
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
tsuite・就いて
de・で
vz. (1) [時間の場合] in; over; op. (2) [場所の場合] in; op; te. (3) [手段の場合] door; door middel van; per; met. (4) [年齡の場合] op. (5) [材料の場合] van. (6) [乘物の場合] per; met. (7) [價格の場合] voor; tegen. (8) [原因の場合] door; in verband met; naar aanleiding van; wegens. (9) [用語の場合] in. ¶ 一箇月で出來ます het is over een maand klaar. ¶ 銀座で逢ふ in de Ginza elkaar ontmoeten. ¶ 東京で in Tokyo. ¶ バタビヤで op Batavia. ¶ の前で voor. ¶ の外で buiten. ¶ ひきで door protectie. ¶ 手紙で per brief. ¶ 時間で借りる per uur huren. ¶ 斤で賣る per pond verkoopen. ¶ 廿歳で op zijn twintigste jaar. ¶ 木で作る van hout maken. ¶ 汽車で per spoor; met den trein. ¶ 一圓で賣る voor een yen verkoopen. tegen een yen verkoopen. ¶ 氣で缺席する wegens ziekte afwezig zijn. ¶ 肺病で死ぬ aan tering sterven. ¶ 蘭語で in het Hollandsch.
itazura・いたづら
(いたずら, 悪戯, 惡戲, 徒, 徒ら) zn. (1) [惡戲] ondeugendheid v.; kwajongensstreek m. (2) [徒爲] nutteloosheid v. (3) [淫蕩] geiligheid v.; gemeenigheid v.; wulpschheid v. ¶ いたづらな (惡戲な) ondeugend; kwajongensachtig; (徒爲な) nutteloos; noodeloos; (淫蕩な) geil; onzedelijk. ¶ いたづらに (面白半分に) voor de grap; uit gekheid; zoo maar; (徒爲に) vergeefs; nutteloos. ¶ いたづらをする (わるさする) gekheid maken; kwajongensstreek uithalen; stoeien; spelen. ¶ いたづら者 ondeugd; vrouw van losse zeden (不品行な女) ¶ 徒になる op niets uitloopen. ¶ いたづら盛り de ondeugende leeftijd. ¶ いたづら兒 ondeugd; kwajongen.
kokoro-e・心得
zn. (1) [知識、會得] kennis v.; begrip o. (2) [準則] aanwijzing v. mv. (3) [規則] voorschriften v. mv. (4) [覺悟 ] voorbereid v. (5) [官職の心得] vervanger m. ¶ 局長心得 waarnemend directeur. ¶ 一通り科料を心得て居る zij kan goed koken. ¶ 商人の心得 voorschriften voor kooplieden; wat een koopman behoort te weten.
dasu・出す
t.w. (1) [突出] uitstrekken; uitsteken. (2) [取出] uithalen; voor den dag halen. (3) [力を] aanwenden; inspannen. (4) [發送] verzenden; sturen. (5) [發行] uitgeven. (6) [食事等を] opdienen; serveeren. (7) [解雇] ontslaan. (8) [差出] inzenden. (9) [拂ふ] betalen. (10) [開業] beginnen. (11) [產出] voortbrengen. (12) [口に] zeggen. (13) [供給] aanschaffen. ¶ 葉を出す bladeren krijgen. ¶ 質物を出す pand terughalen. ¶ 狂言をだす comedie opvoeren. ¶ 寄附を出す bijdrage schenken. ¶ 國旗を出す nationale vlag uitsteken. ¶ 切符をを出しなさい verzoeke uw kaartjes te vertoonen. ¶ 降り出す beginnen te regenen. ¶ 泣き出す beginnen te huilen.
SUPPLEMENT (trefwoord)
teishō・提唱
(zn., suru-ww) (1) Het bepleiten [voorstellen; voorstaan; voorstellen; verdedigen; presenteren] van een zaak; voorstel; verdediging; presentatie. ¶ 提唱する teishōsuru [een zaak; iets] bepleiten; voorstaan; voorstellen; verdedigen; presenteren. ¶ 提唱者 teishōsha voorsteller; pleiter; verdediger; presentator. ¶ 彼の学説が初めて提唱された時は、誰もそれを信じなかった。 Kare no gakusetsu ga hajimete teishōsareta toki wa, dare mo sore wo shinjinakatta. Toen zijn theorie voor het eerst werd gepresenteerd vond die geen enkele steun. ¶ 電力不足対策のスーパークールビズとして、ポロシャツやアロハシャツの着用が提唱された。Denryokubusoku taisaku no sūpākūrubizu to shite, poroshatsu ya arohashatsu no chakuyō ga teishōsarete. In het kader van de Super Cool Biz maatregel voor het bestrijden van energietekorten werd het dragen van poloshirts en alohashirts [hawaïshirts] bepleit. [NB Cool Biz en later Super Cool Biz waren initiatieven van de Japanse overheid om bedrijven te stimuleren het mogelijk te maken om de airco op een lagere temperatuur zetten door werknemers zich luchtiger te laten kleden] (2) (a) Het uitleggen [verklaren; uiteenzetten; behandelen] van iets; uitleg; verklaring; uiteenzetting; lezing. (b) specifiek het uitleggen van de doctrines in Zenboeddhisme. ¶ 提唱する teishōsuru uitleggen; verklaren; behandelen; uiteenzetten. ¶ 禅家の提唱 Zenke no teishō Catechetische vraag voor meditatie in Zen.
