日蘭辭典+

94 resultaten voor ‘zijn’
日蘭辭典 (trefwoord)
aru有る
(在る) i.w. (1) [存在] zijn; bestaan; voorkomen. (2) [所在] zijn; liggen; gelegen zijn. (3) [發生] gebeuren; plaats grijpen; plaats vinden; geschieden. (4) [機會が] zich voordoen. (5) [所有] t.w. hebben; bezitten. (6) [容量] meten; wegen; bevatten. ¶ 其の家は今ありますか bestaat dat huis nog? is dat huis er nog? ¶ 日本は支那の東に在り Japan ligt ten oosten van China. ¶ 此家には庭がある dit huis heeft een tuin. ¶ は金がない ik heb geen geld. ¶ 長さ三尺ある het meet drie voet; het is drie voet lang. ¶ 此處に激戰があった hier had een hevige veldslag plaats. ¶ 機會があれば als de gelegenheid zich voordoet.
bōkyaku忘却
zn. vergetelheid v. ¶ 忘却する vergeten; uit het geheugen bannen. ¶ 世間から忘却される in vergetelheid geraken; vergeten zijn. ¶ 自己の地位を忘却する zijn positie vergeten. ¶ 前後を忘却する zich vergeten.
irassharuいらっしゃる
i.w. (1) [居る在る] zijn. (2) [行く] gaan. (3) [來る] komen. ¶ いらっしゃい kom binnen. ¶ よくいらっしゃいました welkom. ¶ どこへいらっしゃるのですか waar gaat u heen? ¶ 山田樣は在らっしゃいますか is mijnheer Yamada thuis?
jiyū自由
zn. vrijheid v. ¶ 自由競爭 vrije concurrentie. ¶ 自由vrij land. ¶ 自由行動許す de vrije hand geven. ¶ 自由思想 vrije gedachte. ¶ 自由思想家 vrijdenker. ¶ 自由である eigen baas zijn. ¶ 自由を失ふ vrijheid van beweging verliezen. ¶ 自由なる vrij; ongehinderd; onbelemmerd. ¶ 自由にする zijn eigen zin volgen. ¶ 人を自由にする iemand naar zijn hand zetten; iemand laten doen wat men wil; iemand om den vinger winden. ¶ 自由貿易 vrij handel; vrijhandel. ¶ 自由廢業 bevrijding uit blanke slavernij. ¶ 自由放任 laissez-faire (佛語); non-interventie. ¶ 自由意志 vrije wil. ¶ 自由權 recht der vrijheid. ¶ 自由戀愛 vrije liefde. ¶ 自由選擇 vrije keuze. ¶ 自由主義 liberalisme; vrijzinnigheid. ¶ どうぞ御自由になさい doe alsof je thuis was. ¶ 妻君の自由になって居る onder de pantoffel zitten. ¶ 蘭語自由操る de Hollandsche taal beheerschen; het Hollandsch meester zijn; goed Hollandsch spreken.
kare
vnw. hij (男) m.; zij (女) v. ¶ zijn; haar (女の).
sono其の
vnw. dat; zijn; haar; hun. ¶ 其の翌日 den volgenden dag. ¶ 其の inmiddels; intusschen; onderwijl.
saihajiketa才はじけた
bn. vrijmoedig; brutaal; (俗) niet op zijn (haar) mondje gevallen.
mei
zn. (1) [命令] bevel o.; last m. (2) [生命] leven o. (3) [運命] lot o.; levenslot o.; noodlot o.; voorbeschikking v. ¶ より op last. ¶ 守る bevelen opvolgen. ¶ これなり dit is het bevel des hemels. ¶ に在り ons lot is door den hemel voorbeschikt. ¶ 彼の危し ik vrees voor zijn leven.
hanjō繁昌
(繁盛) zn. voorspoed m.; bloei m; welvaart v. ¶ 繁昌する bloeien; welvarend zijn.
zuttoずっと
bw. (1) [眞實に] recht door. (2) [遙に] verre; verreweg. (3) [續いて] voortdurend. ¶ ずっとお這入り下さい kom gerust binnen. ¶ ずっとに起こったのだ het is al heel lang geleden gebeurd. ¶ ずっと向うに heel in de verte. ¶ よりずっと良い veel beter dan. ¶ からずっと臥て ゐます ik ben al sinds het voorjaar bedlegerig.
tsukare
(疲れ) zn. vermoeienis v.; vermoeidheid v.; moeheid v.; afmatting v.; ¶ 疲れを休める uitrusten; op z’n verhaal komen. ¶ お疲れでしたらう u zal wel moe zijn. ¶ の疲 verveling. ¶ 疲果てる doodop zijn; doodmoe zijn; uitgeput zijn; niet meer kunnen.
haji
zn. schande v. ¶ 恥を雪ぐ schande uitwisschen. ¶ 恥を知らぬ geen schaamte kennen; schaamteloos. ¶ に恥をかかす iemand beschaamd maken. ¶ 此の恥かきめ foei!; schandelijk!. ¶ 恩惠を乞ふを恥とする ik schaam mij om een gunst te vragen. ¶ 恥をかく schaamte op zich laden. ¶ 恥ぢる zich schamen; beschaamd zijn.
ichiryū一流
zn. eerste rang m. ¶ 一流の eerste rangs-; toonaangevend. ¶ 一流の政治家 een staatsman van den eersten rang. ¶ 彼一流の策略 zijn geliefkoosde list. ¶ 彼一流の筆法 zijn speciale stijl.
oibore老耄
zn. suffigheid v. ¶ 老耄れる afgeleefd zijn; kindsch worden.
kasegi
zn. werk o.; arbeid o. ¶ 稼高 inkomst. ¶ 稼ぐ werken voor zijn brood; zijn brood verdienen. ¶ を稼ぐ zijn brood verdienen. ¶ 日當一圓で稼いで居る hij verdient een yen per dag.
tashinamu嗜む
i.w. (1) [好む] houden van; smaak hebben voor; gevoel hebben voor. (2) [愼み] zich weten te beheerschen; zich beschaafd gedragen; bescheiden zijn; zedig zijn.
shuchō主張
zn. (1) [唱道] pleidooi o.; voorspraak v.; bepleiting v. (2) [持論] opinie o.; meening v. (3) [權利などの] aanspraak v.; bewering v.; handhaving v. (4) [固持] halsstarrigheid v.; volharding v. ¶ 主張する bepleiten; aanspraak maken. ¶ 自説を主張する eigen meening verdedigen; zijn standpunt handhaven. ¶ 無罪を主張する onschuld bepleiten. ¶ 權利を主張する een recht eischen. ¶ 主張者 pleiter; eischer.
masari勝り
zn. superioriteit v. ¶ 勝る overtreffen; beter zijn dan; te verkiezen zijn boven.
otoru劣る
i.w. achterstaan bij; minder zijn dan; niet aan kunnen. ¶ 劣らぬ niet onderdoen voor; even goed zijn als.
genjū嚴重
zn. gestrengheid v. ¶ 嚴重streng; strikt. ¶ 嚴重に言へば strikt genomen. ¶ 嚴重な規律 strenge tucht. ¶ 時間嚴重に守る strikt op tijd zijn.
etsu
zn. vreugde v. ¶ 悦に入る verheugd zijn over.
hazu恥づ
hazukashigaru恥かしがる
(恥ずかしがる) i.w. verlegen zijn; bedeesd zijn; beschroomd zijn; beschaamd zijn.
sazo
(さぞ) bw. (1) [大に] zeer; hoe zeer. (2) [定めし] inderdaad; stellig. ¶ 嘸 …… でせう ongetwijfeld; zeker; naar ik vertrouw. ¶ 嘸御喜びでせう wat zul je blij zijn.
renchaku戀著
(恋着) zn. liefde v. ¶ 戀著する verliefd zijn.
sakigake
(先駆け) zn. (1) [] eerste m.; pionier m.; baanbreker m. (2) [] eerste o.; begin o. ¶ の魁 voorbode. ¶ 魁する de eerste zijn; de anderen voor zijn; het initiatief nemen.
suitai衰頽

