
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
ashimoto・足下
(足元, 足もと, 足許) zn. voet m.; stap m. ¶ 足下に vlak bij; vlak voor oogen. ¶ 足許御用心 kijk waar je loopt! ¶ 人の足下を見る gebruik maken van iemand’s zwakke positie. ¶ 足下にも寄りつけない niet te vergelijken zijn met; het haalt er niet bij.
SUPPLEMENT (trefwoord)
sūnin・数人
zn, no-adj. meerdere mensen; een aantal mensen. ¶ 部屋には数人の学生がいた。 Heya ni wa sūnin no gakusei ga ita. Er waren een aantal studenten in de kamer. (TTC) ¶ 彼らのうち数人がその法案に反対である。 Karera no uchi sūnin ga sono hōan ni hantai de aru. Een aantal van hen was tegen het wetsvoorstel. (TTC) ¶ 数人の人たちが負傷して横たわっていた。 Sūnin no hitotachi ga fushōshite yokotawatte ita. Meerdere mensen lagen gewond neer. (TTC) ¶ 数人の若い技師が雇われ、彼らは新しいコンピューターの開発に専念した。 Sūnin no wakai gishi ga yatoware, karera wa atarashii konpyūtā no kaihatsu ni sennenshita. Er waren een aantal jonge ingenieurs te werk gesteld, en ze waren totaal toegewijd aan het ontwikkelen van een nieuwe computer. (TTC) ¶ 僕はこの夏休みに数人の友達と、伊豆半島を歩いて一周するのを楽しみにしています。 Boku wa kono natsuyasumi ni sūnen no tomodatchi to, Izu hantō wo aruite isshūsuru no wo tanoshimi ni shite imasu. Ik kijk er naar uit om deze zomervakantie met een aantal vrienden te voet het schiereiland Izu te gaan verkennen. (TTC)
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <voet>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
フットfutto (1) voet; (2) Foote
上がり口agariguchi (1) toegang; entree; ingang; (2) [山; 階段の] voet; (3) [風呂場の] uitgang; (4) [事業の] neergang; achteruitgang; teruggang
下端katan (1) ondereind; ondereinde; benedeneind; benedeneinde; lagereind; lagereinde; onderkant; ondervlak; bodem; [ページ; 書物の] eind; onderrand; [帆柱の] hiel; hieling; voet; (2) [wisk.] ondergrens; minorante
下shita (1) [adv.; loc.] beneden; [adv.; loc.] omlaag; [adv.; loc.] neer; [loc.] onder (aan); [m.b.t. trap enz.] voet; (2) [m.b.t. leeftijd] jonger (dan); [m.b.t. studiejaren] lager; beneden [de achttien jaar enz.]; (3) [attr.] ondergeschikte; [attr.] lagergeplaatste; [attr.] mindere; [i.h.b.] basis; [i.h.b.] achterban; (4) [abl.] meteen (toen); (5) voorbereidend ~; voorafgaand ~; preliminair; voor-
仲naka betrekking; verstandhouding; band; verhouding; [in uitdr.] voet
台dai (1) hoog gebouw; toren; gebouw vanwaar men een mooi uitzicht heeft; belvedère; (2) [Jap.gesch.] censoraat; (3) [Chin.gesch.] ministerie; (4) plateau; plaat; blad; tafel; bank; onderstel; bed; onderstuk; verhoging; stellage; stander; standaard; statief; voetstuk; voet; steun; bok; schraag; ezel; sokkel; piëdestal; pedestal; basement; grondstuk; postament; platform; podium; optrede; estrade; [宝石の] montering; zetting; beslag; montuur; vatting; kas; (5) schenkblad; presenteerblad; dienblad; [meton.] etenswaar; maaltijd; (6) tableau van gerechten versierd met heilbrengende decoratie; (7) plat van geta waarop men loopt; (8) portier van een badhuis; badmeester; (9) draagbaar waarmee reizigers een rivier overgezet worden; (10) hoogvlakte; plateau; tafelland; hoogte; heuvel; (11) basis; grondslag; fundament; draagvlak; (12) [plantk.] onderstam (bij het enten); (13) kolf; handvat; (14) [scheepv.] langsligger; (15) [gokken] gespreide inzet; (16) [meetk.] afgeknotte piramide; kegel; (17) [meetk.] drager van een rechte; (18) [wisk.; functieleer] drager; (19) Dai [= hoogland op de Tōkaidō 東海道-route tussen Kanagawa 神奈川 en Hodogaya 程ケ谷]; (20) [maatwoord dat een vage leeftijds-; prijs- of tijdsaanduiding aangeeft] iets boven de …; tussen de … à …; iets meer dan …; een dikke …; in de …; [Belg.N.] kaap van …; (21) [maatwoord voor plateaus en meubelstukken]; (22) [maatwoord voor taarten en rond gebak]; (23) [maatwoord voor grote muziekinstrumenten]; (24) [maatwoord voor wagens; voertuigen; sleeën; liften]; (25) [maatwoord voor machines; apparaten; toestellen]; (26) [maatwoord voor gerechten in een kom; vaatwerk]; (27) [drukw.] [maatwoord voor katernen van 16 of 32 vellen]; (a) plateau; plaat; (b) basis; grondslag; (c) hoogvlakte; plateau; (d) hoogbouw; toren; (e) overheidsbureau; ministerie; hoge ambtenaar; (f) beleefdheidsterm voor de aangesprokene