shaberu・喋る
(-r stam) (1) babbelen; kletsen; (niet serieus, vrijblijvend) praten; roddelen. ¶ 日本人と遭遇して日本語めっちゃしゃべった。 Nihonjin to sōgōshite nihongo mettcha shabetta. Toevallig een Japanner ontmoet, we hebben tijdenlang gebabbeld. (twitter) (2) informatie doorvertellen die niet voor anderen bestemd is; zich iets laten ontvallen; zich verspreken; roddelen. ¶ しゃべってしまった shabette shimatta ik versprak me (twitter) ¶ 眠すぎて真実しゃべってしまった Nemusugite shinjitsu shabette shimatta Ik was te slaperig en liet me ontvallen hoe het werkelijk in elkaar zit. (twitter) ¶ あ、ごめんなさい。聞かれてもいない余計なことをしゃべってしまったと思って、ツイート消しちゃった。 A, gomen nasai. Kikarete mo inai yokei na koto wo shabette shimatta to omotte, twiito keshichatta. O, neem me niet kwalijk. Omdat ik dacht dat ik nodeloos uitweidde over dingen die me niet eens gevraagd waren had ik de tweet verwijderd. (twitter) (3) praten over iets. ¶ テレビでは、我が国の将来の問題を誰かが深刻な顔をしてしゃべっている。 Terebi de wa, wagakuni no shōrai no mondai wo dare ka ga shinkoku na kao wo shite shabette iru. Op TV is iemand met een ernstige blik over de problemen van ons land aan het praten. (4) (in) een taal praten; een taal spreken. (TTC) ¶ 彼らは英語をしゃべっていますか。 Karera wa eigo wo shabette imasu ka. Spreken ze Engels? (TTC) ¶ 彼はとうとう中国語をしゃべるようになりました。 Kare wa tōtō chūgokugo wo shaberu yō ni narimashita. Hij is eindelijk Chinees gaan praten. (twitter)
matomo・真面
(Tevens 正面) (na-adj, znw) (1) precies voor; precies tegenover. ¶ 太陽がまともに照り付けている。 Taiyō ga matomo ni teritsukete iru. De zon schijnt recht in mijn gezicht. (TTC) (2) rechtgeaard; deugdzaam; rechtschapen; degelijk; deugdelijk; oprecht; serieus; ernstig. ¶ まともな思想家として評価されるべきである。 Matomo na shisōka to shite hyōkasareru beki de aru. We moeten hem als een serieuze denker op waarde schatten.
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <voor>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
いたずらにitazurani (1) vergeefs; tevergeefs; voor; om niets; onverrichter zake; nutteloos; zinloos; vruchteloos; ijdellijk; (2) voor de grap; voor z'n plezier; voor de aardigheid
に就いてnitsuite (1) omtrent ~; over ~; betreffende ~; met betrekking tot ~; in verband met ~; aangaande ~; wat betreft ~; ten aanzien van ~; op het punt van ~; (2) langs ~; aan de zijde van ~; naast ~; (3) met ~; in gezelschap van ~; onder [begeleiding van ~]; (4) voor ~; à ~; per ~
の代わりにnokawarini in plaats van; ter vervanging van; voor; namens; uit naam van; in stede van; [afk.] i.p.v.