(衰退) zn. verval o.; achteruitgang m. ¶ 衰頽する achteruitgaan; in verval zijn.

naka

zn. (1) [奧、底] binnenste o. ¶ に in binnenin. vz. (2) [] tusschen. (3) [多數の] onder; bw. te midden van. ¶ で in de straat; op straat. ¶ に in de doos. ¶ には蘭語やるものある er zijn onder hen ook, die Hollandsch leeren. ¶ 三つこれが一番上等だ dit is het beste van de drie.

dame駄目

zn. onmogelijkheid v; nutteloosheid v.; bn. vergeefsch; nutteloos; onbruikbaar; onmogelijk. ¶ 駄目にする bederven; onbruikbaar maken. ¶ 駄目になる mislukken; nutteloos zijn; vergeeefsch zijn. ¶ やって見ても駄目だ we behoeven het niet eens te probeeren. ¶ それは駄目だ dat lukt niet; dat zal niet gaan; dat kan niet; dat mag niet. ¶ もう駄目だ het loopt mis het hem; er is geen hoop meer voor hem. ¶ とても駄目だから諦めなさい daar er toch niets meer aan te doen is, moet er nu maar in berusten.

bokkyaku沒却

zn. verwaarloozing v.; voorbijzien o.; vernieling v. ¶ 沒却する negeeren; vernielen; vernietigen. ¶ 自分利益を沒却する zijn eigen belang ter zijde stellen. ¶ 當初の目的を沒却する oorspronkelijk doel uit het oog verliezen.

yōjin用心

zn. bedachtzaamheid v.; zorgzaamheid v.; behoedzaamheid v.; voorzichtigheid v. ¶ 用心深い behoedzaam; bedachtzaam; voorzichtig; zorgzaam; ¶ 用心する behoedzaam zijn; waken tegen; zorgen; op zijn hoede zijn. ¶ 用心knuppel als voorzorg; persoon in reserve. ¶ 用心reserve fonds; fonds voor onvoorziene uitgaven.

hatato礑と

bw. (1) [音] met een klap. (2) [突然] plotseling. [全然] geheel. ¶ 礑と實感する niet weten, wat te doen; uit het veld geslagen zijn.

kusaru腐る

i.w. bederven; verrotten; rotten; tot ontbinding overgaan. ¶ 腐り易い onderhevig aan bederf. ¶ が腐る ontmoedigd zijn; den moed laten zinken. ¶ 死體が腐りかかってゐる het lijk begint in staat van ontbinding over te gaan. ¶ 牛乳が腐って居る de melk is verzuurd.

burasagaruぶら下がる

i.w. hangen; opgehangen zijn.

