日蘭辭典+

27 resultaten voor ‘verspreiden’
日蘭辭典 (trefwoord)
akushū惡臭
(悪臭) zn. stank m. ¶ 惡臭を放つ stinken; stank verspreiden. ¶ 惡臭ある stinkend.
rufu流布
zn. verbreiding v. ¶ 流布する verbreiden; verspreiden; bekend worden; rondgaan; de ronde doen.
fukichirasu吹散らす

(吹き散らす) t.w. afwaaien en verspreiden; doen ronddwarrelen.

RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <verspreiden>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
伸すnosu (1) zich ontwikkelen; uitgroeien; expanderen; opklimmen; aan kracht; macht; invloed winnen; (2) een eindje verdergaan; de tocht verlengen; (3) zich uitspreiden; zich verbreiden; zich uitbreiden; (4) uitspreiden; verbreiden; verspreiden; (5) strijken; uitstrijken; gladstrijken; planeren; vlakken; [棒で] uitrollen; (6) neerslaan; vellen; vloeren; bewusteloos; buiten westen; knock-out slaan; platleggen
分かつwakatsu (1) scheiden; delen; opdelen; splitsen; (2) uitdelen; verdelen; verspreiden; ronddelen; distribueren; (3) onderscheid maken; onderscheiden; uit elkaar houden; onderkennen; het verschil zien tussen
宣布するsenpusuru (1) afkondigen; verkondigen; proclameren; bekendmaken; (2) verbreiden; verspreiden
広める ; 弘めるhiromeru (1) uitbreiden; verruimen; verbreden; vergroten; expanderen; extenderen; [veroud.; lit.t.] spreiden; (2) verspreiden; verbreiden; uitdragen; bekendmaken; propageren
en (a) meer ruimte in beslag (doen) nemen; (zich) verspreiden; (zich) uitbreiden; (b) meer tijd in beslag (doen) nemen; (doen) uitlopen; uitstellen; (c) binnenbrengen
拡大するkakudaisuru vergroten; verspreiden; uitbreiden
拡散するkakusansuru verspreiden; verstrooien; [nat.] doen diffunderen
振り分けるfuriwakeru (1) in tweeën delen; (2) verdelen; ronddelen; uitdelen; distribueren; verspreiden
振り撒くfurimaku (1) rondstrooien; in het rond strooien; uitstrooien; verstrooien; bestrooien; [水を] sprenkelen; sprengen; besprenkelen; [うわさを] verspreiden; (2) kwistig uitdelen; kwistig ronddelen; met gulle hand geven; overvloedig bedelen; smijten met; overstelpen
撒くmaku (1) strooien; verstrooien; uitstrooien; rondstrooien; [strooibiljetten enz.] uitdelen; verspreiden; (2) [水を] sprenkelen; sprengen; besprenkelen; sproeien; besproeien; begieten; (3) van zich afschudden; zich ontdoen van; kwijtraken; afkomen van; [iem.] ontglippen; op een dwaalspoor brengen; [iem.] het spoor bijster maken [voornamelijk gezegd m.b.t. een ongewenste achtervolger; vervelend gezelschap etc.]
放つhanatsu (1) schieten; afschieten; afvuren; vuren; [fig.; m.b.t. gerucht; roddel enz.] lanceren; uitzenden; uitsturen; [m.b.t. boer; wind] laten vliegen; (2) afgeven; verspreiden; [m.b.t. licht] uitstralen; (3) loslaten; vrijlaten; in vrijheid stellen
散らかすchirakasu (1) rondstrooien; verspreiden; uitstrooien; dooreengooien; rondslingeren; (2) [i.c.m. 部屋を] overhoopzetten; overhoopgooien; overhoophalen; in wanorde brengen; overhoopsmijten; een rommel; troep; bende maken van; (3) overhoop-; uiteen-; chaotisch ~; ordeloos ~; rommelig ~
散らすchirasu (1) doen uiteenvallen; doen uiteendwarrelen; (2) (her en der) verspreiden; strooien; verstrooien; [水滴を] sprenkelen; [火花を] schieten; (3) [geneesk.] [腫瘍を] doen verminderen; (vanzelf) doen verdwijnen; doen slinken; [痛みを] stillen; doen wegtrekken; (4) [雲を] doen vervliegen; doen oplossen,[霧を] doen optrekken; doen wegtrekken; hevelen; (5) [命を] laten; vergooien; (6) […~] erop los …; in het wilde weg …
散蒔く ; ばら撒くbaramaku (1) strooien; verstrooien; verspreiden; uitstrooien; rondstrooien; in het rond strooien; (2) smijten met; overdadig uitgeven; overdadig bedelen; strooien met; kwistig zijn met; rondsmijten; om zich heen gooien; met kwistige hand uitdelen
san (1) [boeddh.] gebrek aan concentratie; verstrooidheid; distractie; viprakīrna; (2) [geneesk.] poeder; (3) titulair …; (a) verspreid raken; zich verstrooien; verspreiden; (b) incoherent; (c) naar goeddunken; believen; willekeurig; vrij; (d) [geneesk.] poeder; (e) holle titel; titel zonder ambt