の為にnotameni (1) voor; om; in het belang van; ten bate van; [afk.] t.b.v.; tot profijt van; ten voordele van; ten behoeve van; ten dienste van; ten gerieve van; ter wille van; -halve; ter benefice van; om bestwil van; om het belang van; ten faveure van; [i.h.b.] ter ere van; (2) voor; om; tot; opdat; ter wille van; omwille van; teneinde; met het oog op; met het doel; het idee; de bedoeling; het oogmerk om; (3) wegens; door; bij; vanwege; uit; -halve; om reden dat; om redenen van; aangezien; omdat; tengevolge van; ingevolge; als gevolg van; krachtens; op grond van; uit hoofde van; doordat; [veroud.] alzo; [arch.] doordien; [i.h.b.] dankzij; [i.h.b.] te wijten aan; (4) voor; met betrekking tot; in verband met
へhe (1) […~] [duidt een richting aan] naar; naar … toe; richting …; tot; op … af; voor; (2) […~] [duidt een plaats van handeling aan]; (3) […~] [duidt degene aan tot wie de handeling gericht is] naar
を支持してwoshijishite tot steun van; ten gunste van; t.g.v.; voor; ten faveure van; ten behoeve van
アップダウンappudaun (1) ups-and-downs; ups en downs; wisselvalligheden; lotgevallen; perikelen; voor- en tegenspoed; wel en wee; uitschieters naar boven en naar beneden; (2) [beurst.] golfbeweging; schommelingen; fluctuaties; het op- en neergaan
ペテンpeten bedrog; bedriegerij; misleiding; verlakkerij; bedotterij; beduvelarij; voor-de-gek-houderij; oplichterij; flessentrekkerij; fraude; zwendel; zwendelarij
メリットmeritto (1) verdienste; merite; voordeel; voor; voors; (2) verdienstelijkheid; (3) Merritt
一利一害ichiriichigai voor- en nadelen; voors en tegens
一次ichiji (1) [~の] primair; eerst; voor-; preliminair; (2) origineel; oorspronkelijk; (3) [wisk.] eerstegraads-; lineair
一進一退isshinittai (1) voor- en achteruitgang; heen-en-weergaande beweging; ups en downs; (2) verbetering en verslechtering
一長一短itchouittan sterke en zwakke punten; kanten; sterktes en zwaktes; voors en tegens; voor- en nadelen; lusten en lasten
下shita (1) [adv.; loc.] beneden; [adv.; loc.] omlaag; [adv.; loc.] neer; [loc.] onder (aan); [m.b.t. trap enz.] voet; (2) [m.b.t. leeftijd] jonger (dan); [m.b.t. studiejaren] lager; beneden [de achttien jaar enz.]; (3) [attr.] ondergeschikte; [attr.] lagergeplaatste; [attr.] mindere; [i.h.b.] basis; [i.h.b.] achterban; (4) [abl.] meteen (toen); (5) voorbereidend ~; voorafgaand ~; preliminair; voor-
事前jizen voor-; pre-; voorafgaand
事前のjizenno voorafgaand; voor-; preliminair
其の為にsonotameni (1) bijgevolg; derhalve; dus; alzo; zodoende; daardoor; vandaar; dientengevolge; tengevolge daarvan; ergo; gevolglijk; (2) daartoe; voor; met dat doel; daarvoor; te dien einde; (3) daarom; om die reden; op die grond; uit dien hoofde; op grond daarvan; naar aanleiding daarvan; [arch.] deswege
凹み ; 窪みkubomi holte; uitholling; kuil; kom; deuk; holligheid; [畝間の] voor; vore
利害rigai belang; interesse; voor- en nadelen
前にmaeni (1) voor; vooraan; ervoor; voorop; (2) tevoren; vooraf; ervoor; (3) eerder; voorheen; voordien; vroeger; eertijds; (4) op voorhand; van tevoren; vooruit; bij voorbaat
前後zengo (1) voor- en achterkant; voor- en achterzijde; [loc.] voor en achter; [loc.] voor- en achteraan; [loc.] ervoor en erachter; [loc.] voor- en achterwaarts; (2) voor en na; tevoren en daarna; ervoor en erna; voor- en achteraf; [i.h.b.] consequenties; (3) tegen; rond; omstreeks; omtrent; om en (na)bij; circa; (zo) ongeveer; zo'n; zowat; in de buurt van
前方にzenpouni voor; vooraan; voorop; vooruit; voorwaarts; naar voren; frontwaarts
前zen (1) vroeger; eerder; voordien; tevoren; ervoor; voordezen; (2) oud-; ex-; gewezen; voormalig; vorig; vroeger; (3) voor-; pre-; vorig; (4) [kwantor voor bureautafels; leunspanen; dientafels; mimi's e.d.]; (5) [kwantor voor shintoïstische godheden of heiligdommen]