SUPPLEMENT (trefwoord)
desuです
(koppelwerkwoord, beleefde vorm) [tegenwoordige tijd] です desu ben; is; zijn. [verleden tijd] でした deshita was; waren; geweest. [dubitatief] でしょう deshō dat zal wel; zal wel zo zijn. [voortzettende vorm] でして deshite en; doordat. ¶ 日本人ですIk ben een Japanner.以前タバコを吸い、かなりのヘビースモーカーでした。 Izen wa tabako wo sui, kanari no hebīsumōkā deshita. Voorheen rookte ik en was ik een nogal zware roker. ¶ ねえそうでしょう。 Nee, sō deshō. Zo is het toch? (TTC) ¶ 申し訳ありません、明日朝、お取引が難しそうでして…。 Mōshiwake arimasen, ashita asa, o-torihiki ga muzukashisō deshite…. Het spijt mij zeer, maar aangezien morgenochtend zakendoen moeilijk zal zijn... (Twitter)

NB です desu kan ook een zin afsluiten, puur en alleen om het beleefde aspect van dit woord. Werkwoordelijk voegt het dan niets toe aan de zin. Bijvoorbeeld: 悔しいです kuyashii desu en 悔しい kuyashii betekenen beide ‘het is betreurenswaardig’, alleen is de versie met desu beleefd in de zin dat Nederlands u beleefder is dan jij.
kare
vnw. (1) hij; hem. ¶ 毎朝朝食をとっている間、彼の犬は彼をじっと見つめていた。 Iedere ochtend terwijl hij ontbijt had staarde zijn hond hem aan. (TTC) (2) znw. vriend; vriendje (d.w.z. de man of jongen waar een vrouw of meisje mee gaat; verkering mee heeft). vgl. 彼氏 kareshi. ¶ 私の前の彼はポルトガル育ちでした。Mijn vorige vriendje was opgegroeid in Portugal. (TTC)

