
日
蘭
蘭
辭
典
典
日蘭辭典+
日蘭辭典 (trefwoord)
yashinau・養ふ
(養う) t.w. (1) [養育] verzorgen; grootbrengen; opvoeden. (2) [給養] onderhouden; i.w. in het onderhoud voorzien van; den kost verdienen voor. t.w. (3) [飼ふ] houden. i.w. (4) [飼養] eten geven; t.w. voeden. t.w. (5) [精神を] kweeken; cultiveeren. ¶ 病を養ふ herstellen; voor zijn gezondheid zorg dragen.
ki・氣
(気) zn. (1) [氣力] geest m.; hart o.; ziel v. (2) [氣質] karakter o. (3) [氣分] humeur o.; stemming v. (4) [傾向] neiging v.; geneigdheid v. (5) [注意] zorg v.; aandacht v. (6) [呼吸] adem m. (7) [空氣] lucht v.; atmosfeer v. (8) [蒸氣] damp m.; uitwaseming v.(9) [香氣] smaak m.; geur m. (10) [精氣] ether m. ¶ 氣がある lust hebben; geneigd zijn. ¶ 氣がさす ongerust zijn. ¶ 氣が狂ふ gek worden. ¶ 氣が違って居る niet goedwijs zijn. ¶ 氣がふれる buiten zich zelven zijn; niet wel bij het hoofd zijn. ¶ 氣が長い geduldig. ¶ 氣が拔けた afgetrokken; verstrooid. ¶ 氣が塞ぐ somber gestemd zijn; tobben; (俗) in de put zitten. ¶ 氣が詰まる benauwd zijn. 氣が進む volgaarne; van ganschen harte. ¶ 氣が進まぬ geen zin hebben. ¶ 氣が立って居る opgewonden zijn.¶ 氣が向く geneigd zijn; lust hebben. ¶ 氣が濟まぬ niet op zijn gemak zijn. ¶ 氣が重くなる gedrukt zijn; somber zijn. ¶ 氣が遠くなる bewusteloos worden; bezwijmen; flauw vallen. ¶ 氣が咎める niet op zijn gemak zijn; zelfverwijt gevoelen. ¶ 氣に病む ongerust zijn. ¶ ....... する氣になる er toe komen om; lust krijgen om. ¶ 氣に障る hinderen; ergeren. ¶ 氣の強い stoutmoedig; dapper. ¶ 氣の弱い slap. ¶ 氣の合った gelijkgezind; sympathiek. ¶ 氣のない zouteloos; laf. ¶ 氣の小さい kleinmoedig.¶ 氣の狹い bekrompen; kleinzielig. ¶ 樹の大きい grootmoedig; edelmoedig (寬大); moedig. ¶ 氣の早い driftig; opvliegend. ¶ 氣の好い goedhartig. ¶ 氣の利いた behendig; knap. ¶ 氣の變り易い wispelturig. ¶ 氣を揉む tobben; zich bezorgd maken.¶ 氣をゆるす aandacht laten verslappen; niet goed opletten. ¶ 氣を勵ます moedvatten. ¶ 氣を晴らす zich ontspannen. ¶ 氣を養ふ geest voeden ¶ 氣を失ふ flauw vallen; bewusteloos worden; bezwijmen; bewustzijn verliezen. ¶ 氣を探る polsen. ¶ 氣を變へる van opinie veranderen. ¶ 氣を配る zijn aandacht gevestigd houden op; (俗) in de gaten houden. ¶ 氣を持つ (心をかける) zich wijden aan.¶ 氣を長くする geduld oefenen. ¶ 氣を拔く verslappen. ¶ 氣を落ちつける zijn gedachten verzamelen; tot zich zelven komen. ¶ 氣を落す den moed verliezen; den moed laten zinken. ¶ 氣を負ふ zich laten voorstaan op; prat gaan op. ¶ 氣を惡くする kwalijk nemen. ¶ 人の氣を惡くする iemand’s gevoelens kwetsen. ¶ 氣を利かせる een wenk begrijpen. ¶ 氣を廻す achterdocht koesteren. ¶ 氣を附ける goed opletten; oppassen. ¶ 氣を附け pas op !; geef acht ! (號令). ¶ 氣は心 neem den wil voor de daad; waardeer de goede bedoeling. ¶ 何の氣もなしに zonder eenige (kwade) bedoeling. ¶ 氣に懸けるな trek je er niets van aan ! ¶ あとで氣がついた later viel mij in ....... . ¶ 氣が濟んだ het is mij een pak van het hart.