前mae (1) voor; voren; (2) voorkant; front; voorzijde (van een lichaam); [i.h.b.] borststuk; (3) voorstuk; voorste deel; kop; hoofd; (4) confrontatie; het onder ogen hebben; (5) [in] aanwezigheid [van]; [in het] bijzijn [van]; [in het] aanschijn [van]; [in het] aangezicht [van]; [ten] overstaan [van]; tegenover ~; tegen ~; (6) geleden; tevoren; terug; voor; voorheen; vroeger; voordien; (7) (onmiddellijk) voorafgaand (aan); voor; vorig; voormalig; voorgaand; bovenstaand; eerder; eerstgenoemd (van twee); (8) eerdere veroordeling; (9) in overeenstemming met; zoals ~ [(arch.) in de constructie ~ no mae ~の前]; (10) Vrouwe ~ [(arch.) in de constructie ~ no mae ~の前; suffix ter betiteling van een adellijke dame]; (11) [wordt gevoegd achter een meishi of een dōshi in de ren'yōkei; geeft een zekere portie aan]; (12) -heid [suffix dat de hoedanigheid van het grondwoord (steeds een menselijke eigenschap) benadrukt]
功罪kouzai voor- en nadelen; het voor en tegen; lusten en lasten; sterke en zwakke punten; goede en slechte eigenschappen
向け; 向; 平muke bestemd voor ~; bedoeld voor ~; gericht op ~; voor ~
善し悪しyoshiashi goed of slecht; goede en slechte eigenschappen; kwaliteit; geschiktheid; goed en kwaad; het voor en het tegen; voor- en nadeel; lusten en lasten
姓名seimei voor- en familienaam; (volledige) naam
対するtaisuru (1) staan; liggen tegenover; uitzien op; uitkijken op; zich gesteld; geplaatst zien voor; zich in tegenwoordigheid bevinden van; bejegenen; omgaan met; [m.b.t. klanten] bedienen; [i.h.b. meetk.] onderspannen; (2) daartegenover; daarentegen; vergeleken met; [i.h.b.] in tegenstelling tot; (3) jegens; tegen; tegenover; ten aanzien van; naar (~ toe); voor; tot; (4) het opnemen tegen; tegenstreven
後先atosaki (1) [~に] voor en na; vooraf en achteraf; voordien en nadien; (2) [~に] voor en achter; voor- en achterop; erachter en ervoor; (3) context; voorgeschiedenis en consequenties; (4) volgorde
愚弄gurou spot; bespotting; spotternij; gespot; voor-de-gek-houderij; ridiculisering; beschimping; hoon
懸念するkenensuru vrezen; bang zijn dat; zich zorgen maken over; ongerust zijn over; zich bezorgd maken over; bezorgd zijn over; om; voor
打ち込むuchikomu (1) drijven in; indrijven; aandrijven; slaan in; inslaan; aanslaan; heien in; inheien; hameren in; inhameren; [fig.] prenten in; [fig.] inprenten; [m.b.t. beton] storten in; [m.b.t. data] invoeren; stoppen in; intikken; intypen; (2) opgaan in; zich er geheel aan wijden; zich met hart en ziel toeleggen op; zich overgeven aan; zich geven aan; dwepen met; [m.b.t. liefde] vallen op; voor; zwaar verliefd worden op; smoor; stapel; verzot; gek; dol zijn op; weg zijn van; (3) slaand doen komen in; [sportt.] smashen in; [w.g.] inschieten; [mil.] vuren (in; op); [mil.] schieten in; [m.b.t. kogel] jagen in; [meton.] (lood) pompen in; (4) [m.b.t. kendo] (onverhoeds) aanvallen; treffen; (5) [m.b.t. go] z'n schijf binnen de formatie van de tegenspeler plaatsen; terrein van de tegenspeler invallen; (6) [honkb.] een werper uitschakelen; vele hits scoren
損得 ; 損徳sontoku winst of verlies; gewin of verlies; kosten-baten; voor- en nadelen; belangen
氏名shimei volledige naam; voor- en achternaam
法律上houritsujou wettelijk gezien; voor; volgens de wet; juridisch; rechtelijk; van rechtswege; de jure; ex jure; rechtens
溝mizo (1) sloot; greppel; gracht; watergang; (2) [下水用の] afwateringssloot; wetering; watering; afvoerkanaal; geul; watervoor; goot; riool; (3) groef; groeve; gleuf; voor; cannelure; sponning; (4) [fig.] kloof; breuk; gat; gap; dispariteit; afstand; distantie