NB In klassiek Japans betekent 彼 kare ‘die persoon’ of ‘dat ding’. In het begin van de Meiji periode (1868-1912) werd dit woord gekozen om als equivalent te dienen voor het Engels ‘he’ (‘hij’). Lange tijd bleef dit gebruik beperkt tot de schrijftaal, maar tegenwoordig (1980-2009) komt kare ook voor in informele spreektaal. Niet in beleefde spreektaal, en sowieso is het nog steeds gebruikelijker om naar mensen te verwijzen middels hun naam of titel. Zie ook 彼女 kanojo. (Miura:102)
ichida一打
zn. (de) slag; (de) klap; (de) tik. ¶ の一打は伸びなかった。Kare no ichida wa nobinakatta. Zijn slag kwam niet ver. [TTC]
fukuzatsu複雑
zn. (〜な, ~na) adj. complex; gecompliceerd; ingewikkeld; verwikkelingen in de omstandigheden, structuur of relaties van een zaak; door verwikkelingen niet eenvoudig uit de leggen of te begrijpen; moeilijk; niet oppervlakkig; bewerkelijk. ¶ 複雑炭水化物って何か知ってますか。 Fukuzatsu tansui kabutsu tte nani ka shittemasu ka. Weet je iets van complexe koolhydraten? (TTC) ¶ 女は仕事のことを尋ねられると、「私の仕事複雑なので一言では要約できません」と言った。 Kanojo wa shigoto no koto wo tazunerareru to, ‘Watashi no shighoto wa fukuzatsu na no de, hitokoto de wa yōyaku dekimasen’ to itta. Toen haar werd gevraagd naar haar werk zei ze ‘Aangezien mijn werk ingewikkeld is kan ik het niet in een enkel woord samenvatten’. (TTC) ¶ が事態を複雑にした。 Kare no uso ga jitai wo fukuzatsu ni shita. Zijn leugen maakte de zaak ingewikkeld. (TTC) ¶ 脳の構造は複雑だ。 Nō no kōzō wa fukuzatsu da. De structuur van het brein is complex. (TTC)
shikata ga nai仕方がない
(uitdr.) niet anders kunnen dan…; het is onvermijdelijk dat…; niet kunnen verdragen dat…; niets aan kunnen doen dat…. NB Na de attributieve vorm (連体形) van een werkwoord volgt steevast より yori. ¶ 仕方ないよ。 Shikata ga nai yo. We hebben geen keus.; Er valt niets aan te doen.; Niks aan te doen. (TTC) ¶ 今日は月曜日なのに、日曜日のような気がして仕方ないKyō wa getsuyōbi na no ni, nichiyōbi no you na ki ga shite shikata ga nai. Hoewel het maandag is kan ik het gevoel dat het zondag is maar niet kwijtraken. (TTC) ¶ 待つより仕方ないKare wo matsu yori shikata ga nai. We kunnen alleen maar op hem wachten. やめるほか仕方ないKare wa yameru hoka shikata ga nai. Hij had geen nadere keuze dan af te treden. (TTC) ¶ の計画に同意するよりほかに仕方ないKare no keikaku wo dōisuru yori haka ni shikata ga nai. We hebben geen andere keuze dan in te stemmen met zijn plan. (TTC) ¶ 私たちはこのままやっていくより仕方ないWatachitachi wa kono mama yatte iku yori shikata ga nai. We kunnen alleen maar (op gelijke wijze) doorgaan. (TTC) ¶ 行くより他に仕方ないIku yori hoka ni shikata ga nai. We hebben geen andere keus dan te gaan.; We moeten wel gaan. そんなに健康こと心配しても仕方ないSonna ni kenkō no koto wo shinpaishite mo shikata ga nai. Het heeft geen zin je zoveel zorgen te maken over je gezondheid. (TTC) ¶ 彼女はうれしくてうれしくて仕方ないKanojo wa ureshikute ureshikute shikata ga nai. Ze was dolblij. (TTC)
sūnin数人
zn, no-adj. meerdere mensen; een aantal mensen. ¶ 部屋には数人の学生がいた。 Heya ni wa sūnin no gakusei ga ita. Er waren een aantal studenten in de kamer. (TTC) ¶ 彼らうち数人がその法案に反対である。 Karera no uchi sūnin ga sono hōan ni hantai de aru. Een aantal van hen was tegen het wetsvoorstel. (TTC) ¶ 数人の人たちが負傷して横たわっていた。 Sūnin no hitotachi ga fushōshite yokotawatte ita. Meerdere mensen lagen gewond neer. (TTC) ¶ 数人の若い技師が雇われ、彼ら新しいコンピューターの開発に専念した。 Sūnin no wakai gishi ga yatoware, karera wa atarashii konpyūtā no kaihatsu ni sennenshita. Er waren een aantal jonge ingenieurs te werk gesteld, en ze waren totaal toegewijd aan het ontwikkelen van een nieuwe computer. (TTC) ¶ この夏休みに数人の友達と、伊豆半島を歩いて一周するのを楽しみにしています。 Boku wa kono natsuyasumi ni sūnen no tomodatchi to, Izu hantō wo aruite isshūsuru no wo tanoshimi ni shite imasu. Ik kijk er naar uit om deze zomervakantie met een aantal vrienden te voet het schiereiland Izu te gaan verkennen. (TTC)
tekkiriてっきり
bw. (spreektaal) een stellige verwachting; gebruikt wanneer een aanname tegen verwachting in niet uitkomt (gewoonlijk in een zin met vormen van ‘ik dacht’ als 思ってた of 思いこんでた). ¶ てっきり日本語が話せると思ってた。 Tekkiri, kare wa nihongo ga hanaseru to omotte ta. Ik dacht dat hij Japans kon. ¶ てっきり今日彼女誕生日だと思ってた。 Kyō ga kanojo no tanjōbi da to omotte ta. Ik zou zweren dat het haar verjaardag was vandaag. ¶ てっきりあなた我々といっしょに来られるものと思っていました。 Tekkiri anata ga wareware to issho ni korareru mono to omotte imashita. Ik had aangenomen dat je met ons mee zou komen. (TTC) (yamasv)
zenra全裸
(znw, no-adj) geheel ongekleed zijn; spiernaakt; poedelnaakt. ¶ 全裸体 zenratai spiernaakt lichaam.
teishō提唱
(zn., suru-ww) (1) Het bepleiten [voorstellen; voorstaan; voorstellen; verdedigen; presenteren] van een zaak; voorstel; verdediging; presentatie. ¶ 提唱する teishōsuru [een zaak; iets] bepleiten; voorstaan; voorstellen; verdedigen; presenteren. ¶ 提唱者 teishōsha voorsteller; pleiter; verdediger; presentator. ¶ 彼の学説が初めて提唱されたは、それを信じなかった。 Kare no gakusetsu ga hajimete teishōsareta toki wa, dare mo sore wo shinjinakatta. Toen zijn theorie voor het eerst werd gepresenteerd vond die geen enkele steun. ¶ 電力不足対策のスーパークールビズとして、ポロシャツやアロハシャツの着用が提唱された。Denryokubusoku taisaku no sūpākūrubizu to shite, poroshatsu ya arohashatsu no chakuyō ga teishōsarete. In het kader van de Super Cool Biz maatregel voor het bestrijden van energietekorten werd het dragen van poloshirts en alohashirts [hawaïshirts] bepleit. [NB Cool Biz en later Super Cool Biz waren initiatieven van de Japanse overheid om bedrijven te stimuleren het mogelijk te maken om de airco op een lagere temperatuur zetten door werknemers zich luchtiger te laten kleden] (2) (a) Het uitleggen [verklaren; uiteenzetten; behandelen] van iets; uitleg; verklaring; uiteenzetting; lezing. (b) specifiek het uitleggen van de doctrines in Zenboeddhisme. ¶ 提唱する teishōsuru uitleggen; verklaren; behandelen; uiteenzetten. ¶ 禅家の提唱 Zenke no teishō Catechetische vraag voor meditatie in Zen.
pittariぴったり
(1) zonder tussenruimte; strak; nauw; naadloos; hermetisch. ¶ 全部ぴったり閉まってたのにどうやってそのに入ったんだろうMado wa zenbu pittari shimatte ta no ni, dō yatte sono neko wa ie no naka ni haittan darō. Dat ondanks dat alle ramen potdicht waren die kat toch is binnengekomen. Ik vraag me af hoe. ¶ はぴったりしたジーンズが好きですWatashi wa pittarishita jīnzu ga suki desu. Ik houd van strakke spijkerbroeken. (yamasv) (2) precies; exact. ¶ 2つの指紋がぴったり一致した。つまりが殺人犯だ。 Futatsu no simon ga pittari itchishita. Tsumari kare ga satsujinhan da. De twee vingerafdrukken zijn een exacte match. Dat betekent dat hij de moordenaar is. ¶ 日本電車いつもぴったりの時間来るNihon no densha wa itsu mo pittari no jikan ni kuru. Treinen in Japan zijn altijd precies op tijd. (yamasv) (3) past; past goed bij; geschikt [voor, om]. ¶ この料理はこのワインにぴったりだ。 Kono Ryōri wa kono wain ni pittari da. Dit gerecht past goed bij deze wijn. ¶ 温泉はリラックスするのにぴったりの場所だ。 Onsen wa rirakkususuru no ni pittari no basho da. Hete (natuur)baden zijn heel geschikte plaatsen om te ontspannen. (yamasv) ¶ その帽子彼女にぴったりだ。 Sono bōshi wa kanojo ni pittari da. Die hoed [muts, pet] staat haar precies goed. ¶ ぴったり合うどうか、この新調のを着てみなさいPittari au ka dō ka, kono shinchō no fuku wo kite minasai. Probeer eens of dit nieuwe pak goed past. (TTC) (4) opeens; plotsklaps (stoppen).
vrouw