taisetsu・大切
zn. belang o.; gewicht o. ¶ 大切でない onbelangrijk. ¶ 大切な belangrijk; gewichtig. ¶ 大切に mmet zorg; zorgvuldig; zorgzaam. ¶ 大切にする prijs stellen op; zorg hebben voor; van groot belang achten.
RESULTATEN japansnederlandswoordenboek.org voor <zorg>
Info over de soms afwijkende spelling van het Japans hieronder.
ケアkea (1) care; zorg; hoede; verzorging; onderhoud; behandeling; verpleging; (2) [dierk.] kea; Nestor notabilis; (3) [afk.] CARE [= Cooperative for Assistance and Relief Everywhere]; (4) Ker; Kerr
世話sewa (1) zorg; hoede; behartiging; verzorging; ontferming; oppassing; hulp; (2) goede diensten; bijstand; vriendelijke bemoeienis; [i.h.b.] (welwillende) bemiddeling; [i.h.b.] voorspraak; (3) last; ongerief; ongemak; overlast; (4) leven van alledag; dagelijks leven van de gewone man; het alledaagse; het banale; (5) sewa [genre in de kabuki-toneelkunst of het jōruri-recitatief dat het dagelijks leven van de gewone man tot thematiek heeft]; (6) verstaanbare taal; gewoon taalgebruik; spraakgebruik; huis-; tuin- en keukentaal; Jip-en-Janneketaal; volksmond
介護kaigo zorg; verzorging; verpleging; verpleegzorg; oppassing
保管hokan (1) bewaring; hoede; zorg; verantwoordelijkheid; (2) bewaring; opslag; opberging
保護hogo bescherming; beschutting; vrijwaring; asiel; hoede; zorg; behartiging; bewaring; dekking; behoud; conservatie; instandhouding
加護kago [rel.] bescherming; hoede; bewaring; zorg; genade; gratie
労りitawari (1) ontferming; medeleven; vriendelijkheid; voorkomendheid; (2) waardering; dankbaarheid; appreciatie; achting; (3) verdienste; (4) zorgzaamheid; zorg; behartiging; attentheid; (5) ziekte; kwaal
厄介yakkai (1) last; ongerief; overlast; ongemak; lastpost; moeite; soesa; [veroud.] pijne; bezwaar; [form.] onus; hinder; gehaspel; (2) zorg; hoede; toezicht; oppassing; verzorging; opvang; ontferming [betreft ook de personen of kosten daaraan verbonden]; (3) het leven van; het teren op; klaploperij; parasitisme; biets; (4) persoon ten laste; afhankelijke; tafelschuimer; kostganger; kostgangster; commensaal; inquilien; klaploper; profiteur; parasiet; bietser; (5) yakkai [In de Edo-periode door de pater familias gealimenteerde collaterale bloedverwanten. Bv. zijn jongere broers die op kosten van het ouderlijk huis leefden en als erfgenaam grootgebracht werden.]; (6) lastig; moeilijk; zwaar; vervelend; storend; hinderlijk; onereus; [inform.] flikkers; drukkend; [m.b.t. werk] bezwarend; moeizaam; vermoeiend
奔走honsou (1) goede diensten; inspanningen; moeite; inzet; toedoen; toewijding; bedrijvigheid; drukte; activiteit; (2) onthaal; (3) zorg
安楽椅子anrakuisu gemakkelijke; luie stoel; ruststoel; luierstoel; leunstoel; armstoel; clubfauteuil; zorgstoel; zorg
寄せyose (1) verzameling; samenbrenging; (2) [go; shōgi] eindspel; laatste fase van een partij; laatste zetten; eindzetten; (3) [golf] approach; (4) aangetrokkenheid; vertrouwen; (5) zorg; hoede; toezicht; (6) band; betrekking; relatie; (7) reden; grond; (8) [tanka] geassocieerd woord; associatiewoord; (9) [kabuki] trommuziek bij de entree van een personage