為tame (1) belang; behoeve; bestwil; voordeel; profijt; (2) voor; ten behoeve van; ten dienste van; ten gerieve van; ten voordele van; -halve; [i.h.b.] ter ere van [meestal voorafgegaan door een taigen + の; が; of volgend op een yōgen in de rentaikei]; (3) voor; om; tot; opdat; ter wille van; omwille van; teneinde; met het oog op; met het doel; het idee; de bedoeling; het oogmerk om [meestal voorafgegaan door een taigen + の; が; of volgend op een yōgen in de rentaikei]; (4) wegens; door; bij; vanwege; uit; om reden dat; aangezien; omdat; tengevolge van; ingevolge; als gevolg van; krachtens; op grond van; uit hoofde van; doordat; [veroud.] alzo; [arch.] doordien; [i.h.b.] dankzij; [i.h.b.] te wijten aan [meestal voorafgegaan door een taigen + の; が; of volgend op een yōgen in de rentaikei]; (5) voor; met betrekking tot; in verband met [meestal voorafgegaan door een taigen + の; が; of volgend op een yōgen in de rentaikei]
用you (1) nut; bruikbaarheid; dienst; (2) gebruik; (3) taak; werk; boodschap; klus; karwei; (4) kosten; prijs; uitgaven; (5) (kleine en grote) boodschap; urine en poep; (a) voor; bestemd voor; bedoeld voor; ten gebruike van; ten behoeve van; ad; in usum
皺 ; 皴shiwa (1) rimpel; [i.h.b.] frons; [i.h.b.] groef; [fig.] voor; (2) kreuk; kreukel; frommel; plooi; vouw
目前にmokuzenni voor; aan z'n ogen; voor (de) ogen; onder de ogen; onder z'n neus; zienderogen; waar men bij staat
禍福kafuku voor- en tegenspoed; geluk en ongeluk; wel en wee; ups en downs; ups-and-downs; mazzel en pech; [Belg.N.] meeval en tegenslag
端hashi (1) uiteinde; einde; tip; staart; (2) rand; kant; boord; zoom; marge; grens; uithoek; hoek; [gew.] uitkant; (3) eindje; fragment; stukje; (4) flard; gedeelte; (5) begin; eerste; (6) [bouwk.] buitenkant; buitenzijde; voor; voorgedeelte; [i.h.b.] straatzijde; straatkant; (7) aanhef; voorwoord; voorbericht; inleiding; (8) aanvang; start; begin; (9) bescheiden positie; status; (10) lagere prostituee; (11) […~に] terwijl; en daarnaast
筋 ; 条suji (1) vezel; draad; [oneig.] zeen; [oneig.] pees; [oneig.] spier; (2) ader; (3) aanleg; talent; gave; (4) lijn; streep; voor; vore; (5) [geneal.] lijn; linie; afstamming; afkomst; komaf; descendentie; bloed; (6) draad; plot; intrige; verwikkeling; rode draad; verhaallijn; (7) rede; logica; ratio; zinnigheid; (8) [確かな; 信頼すべき~] zijde; bron; kringen; (9) traject; tracé; (10) [囲碁; 将棋の] cruciale zet; (11) [maatwoord voor langgerekte objecten zoals rivieren; obi's; lijnen; rookkolommen; wegen enz.]
翻弄; 飜弄honrou manipulatie; willekeur; voor-de-gek-houderij
興亡koubou (1) opkomst en ondergang; ups en downs; voor- en tegenspoed; wel en wee; lotgevallen; wisselvalligheden; perikelen; (2) lot; toekomst
裏表uraomote (1) voor- en achterkant; binnen- en buitenkant; (2) [~に] binnenste buiten; averechts; (3) dubbelhartigheid; dubbelheid; hypocrisie; (4) het opene en verborgene; alle facetten; finesses
起伏kifuku (1) hoogten en laagten; uitschieters naar boven en naar beneden; golvingen; ondulaties; (2) [fig.] lotgevallen; perikelen; ups en downs; voor- en tegenspoed; wel en wee; wisselvalligheden
軌ki (1) wagenspoor; rijspoor; voor; (a) wagenspoor; (b) lijn; regel; norm
長短choutan (1) (relatieve) lengte; (2) sterke en zwakke punten; goede en slechte eigenschappen; kwaliteiten en gebreken; lusten en lasten; voor- en nadelen; de voors en tegens
陰陽inyou (1) yin en yang; (2) waarzegger; wichelaar; (3) [elektr.] positieve en negatieve pool; (4) noord- en zuidpool van een magneet; (5) [ikebana] voor- en achterzijde (van takjes; stengels en bladeren)
面前でmenzende in aanwezigheid van; in (het) bijzijn van; ten overstaan van; [afk.] t.o.v.; ten aanschouwen van; voor; onder iems. ogen; voor iems. neus; waar iem. bij stond; in tegenwoordigheid van; tegenover; praesente
Tijd: 0.5 sec. jiten.nl: 15 treffers, warandict: 52 treffers (zoekopdracht: 'voor', strategie: exact).
2005-2023