(znw, de)
(1) onna no hito 女の人; josei 女性 (algemene benamingen); onna 女 (vrouw; geliefde; echtgenote; meid; prostituee); fujin 婦人 (mevrouw; dame(s)); onna no kata 女の方 (dame(s)); joshi (vrouw; mevrouw; meisje; jongedame; dochter). ¶ Er was een vrouw de was aan het ophangen. Onna no hito ga sentakubutsu wo roopu ni hoshite iru tokoro datta. 女の人が洗濯物をロープに干しているところだった。 (TA) ¶ De werkende vrouw. Hataraku josei [fujin]. 働く女性[婦女]。 ¶ De vrouwenbeweging. Josei [fujin] undou. 女性[婦人]運動。 ¶ Mevrouw Bruce was de eerste vrouwelijke piloot die de tussen Engeland en Japan vloog. Buruusu fujin wa Ei-Nichi-kan wo tonda saisho no josei pairotto de atta. ブルース婦人は英日間を飛んだ最初の女性パイロットであった。 (TA)
(2) tsuma (echtgenote); kanai 家内 (mijn vrouw); nyoubou 女房; waifu ワイフ(([mijn,zijn]) vrouw [echtgenote]). ¶ Mijn echtgenote is Chinees. Watashi no tsuma wa Chuugokujin desu. 私のは中国人です。 ¶ Mijn vrouw is dokter. Kanai wa isha desu. 家内は医師です。 ¶ Zijn vrouw heeft het thuis voor het zeggen. Kare wa nyoubou no shiri ni shikarete iru. 女房の尻にしかれている。 (TA)

onna no hitootoko no hito
joseidansei
onnaotoko
joshidanshi
tsumaotto
waifuhazu

TEKST EN UITLEG (trefwoord)
bron:Minami Hiroshi╱De psychologie van Japanners 〈61:12-15〉南博『日本人の心理』
忍從精神を、徹底的に説いたこの修養書を、益軒は『訓』とよんだのである。ではどんな目にあっても「一體人間とはこんなものだと思い我慢して」、怒らないで居て、「得る心境達するには、どうしたらいいのか。それはあまり書いてない。とにかく我慢していればよいことがあるという、一種の結果論であって、それ以外理由はない。

Ninjū no seishin wo, tetteiteki ni toita kono shūyōsho wo, Ekiken wa, /Raku-Kun/ to yonda no de aru. De wa, donna me ni atte mo ‘ittai ni ningen to wa konna mono da to omoigamansite’, okoranaide ite, ‘raku wo eru’ shinkyō ni tassuru ni wa, dō shitara ii no ka. Sore wa amari kaite nai. Tonikaku gamanshite ireba yoi koto ga aru to yū, isshu no kekkaron de atte, sore igai ni riyū wa nai.

