verzen maken; muziek maken
遣るyaru (1) sturen; laten gaan; doen [schoolgaan enz.]; (2) [m.b.t. een voertuig] voortbewegen; vooruit doen gaan; vooruit laten gaan; aan de gang brengen; rijden; (3) richten; [een fooi enz.] geven; [dieren] voeren; (4) ter arbitrage toevertrouwen; (5) [zijn ongenoegen; gemoed e.d.] luchten; [door drinken enz.] kwijtraken; (6) [水を] gieten; begieten; water geven; (7) laten ontsnappen; (8) bevorderen; vooruitbrengen; (9) [m.b.t. hand] uitsteken; uitstrekken; (10) een tsukeku 付句 of yariku やり句 toevoegen [idioom uit de wereld van renga 連歌 en haikai 俳諧]; (11) falen; verknoeien; om zeep helpen; (12) bedriegen; (13) kastijden; doodslaan; (14) uithuwelijken; aan de man brengen; (15) nuttigen; gebruiken; [er eentje] drinken; eten; roken; (16) leven; een bestaan leiden; (17) doen; verrichten; [huiswerk enz.] maken; [schaak enz.] spelen; [een cursus e.d.] volgen ; [~ als hoofdvak] studeren; [een tentoonstelling enz.] houden; [een stuk enz.] opvoeren; [een film enz.] vertonen; [een winkel enz.] drijven; [een beroep enz.] uitoefenen; [een toespraak enz.] afsteken; (18) het doen; gemeenschap hebben; vrijen; (19) [een handeling doen; verrichten]; (20) [geeft aan dat de handeling over een verre afstand geldt]; (21) [drukt de beëindiging van een handeling uit; vaak vergezeld van een negatie]; (22) [drukt uit dat de handeling voor anderen verricht wordt]
Tijd: 0.49 sec. jiten.nl: 9 treffers, warandict: 25 treffers (zoekopdracht: 'spelen', strategie: exact).
2005-2023