
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
akkō・惡口
(悪口) zn. scheldtaal v.; gemeene taal m. ¶ 惡口する schelden. ¶ 人の惡口を云ふ iemand uitschelden. ¶ 蔭で惡口を云ふ bekladden; kwaadspreken.
midara・淫
(淫ら、猥ら) zn. onzedelijkheid v.; onkuischheid v. ¶ 淫な onzedelijk; onkuisch. ¶ 淫な女 vrouw van slechte zeden. ¶ 淫な事をする ontuchtige handelingen verrichten. ¶ 淫な話 schuine praatjes; onzedelijke taal.
kuchi・口
zn. (1) [口] mond m. (2) [言語] taal v. ; woord v. (3) [味感] smaak m. (4) [入口] deur v.; ingang m. (5) [吸口] mondstuk o. (6) [穴] opening v.; gat o. (7) [空位] vacature v.; vacante plaats v.; betrekking v. (8) [人數] aantal personen m. (9) [割前] aandeel o.; portie v.; (10) [部類] soort v.; artikel o.; merk o. ¶ 口を開く den mond opendoen. ¶ 口をきく spreken met. ¶ 口を出す zich mengen in; zich bemoeien met. ¶ 口がすべる zich verspreken. ¶ 口が惡い gemeene taal uitslaan. ¶ 口と腹とは違ふ niet meenen wat men zegt. ¶ 口に合ふ naar den smaak zijn. ¶ 口を探す een baantje zoeken. ¶ 此の口は品切れになりました dit artikel is uitverkocht; deze soort hebben wij niet meer. ¶ 口にて mondeling.
SUPPLEMENT (trefwoord)
shaberu・喋る
(-r stam) (1) babbelen; kletsen; (niet serieus, vrijblijvend) praten; roddelen. ¶ 日本人と遭遇して日本語めっちゃしゃべった。 Nihonjin to sōgōshite nihongo mettcha shabetta. Toevallig een Japanner ontmoet, we hebben tijdenlang gebabbeld. (twitter) (2) informatie doorvertellen die niet voor anderen bestemd is; zich iets laten ontvallen; zich verspreken; roddelen. ¶ しゃべってしまった shabette shimatta ik versprak me (twitter) ¶ 眠すぎて真実しゃべってしまった Nemusugite shinjitsu shabette shimatta Ik was te slaperig en liet me ontvallen hoe het werkelijk in elkaar zit. (twitter) ¶ あ、ごめんなさい。聞かれてもいない余計なことをしゃべってしまったと思って、ツイート消しちゃった。 A, gomen nasai. Kikarete mo inai yokei na koto wo shabette shimatta to omotte, twiito keshichatta. O, neem me niet kwalijk. Omdat ik dacht dat ik nodeloos uitweidde over dingen die me niet eens gevraagd waren had ik de tweet verwijderd. (twitter) (3) praten over iets. ¶ テレビでは、我が国の将来の問題を誰かが深刻な顔をしてしゃべっている。 Terebi de wa, wagakuni no shōrai no mondai wo dare ka ga shinkoku na kao wo shite shabette iru. Op TV is iemand met een ernstige blik over de problemen van ons land aan het praten. (4) (in) een taal praten; een taal spreken. (TTC) ¶ 彼らは英語をしゃべっていますか。 Karera wa eigo wo shabette imasu ka. Spreken ze Engels? (TTC) ¶ 彼はとうとう中国語をしゃべるようになりました。 Kare wa tōtō chūgokugo wo shaberu yō ni narimashita. Hij is eindelijk Chinees gaan praten. (twitter)
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <taal>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
口kuchi (1) mond; muil; bek; [inform.] bakkes; (2) taal; spraak; woord; (3) smaak; smaakzin; (4) persoon ten laste; mond die gevoed moet worden; (5) openstaande betrekking; vacature; vacante plaats; (6) betrekking; dienstbetrekking; baan; job; aanstelling; (7) mondstuk (van een muziekinstrument); (8) kurk; stop (van een fles); (9) opening; gat; fuit; (10) route; bergpad; riviermonding; estuarium; natuurlijke haven; (11) deur; poort; ingang; uitgang; (12) soort; artikel; merk; (13) begin; (14) gerucht; praatje; verhaal dat de ronde doet; (15) aandeel; actie; effect; portie; (16) opening van een zweer
台詞 ; 科白 ; 白serifu (1) [ton.] tekst; woorden; [i.h.b.] claus; rol; (2) praat; woorden; taal; uitspraak; gezegde; quote; commentaar
国語kokugo (1) taal; (2) moedertaal; (3) de landstaal; de taal van Japan; de officiële taal van Japan; de Japanse taal; Japans
言葉kotoba (1) taal; spraak; (2) woord; term; uitdrukking met een specifieke betekenis; (3) zinsnede; deel van een volzin; (4) uitdrukking; (5) spreekwijze; manier van uitdrukken; uitdrukking; fraseologie; zinsbouw en woordgebruik van een spreker of schrijver; (6) dialect; streektaal; gewesttaal; patois; (7) uiteenzetting; verklaring; beschrijving; exposé; (8) uitspraak; uiting; uitlating; opmerking; (9) spreekwoord; proverbium; adagium; spreuk; kernspreuk
言語gengo (1) taal; spraak; (2) [maatwoord voor talen]
言gen (1) gesproken taal; spraak; (2) [taalk.] parole; taalgebruik; (a) spreken; (b) gesprokene; taal; woorden
言koto (1) verhaal; vertelling; (2) uiting; uitlating; mededeling; woorden; (3) taal; spraak; (4) praatje; gerucht; nieuws
話wa (a) praten; gesprek; (b) vertelling; verhaal; (c) taal; rede
語go (1) woord; (2) term; terminologie; (3) spraak; uiting; uitlating; (4) taal; (5) taal van de …; -se taal [volgt op de naam van een land; volk; etc.]; (6) [maatwoord voor woorden]; (a) spreken; vertellen; zeggen; (b) woord; verwoording; (c) uitspraak; gezegde; (d) vertelling; verhaal; monogatari; (e) Lúnyǔ
Tijd: 0.5 sec. jiten.nl: 6 treffers, warandict: 9 treffers (zoekopdracht: 'taal', strategie: exact).
2005-2022