Het lesboek waarin Ekiken de geest van onderwerping grondig uitlegt heet /Instructies voor gemak/. Echter, wat moet je doen om voor elkaar moet krijgen dat je onder alle omstandigheden ‘dingen verdraagt met de gedachte dat mensen nu eenmaal zijn zoals ze zijn’, en zonder je op te winden een gemoedstoestand van ‘gemak bereikt’? Dat schrijft hij niet echt. Hij zegt dat je iets goeds zult hebben wanneer je op een of andere manier volhoudt - een soort redenatie die uitgaat van de uitkomst, anders dan dat is er geen verklaring.
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <zijn>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
いらっしゃるirasshyaru (1) komen; (2) gaan; zich begeven; (3) zijn; zich bevinden
お上さんokamisan (1) zijn; uw echtgenote; zijn; uw vrouw; (2) mijn vrouw; mijn echtgenote; vrouw des huizes; [inform.] moeder de vrouw; (3) mevrouw; [Belg.N.; spreekt.] madam
ごわすgowasu (1) [hoff. variant van aru] zijn; zich bevinden; bestaan; hebben; liggen; gelegen zijn; staan; (2) [hoff. variant van aru] zijn
ごんすgonsu (1) [hon. variant van kuru] komen; (2) [hon. variant van iru] zijn; zich bevinden; bestaan; (3) [hoff. variant van aru] zijn; zich bevinden; bestaan; hebben; liggen; gelegen zijn; staan; (4) [hoff. variant van aru] zijn
ざあますzaamasu [♀] [hoff. variant van aru] zijn
ざますzamasu [♀] [hoff. variant van aru] zijn
ざんすzansu (1) [♀] [hoff. variant van aru] zijn; (2) [♀] [hoff. variant van aru] zijn
侍りhaberi (1) [hum.] zijn; zich bevinden; verblijven; (2) [hoff.] zijn; zich bevinden; verblijven; (3) [drukt een ervaring uit]; (4) […はべり] [neutrale of duratieve hoffelijkheidsuitgang]; (5) […はべり] [drukt een ervaring uit]
候ふsaurafu (1) dienen; bedienen; ten dienste staan; (2) [werkwoordelijke hoffelijkheidsvariant van aru] zijn; zich bevinden; hebben; (3) [werkwoordelijke hoffelijkheidsvariant van iru] zijn; zich bevinden; (4) […さうらふ] [hulpwerkwoordelijke hoffelijkheidsvariant van dearu]; (5) […さうらふ] [hulpwerkwoordelijke hoffelijkheidsuitgang]
分担するbuntansuru (1) verdelen; delen; toewijzen; toebedelen; omslaan; (2) zijn; haar deel van de leiding; controle; verantwoordelijkheid nemen over; zich partieel belasten met; gedeeltelijk verantwoordelijk zijn voor
前後しているzengoshiteiru precies omgekeerd (qua volgorde) zijn; juist andersom zijn; net omgekeerd in elkaar zitten; steken; een verkeerde volgorde hebben
向こうのmukouno (1) ginds; [arch.] gene; het; de … daarginder; (2) tegenoverliggend; tegenoverstaand; tegen-; over-; (3) zijn; haar; hun; … van de wederpartij; tegenpartij
困惑するkonwakusuru niet weten wat men doen moet; van zijn apropos raken; zijn; van z'n stuk raken; ontsteld; onthutst zijn; in verwarring raken; perplex; verbluft; verbouwereerd staan; met de mond vol tanden staan; verlegen zitten met; in z'n maag zitten met; verward; confuus worden van; [Belg.N.] van z'n melk raken
存在するsonzaisuru bestaan; zijn; existeren; leven
居られるorareru [hon.] zijn; zich bevinden; bestaan
居るiru (1) zijn; zich bevinden; bestaan; staan; liggen; (2) wonen; verblijven; leven; resideren; zetelen; (3) aanwezig zijn; present zijn; tegenwoordig zijn; in de buurt zijn; thuis zijn; (4) [m.b.t. bloedverwanten; bv. broers of zusters] hebben; (5) [m.b.t. dieren] leven; voorkomen; aangetroffen worden [in een bepaalde habitat]
居るoru (1) zijn; zich bevinden; (2) wonen in; huizen in; zijn verblijf houden in; zijn verblijf hebben in; gehuisvest zijn in; resideren in; (3) [動物が] voorkomen in; leven in; zijn habitat hebben in; (4) aanwezig zijn; present zijn
年は争われないtoshihaarasowarenai zijn; haar leeftijd telt mee; de leeftijd laat zich aanzien
役に立つyakunitatsu nuttig zijn; van pas komen; bruikbaar zijn; van nut zijn; handig zijn; van dienst zijn; dienstig zijn; dienen (tot); verstrekken (tot); baten; batig zijn; uithalen; baat geven; ten goede komen aan; helpen; gunstig zijn; bevorderlijk zijn; voordelig (in het gebruik) zijn; resultaat opleveren; effect hebben; probaat zijn; te stade komen; nut opleveren; nut afwerpen; nutten
役立つyakudatsu nuttig zijn; van pas komen; bruikbaar zijn; van nut zijn; handig zijn; van dienst zijn; dienstig zijn; behulpzaam zijn; dienen (tot); verstrekken (tot); baten; baat geven; uithalen; ten goede komen aan; helpen; gunstig zijn; bevorderlijk zijn; voordelig (in het gebruik) zijn; resultaat opleveren; effect hebben; probaat zijn; te stade komen; nut opleveren; nut afwerpen; nutten