庇護higo hoede; bescherming; beschutting; zorg
御世話 ; お世話osewa (1) hulp; bijstand; steun; (2) dienst; bemiddeling; interventie; tussenkomst; (3) last; overlast; moeite; inspanning; zorg; beslommering; (4) het dagelijks leven; de dagelijkse beslommeringen in het leven
心労shinrou bezorgdheid; ongerustheid; zorg; vrees; angst
心尽くしkokorozukushi (1) goedheid; vriendelijkheid; attentie; (2) acht; zorg; bekommernis; bezorgdheid; zorgzaamheid; attentheid; consideratie; (3) ijver; inspanning; moeite; goede diensten; vriendelijke bemoeienis
心掛け ; 心懸けkokorogake (1) plan; opzet; bedoeling; intentie; voornemen; oogmerk; (2) voorzichtigheid; zorg; behoedzaamheid; omzichtigheid; (3) instelling; attitude; mentaliteit
心痛shintsuu zorg; kwelling; bezorgdheid; ongerustheid; verontrusting
心遣いkokorozukai (1) acht; aandacht; zorg; bekommernis; bezorgdheid; (2) consideratie; begaanheid; attentheid; betrokkenheid; (3) fooi; tip; tipgeld
心配shinpai (1) bezorgdheid; zorg; bekommering; bekommernis; ongerustheid; kommernis; kommer; muizenis; muizennest; kopzorg; beslommering; angstig; bang voorgevoel; beduchtheid; benauwdheid; (2) zorg; behartiging; hulp; ontferming; (3) bezorgd; ongerust; bekommerd; beducht; angstig; bang; benauwd; (4) kommerlijk; zorgelijk
思いomoi (1) gedachte; gepeins; (2) zorg; zorgen; bezorgdheid; ongerustheid; (3) gevoel; gevoelen; (4) verlangen; wens; (5) liefde
意i (1) gevoel; gevoelen; betuiging; mening; gedachte; opinie; (2) voornemen; wil; zin; plan; [Belg.N.] gedacht; intentie; wens; (3) aandacht; attentie; zorg; behartiging; (4) voorkeur; zin; smaak; (5) zin; betekenis; bedoeling; teneur; strekking; inhoud; (6) goede gezindheid; genegenheid; (7) [boeddh.] geest; ziel
憂いurei (1) zorg; bezorgdheid; ongerustheid; vrees; angst; (2) verdriet; droefheid; smart; leed; triestheid; kommer; [lit.t.] droefenis
憂えuree (1) zorg; bezorgdheid; angst; ongerustheid; vrees; (2) verdriet; smart; droefheid; leed; pijn; kommer; triestheid; [lit.t.] droefenis; (3) klacht; verzuchting; (4) rouw
手許 ; 手元temoto (1) handbereik; (2) gereed geld; gerede penningen; geld; contanten in kas; geld op zak; (3) beurs; buidel; portemonnee; zak; (4) zorg; hoede; (5) vaardigheid; bedrevenheid; (6) eetstokjes; stokjes; chopsticks
拘りkodawari (1) bezwaar; beletsel; scrupule; probleem; zorg; preoccupatie; fiep; [i.h.b.] hang-up; (2) obsessie; fixatie; stokpaardje; [Belg.N.] dada; (3) kritiek; verwijt
気掛かりkigakari (1) zorg; bezorgdheid; ongerustheid; verontrusting; vrees; (2) zorgelijk; zorgbarend; zorgwekkend; onrustbarend; verontrustend; bedenkelijk; [Belg.N.] onrustwekkend; alarmerend
気遣いkizukai (1) aandacht; oplettendheid; attentie; toezicht; zorg; zorgzaamheid; bekommernis; (2) bezorgdheid; zorg; ongerustheid; verontrusting; vrees; [veroud.] kommer