地chi (1) aarde; bodem; land; grond; gebied; terrein; (2) plek; plaats; (3) [m.b.t. boek; bladzijde] voet
徒歩toho (1) voet-; ~ te voet; (2) te voet; per pedes (apostolorum); op z'n apostelpaarden; in; met z'n apostelwagen
歩bu (1) [oppervlaktemaat; ca. 3,3 vierkante meter] bu; (2) koers; ratio; voet; verhouding; percentage; commissie
率ritsu (1) verhouding; ratio; proportie; percentage; coëfficiënt; (2) voordeligheid; lucrativiteit; (3) waarschijnlijkheid; kans; (a) -cijfer; -voet; -factor; -coëfficiënt; -schaal; -index; -constante; -modulus; -percentage
立場tachiba (1) positie; situatie; plaats; stelling; hoedanigheid; [fig.] iems. schoenen; [対等の] voet; [苦しい~] parket; (2) standpunt; stellingname; houding; opstelling; opvatting; [oneig.] gezichtspunt; [oneig.] oogpunt; [fig.] hoek
脚部kyakubu beengedeelte; been; [テーブルの] poot; [ページの] voet
脚kyaku (1) onderste gedeelte van een Chinees karakter; (2) [maatwoord voor meubelstukken op poten]; (3) [maatwoord voor de benen van een paard]; (4) [sportt.] [maatwoord voor het aantal benen waarop een ploeg kettinggangers naar de finish hinkelt]; (a) been; poot; (b) pijler; stut; (c) [fig.] voet; (d) plot
袂 ; 手本tamoto (1) [着物の] mouwslip; (2) [山の] voet; (3) [橋の] rand; nabijheid; buurt
裾suso slip; zoom; boord; sleep; [ズボンの] omslag; [山の] voet
足下ashimoto (1) [meton.] voet; plek waar iem. staat; loopt; wat voor de voeten ligt; (2) onderbeen; (3) iems. onmiddellijke omgeving; iems. toestand; iems. situatie; (4) manier van lopen; gang; tred; (5) kwetsbare punt; zwakke plek; (6) vaste voet; basis; steun; (7) onderbouw van een huis; grondslag; (8) recent; nabij; (9) [ton.] schoeisel; voetbekleding; (10) [ton.] voetlicht; (11) [landb.] graan dat bij het dorsen voor de voeten valt; (12) [Jap.bouwk.] decoratieve dakpan onderaan aan weerszijden van de onigawara 鬼瓦
足跡ashiato (1) voetafdruk; voetstap; voetspoor; pootafdruk; spoor; [meton.] voet; [meton.] poot; [meton.] stap; [jachtt.] voetprent; [jachtt.] prent; [gew.] tred; (2) gangen; sporen; stappen; (3) prestaties; resultaten; wapenfeiten; [Belg.N.] palmares
足ashi (1) [anat.] been; poot; [inform.] stelt; [烏賊; 蛸の] arm; tentakel; (2) [anat.] voet; (3) mannelijk geslachtsdeel; derde been; (4) [fig.] poot; onderstel; stut; [山の] voet; [旗の] vlucht; (5) [wisk.] voet; voetpunt; (6) onderste gedeelte van een Chinees karakter; (7) ashikanamono [= metalen ringen aan een zwaardschede ter bevestiging van rijgsnoeren]; (8) stap; tred; schrede; pas; gang; loop; tempo; (9) [paardensport] [馬の] gang; snelheid; (10) [scheepv.] vaart; snelheid; (11) [scheepv.] levend werk [= deel van een schip dat zich in het water bevindt]; diepgang; (12) [scheepv.] stabiliteit; stijfheid; (13) [客の] bezoek; aanloop; opkomst; klandizie; (14) [犯人の] gangen; spoor; [i.h.b.] vluchtroute; (15) aanwijzing; spoor; aanknopingspunt; (16) [雨; 雲; 風の] drift; gesteldheid; (17) vervoer; transport; vervoermiddel; transportmiddel; [meton.] gelegenheid; (18) transportkosten; vervoerkosten; vervoerprijs; reiskosten; (19) geld; geldmiddelen; middelen; (20) [武士の] dotatie; apanage; toelage; (21) rente; interest; intrest; (22) verlies; derving; tekort; gebrek; [i.h.b.] schuld; (23) [beurst.] koers; marktbeweging; trend; tendens; (24) [食べ物の] houdbaarheid; (25) [餅の] kleverigheid; plakkerigheid; (26) [酒の] kwaliteit; karakter; (27) [網目の] maaswijdte; (28) [柿葺きで] overstek [= afstand waarmee de ene dakspaan over de andere uitsteekt]; (29) poppenspeler die het voetenwerk van een marionet bedient; (30) prostituee; liefje; (31) circa …; ongeveer …
足a voet; been
趾shi (a) voet; teen; (b) overblijfsel; rest; ruïne
間柄aidagara verhouding; relatie; betrekking; band; binding; verstandhouding; [fig.] voet; omgang
韻脚inkyaku (1) [Chin.dichtk.] eindrijm; slotrijm; (2) [dichtk.] versvoet; voet
Tijd: 0.92 sec. jiten.nl: 11 treffers, warandict: 22 treffers (zoekopdracht: 'voet', strategie: exact).
2005-2021