彼のkareno zijn; van hem
御上様okamisama (1) zijn; uw echtgenote; zijn; uw vrouw; (2) mevrouw; [Belg.N.; spreekt.] madam
御出でなさるoidenasaru (1) [honoratieve variant van iku] gaan; vertrekken; zich begeven; (2) [honoratieve variant van kuru] komen; arriveren; (3) [honoratieve variant van iru] zijn; zich bevinden; bestaan; blijven; (4) [honoratieve variant van …teiru]
御出でになるoideninaru (1) [尊敬語] gaan; vertrekken; zich begeven; heengaan; (2) [尊敬語] komen; aankomen; arriveren; (3) [尊敬語] zijn
御座いますgozaimasu (1) [werkwoordelijke hoffelijkheidsvariant van aru] zijn; zich bevinden; hebben; (2) [hulpwerkwoordelijke hoffelijkheidsvariant van aru]
御座しますowashimasu (1) [honoratieve variant van aru en iru] zijn; zich bevinden; bestaan; (2) [honoratieve variant van aru] hebben; bezitten; beschikken over; disponeren over; (3) [honoratieve variant van iku] gaan; vertrekken; zich begeven; (4) [honoratieve variant van kuru] komen; arriveren; (5) [honoratieve variant van …てある en …ている
御座すowasu (1) [honoratieve variant van iru] zijn; zich bevinden; bestaan; (2) [honoratieve variant van aru] hebben; bezitten; beschikken over; disponeren over; (3) [honoratieve variant van iku] gaan; vertrekken; zich begeven; (4) [honoratieve variant van kuru] komen; arriveren; (5) […~] [honoratieve variant van dearu]; (6) […~] [honoratieve variant van aru (continuïteit) of van iku; kuru (verloop; overgang)]
御座るgozaru (1) [honoratieve variant van iru] zijn; zich bevinden; bestaan; (2) [honoratieve variant van aru] zijn; zich bevinden; bestaan; hebben; liggen; gelegen zijn; staan; (3) [honoratieve variant van iku en kuru] gaan; komen; zich begeven; (4) [hoffelijkheidsvariant van aru] zijn; hebben; (5) gaan houden van; verliefd worden; (6) bederven; slecht worden; rotten; (7) [腹が~] honger krijgen; trek krijgen; (8) [hoffelijkheidsvariant van aru; iru] zijn; hebben
御髪migushi (1) uw; zijn; haar haar; (2) uw; zijn; haar hoofd
息女sokujo [hon.] uw; zijn; haar; hun dochter
揃うsorou (1) uniform zijn; gelijk zijn; van gelijke ~ zijn; [i.h.b.] harmoniëren; (2) compleet raken; zijn; volledig raken; zijn; voltallig raken; zijn; (3) (volledig) ter beschikking liggen; (geheel) voorhanden zijn; [i.h.b.] een ruim assortiment ~ hebben; [i.h.b.] een fraaie collectie; verzameling ~ hebben; er samengebracht; bijeen(gebracht); verzameld; bijeengehaald zijn
有りari (1) bestaan; aanwezigheid; wezen; existentie; [form.] aanzijn; (2) bestaand; wezenlijk iets; wezen; entiteit; realiteit; werkelijkheid; (3) bestaan; zijn; (4) leven; ongedeerd zijn; (5) een leven leiden; (6) verstrijken; passeren; (7) zich bevinden; aanwezig zijn; bijwonen; (8) [世に~] het goed doen; succes hebben; welvaren; voorspoedig zijn; (9) opmerkelijk zijn; uitblinken; (10) […~] [drukt een duurzame toestand of durativiteit uit]; (11) […~] [koppelwerkwoordelijke functie]; (12) [お…~ ; ご…~] [drukt een honoratieve constructie uit]
有る ; 在るaru bestaan; zijn; existeren; aanwezig zijn
u (1) [boeddh.] bhava; het bestaan; het zijn; (a) zijn; bestaan; hebben; (b) bestaanswereld; zijnswereld
yuu (1) bezit; (2) bestaan; existentie; (3) [volgend op getal] en nog eens; en daarenboven; (a) zijn; bestaan; (b) hebben; bezitten; (c) daarenboven; en meer; (d) [gebruikt als stopwoord of om het ritme te volmaken]
shi (1) hij; hem; [attr.] zijn; (2) [afk.] dhr.; de heer; [afk.] M.; mijnheer; [mv.; afk.] HH.; [mv.] de heren; (3) familie; geslacht; [i.h.b.] clan; (4) x heren
浮気する ; 上気するuwakisuru een verhouding; avontuurtje; relatie hebben; vreemd gaan; scharrelen; zijn; haar partner bedriegen; een schuine schaats rijden
潜在するsenzaisuru latent (aanwezig) zijn; sluimeren; verborgen liggen
su (1) zijn; bestaan; (2) zich voordoen; gebeuren; voorkomen; voorvallen; (3) doen; verrichten; bedrijven; (4) […~] doen; plegen; (5) in een bep. toestand brengen; maken tot; (6) […~] beschouwen; vinden; achten
物するmonosuru (1) zijn; zich bevinden; (2) gaan; komen; (3) [euf.] het doen; seks hebben; (4) zeggen; (5) schrijven; (6) eten; (7) geven; (8) [傑作を] maken; [一句; 歌を] plegen; (9) verduisteren; stelen; achteroverdrukken
現存する ; 見存するgensonsuru (1) bestaan; aanwezig zijn; existeren; zijn; (2) nu nog bestaan; overblijven; blijven bestaan