注意chuui (1) aandacht; attentie; oplettendheid; acht; notitie; zorg; voorzichtigheid; hoede; (2) waarschuwing; raad; advies; vermaning; verwittiging; aanwijzingen; [Barg.] gedagis
煩いwazurai (1) zorg; beslommering; bezorgdheid; muizenissen; kommer; probleem; (2) ziekte; kwaal; ongemak
留意ryuui aandacht; oplettendheid; attentie; zorg; acht; consideratie
目; 眼me (1) oog; doppen; kijkers; [kindert.] piepers; kijkerd; gaten; glimmers; [gew.; vulg.] keut; [Barg.] glimmerik; [Barg.] spanling; [Barg.; volkst.] lampjes; (2) het zien; gezicht; gezichtsvermogen; zicht; gezichtsveld; vizier; blik; oogopslag; kijk; optiek; gezichtspunt; oogpunt; zienswijze; inzicht; zorg; (3) aanzicht; aanblik; (4) ervaring; (5) opening; tussenruimte; (6) maatstreep; maat; (7) volume; inhoud; (8) foei; (9) -ste; -de [ordinaal suffix]; (10) [achtervoegsel dat een grens of raakvlak tussen twee zaken; toestanden e.d. markeert; het wordt aangesloten op de ren'yōkei van werkwoordsvormen]; (11) -ig [aangesloten op de stam van adjectieven of op de ren'yōkei van werkwoorden; drukt een mate; eigenschap of tendens uit die neigt naar het genoemde]
苦ku (1) pijn; leed; lijden; [fig.] kruis; (2) zorg; bezorgdheid; verontrusting; ongerustheid; (3) moeite; inspanning
苦労kurou (1) moeilijkheden; probleem; ellende; miserie; nood; (2) grote moeite; zware last; zware arbeid; gezwoeg; geploeter; (3) zorg; bezorgdheid; ongerustheid; angst; vrees
苦心kushin (1) zorg; bezorgdheid; angst; vrees; (2) moeite; inspanning
賄いmakanai (1) maaltijdverstrekking; dinerverzorging; catering; kost; (2) maaltijdverstrekker; cateraar; (3) voorbereiding; bereiding; verzorging; beheer; (4) tafelbediening; bediening aan tafel; (5) kelner; serveerster; (6) lapmiddel; noodoplossing; (7) last; zorg; (8) [scheepv.] purser; (9) maal voor restaurantpersoneel; stafmaaltijd
関心kanshin interesse; zorg; bezorgdheid; aandacht; belangstelling
難儀nangi (1) leed; lijden; nood; penarie; ontbering; tegenspoed; tegenslag; beproeving; narigheid; netelige situatie; lastig parket; (2) moeilijkheden; problemen; last; zorg; moeite; (3) iets belangrijks; serieuze zaak; (4) moeilijk; zwaar; hard; lastig; problematisch; vermoeiend; afmattend; benard
雲kumo (1) wolk; zwerk; (2) uitermate verre plaats; onbereikbare plaats; (3) vaagheid; schimmigheid; wazigheid; obscuriteit; (4) iets dat op iemands gemoed drukt; iets dat iemand dwarszit; last; probleem; zorg
面倒mendou (1) moeite; last; [form.] onus; [veroud.] pijne; ongemak; vervelend gedoe; [inform.] gekloot; (2) moeilijkheden; problemen; complicaties; (3) verzorging; zorg; zorgzaamheid; oppassing; (4) lastig; moeilijk; vervelend; onereus; ellendig; [inform.] flikkers; ingewikkeld; netelig; problematisch
面倒見mendoumi het omzien; omkijken naar; zorg; verzorging
養護yougo zorg; verpleging; verzorging
Tijd: 0.5 sec. jiten.nl: 5 treffers, warandict: 41 treffers (zoekopdracht: 'zorg', strategie: exact).
2005-2023