普及させるfukyuusaseru verspreiden; verbreiden; uitdragen; voortplanten; propageren
流すnagasu (1) gieten; uitgieten; doen stromen; doen vloeien; laten lopen; [m.b.t. tranen; bloed] vergieten; storten; uitstorten; [lit.t.] plengen; plenzen; (2) [hout; boomstammen e.d.] vlotten; vlot brengen; doen drijven; wegspoelen; afvoeren; afbrengen; doen afstromen; meespoelen; [een vaartuig] losgooien; (3) (eraf) wassen; (4) [een programma] uitzenden; in de ether brengen; [muziek] afspelen; (5) [een praatje; gerucht] rondstrooien; verbreiden; doen rondgaan; laten circuleren; in omloop brengen; in circulatie brengen; [met een verhaal] leuren; [pamfletten e.d.] verspreiden; (6) verbannen; uitwijzen; exileren; deporteren; relegeren; transporteren; (7) [m.b.t. informatie] doorspelen; lekken; doorgeven; (8) [m.b.t. taxi's] snorren; rondrijden; cruisen; [van artiesten] rondgaan (op zoek naar publiek); rondreizen; (9) [m.b.t. pandgoed] verbeuren; (10) afgelasten; afzeggen; (11) [m.b.t. ongeboren vrucht] afdrijven; (12) de hand lichten; [de boel] laten vlotten; (13) [honkbalterm] naar het tegenovergelegen speelveld slaan; (14) in een vloeiende beweging ~; stroomsgewijs ~ [aangesloten op de ren'yōkei van dōshi]; (15) een foute bestemming geven; [geld enz.] in eigen zak steken
流布するrufusuru (1) verbreid voorkomen; circuleren; zich verspreiden; zich verbreiden; in zwang raken; in omloop zijn; de ronde doen; rondgaan; (2) laten circuleren; in omloop brengen; verspreiden; verbreiden; doen rondgaan
漂わせるtadayowaseru (1) [船を] losgooien; doen vlotten; (2) [においを] een geur afgeven; verspreiden; (3) [顔に恐怖の色を] het gezicht van angst vertrekken
発するhassuru (1) vertrekken uit; verlaten; (2) verschijnen; zich voordoen; optreden; gebeuren; voortkomen; voortspruiten; ontspringen; voortspringen; komen uit; uitgaan van; voortvloeien uit; emaneren uit; afkomstig zijn van; z'n oorsprong vinden; (3) ontstaan; tot stand komen; (4) teweegbrengen; veroorzaken; doen ontstaan; beginnen; starten; lanceren; (5) voortbrengen; geven; opleveren; afgeven; afscheiden; verspreiden; uitstoten; uitzenden; uitvaardigen; verstrekken; (6) uiten; uitbrengen; van zich doen uitgaan; formuleren; (7) afvuren; afschieten; (8) sturen; afzenden; afvaardigen
触れるfureru (1) raken; beroeren; bevoelen; betasten; aanvoelen; [i.h.b.] treffen; [i.h.b.] lopen op; [i.h.b.] schampen; (2) aanraken; aanroeren; vermelden; spreken over; ingaan op; [簡単に] aanstippen; (3) gewaarworden; merken; ondervinden; te maken krijgen met; te maken hebben met; betreffen; (4) in aanraking komen met; in strijd zijn met ~; [een wet; recht e.d.] schenden; (5) rondvertellen; rondstrooien; verspreiden; te koop lopen met; rondbazuinen
言い伝えるiitsutaeru (1) mondeling overleveren; [うわさを] verspreiden; (2) boodschappen; melden; overbrengen; berichten; laten weten
言い触らすiifurasu verspreiden; laten circuleren; rondvertellen; rondstrooien; in omloop brengen
飛ばすtobasu (1) laten vliegen; afschieten; schieten; afvuren; lossen; [m.b.t. vlieger; ballon] oplaten; [honkbal; b.v. een tweehonkslag] slaan; [een beenveeg] lappen; [m.b.t. speeksel] uitwerpen; (2) spatten; laten spatten; [m.b.t. snippers enz.] rondstrooien; (3) wegblazen; afblazen; (4) [een auto enz.] doen wegscheuren; jagen; [m.b.t paard] in galop doen gaan; (5) [een manifest enz.] uitvaardigen; uitbrengen; in omloop brengen; in circulatie brengen; verspreiden; laten circuleren; [m.b.t. grappen] debiteren; [m.b.t. klappen] uitdelen; (6) [euf.] overplaatsen; (7) overslaan; overspringen; [comp.] skippen; weglaten; luchtig overheen gaan; achterwege laten
Resultaten van japansnederlandswoordenboek.org   
Tijd: 0.51 sec. jiten.nl: 3 treffers, warandict: 24 treffers (zoekopdracht: 'verspreiden', strategie: exact). 
2005-2023