生きているikiteiru levend zijn; leven; (in leven; in het land der levenden) zijn
生存するseizonsuru (1) leven; bestaan; existeren; zijn; wezen; (2) overleven; overblijven; subsisteren
終了するshyuuryousuru (1) aflopen; er komt een einde aan ~; ten einde lopen; tot een einde komen; een einde nemen; eindigen; ophouden; over; uit; voorbij; gedaan zijn; [i.h.b.] expireren; (2) afsluiten; een eind maken aan; tot een einde brengen; afmaken; eindigen; besluiten; beëindigen; termineren; voltooien; afwerken; zijn; haar beslag geven
緩める ; 弛めるyurumeru (1) los; losser maken; losknopen; lossen; laten verslappen; vieren; loos geven; ontspannen; minder strak (doen) zijn; (2) [スピードを] minderen; verminderen; [勾配を] minder steil maken; (3) [警戒を] (laten) verslappen; laten verflauwen
船酔いするfunayoisuru zeeziek worden; zijn; [scherts.] de visjes voeren; [uitdr.] tol aan Neptunus betalen
酔っているyotteiru dronken zijn; beneveld zijn; beschonken zijn; bezopen zijn; groggy zijn; afgeknoedeld zijn; buis; buizig zijn; niet capabel zijn; niet normaal zijn; buiten westen zijn; weg zijn; van de wereld zijn; topzwaar zijn; kachel zijn; mabok zijn; oremus zijn; boven zijn theewater zijn; tweemaal halfvol zijn; in de jenever; kroot; kroten zijn; van de kist zijn; behoorlijk op de hoogte zijn; in de derde hemel zijn; z'n tramontane kwijt zijn; dubbel zien; er een voor twee zien; z'n broeder gesproken hebben; een stuk in z'n kas; kraag; raap hebben; een bobbel; brommer; glaasje ophebben; de kachel aan hebben; een kas aan hebben; Schiedam in ’t oog hebben; een bom; bonk; brom inhebben; de vracht inhebben; ’m om hebben; het vast hebben; de rest hebben; de hondenziekte hebben; kalverknieën hebben; de hoogte hebben; de prins gesproken hebben; een snee in het; z'n oor hebben; een snee in de; z'n neus hebben; een snip in het oor hebben; een snip in de neus hebben; een snip aanhebben; ophebben; een snor weghebben; aanhebben; beethebben; hem staan hebben; natte voeten hebben; z'n zak vol hebben; z'n hoed staat op halfzeven; z'n kop is zwaarder dan z'n benen; het kompas is van de pen; met een dikke tong spreken; [euf.] geestelijk verheugd zijn; [euf.] in kennelijke staat (van dronkenschap) zijn; verkeren; [scherts.] in de Heer; Here zijn; [scherts.] zalig zijn; [volkst.] bekeeuwd zijn; [volkst.] blauw zijn; [volkst.] onder de keil zijn; [volkst.] keil zijn; [volkst.] lens zijn; [volkst.] in de neut zijn; [volkst.] voor pampus liggen; [inform.] zat zijn; [inform.] doorgezakt zijn; [inform.] in de lorum zijn; [inform.] in de olie zijn; [inform.] met een nat zeil lopen; thuiskomen; [inform.] tiereliere zijn; [inform.] te veel vergunning gebruikt hebben; [soldatent.] door de pagger gaan; [Belg.N.; spreekt.] patat zijn; [[Belg.N.] een pint te veel uit hebben; [w.g.] bepimpeld zijn; [w.g.] het hooi binnen hebben; [w.g.] een laars aan hebben; [w.g.] z'n laars vol hebben; [w.g.] een stuk in z'n laars hebben; [gew.] aangedraaid zijn; [gew.] bekaaid zijn; [gew.] berooid zijn; [gew.] jarig zijn; [gew.] keizer zijn; [gew.] de keizer; koning; paus; prins; reus gezien hebben; [gew.] de bocht hebben; [gew.] de bok (aan het touw) hebben; [gew.] een krul aan hebben; [gew.] een laag ophebben; [gew.] van de bruine weten; [gew.] glazen benen hebben; [gew.] (goed) gekleed zijn; [gew.] goed; zwaar geladen zijn; [gew.] het voor zijn kriek hebben; [gew.] over de neb stappen; [gew.] een reep aan; in 't oor hebben; [gew.] een schreef aan hebben; [gew.] een snee door de neus hebben; [gew.] soldaat zijn; [gew.] het; ze staan hebben; [gew.] het voor z'n ster hebben; [gew.] een streep ophebben; [gew.] teut zijn; [gew.] vis zijn; [gew.] door de vang zijn; [gew.] een veeg weg hebben; [Barg.] afgebrand zijn; [Barg.] kanis zijn; [Barg.] krom zijn; [Barg.] de brand hebben; [Barg.] de pruif hebben; [Barg.] sela zijn; [Barg.] sikker zijn; [Barg.] sop zijn; [Barg.] vet zijn
釣り合うtsuriau (1) in evenwicht staan; zijn; balanceren; opwegen tegen; (2) harmoniëren (met); passen (bij); bij elkaar behoren; overeenkomen (met); staan (bij); overeenstemmen (met)
Resultaten van japansnederlandswoordenboek.org   
Tijd: 0.5 sec. jiten.nl: 46 treffers, warandict: 48 treffers (zoekopdracht: 'zijn', strategie: exact). 
2005-2023